In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, wordt het beroep van eiseres beoordeeld tegen het niet tijdig beslissen door de minister van Asiel en Migratie op haar aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) in het kader van nareis en artikel 8 van het EVRM. Eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. G.J. Dijkman, stelt dat de minister niet binnen de wettelijk vereiste termijn heeft beslist op haar aanvraag. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister de beslistermijn heeft overschreden en dat eiseres rechtsgeldig in gebreke heeft gesteld. Hierdoor is het beroep gegrond verklaard.
De rechtbank wijst het verzoek van de minister om het beroep aan te houden af, omdat dit de prikkel om voortvarend te beslissen zou wegnemen. De rechtbank bepaalt dat de minister binnen acht weken na verzending van de uitspraak een besluit moet nemen. Indien de minister besluit tot nader onderzoek, moet het besluit binnen twintig weken na verzending van de uitspraak bekend worden gemaakt. De rechtbank legt een dwangsom op van € 100,- per dag voor elke dag dat de minister de beslistermijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-.
Daarnaast wordt de minister veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van eiseres, die zijn vastgesteld op € 453,50, en het griffierecht van € 187,-. De uitspraak is openbaar gemaakt op 21 januari 2025 en is gedaan door rechter R.J.A. Schaaf in aanwezigheid van griffier M.M. Mulder.