In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, op 22 januari 2025, wordt het beroep van eiser beoordeeld. Eiser, vertegenwoordigd door mr. G.J. Dijkman, heeft beroep ingesteld tegen de minister van Asiel en Migratie omdat deze niet tijdig heeft beslist op zijn aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) in het kader van nareis en artikel 8 van het EVRM. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister de beslistermijn heeft overschreden en dat eiser de minister rechtsgeldig in gebreke heeft gesteld. Hierdoor is het beroep gegrond verklaard.
De rechtbank heeft de minister een termijn opgelegd om alsnog een besluit te nemen, afhankelijk van de omstandigheden van de zaak. Indien de minister geen herstel verzuim biedt en geen nader onderzoek nodig heeft, moet hij binnen vier weken na verzending van de uitspraak beslissen. Bij herstel verzuim en zonder nader onderzoek is de termijn acht weken, en bij geen herstel verzuim maar wel nader onderzoek zestien weken. Indien er herstel verzuim is en nader onderzoek nodig is, geldt een termijn van twintig weken. De rechtbank heeft ook een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de minister de beslistermijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-.
Daarnaast is de minister veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van eiser, die zijn vastgesteld op € 453,50, en het griffierecht van € 187,-. De uitspraak is openbaar gemaakt en kan worden aangevochten door een hogerberoepschrift in te dienen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na verzending van de uitspraak.