ECLI:NL:RBDHA:2025:15294
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag van Egyptische eiser wegens onvoldoende bewijs en geloofwaardigheid
Deze uitspraak betreft de afwijzing van de asielaanvraag van een Egyptische eiser door de Rechtbank Den Haag. De eiser, die sinds 1993 in Europa verblijft, had op 7 december 2023 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel. De minister van Asiel en Migratie heeft deze aanvraag op 11 februari 2025 afgewezen als kennelijk ongegrond. De rechtbank heeft het beroep van de eiser op 27 mei 2025 behandeld, waarbij zowel de eiser als zijn gemachtigde en de gemachtigde van de minister aanwezig waren.
De rechtbank oordeelt dat de afwijzing van de asielaanvraag in stand kan blijven. De eiser heeft onvoldoende documenten overgelegd ter onderbouwing van zijn asielmotieven, die voornamelijk voortkomen uit zijn activiteiten op sociale media en problemen met de Egyptische autoriteiten. De rechtbank stelt vast dat de eiser geen goede verklaring heeft gegeven voor het ontbreken van het originele vonnis van zijn veroordeling in Egypte, en dat hij niet tijdig asiel heeft aangevraagd, wat afbreuk doet aan de geloofwaardigheid van zijn relaas.
De rechtbank concludeert dat de minister zich op het standpunt kon stellen dat de vrees voor vervolging en/of schending van artikel 3 van het EVRM onvoldoende aannemelijk is gemaakt. De uitspraak van de rechtbank is gedaan door mr. E.E.M. van Abbe en is op 11 juli 2025 openbaar gemaakt. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat de eiser geen gelijk krijgt en terug moet keren naar Egypte.