ECLI:NL:RBDHA:2025:15294

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 juli 2025
Publicatiedatum
18 augustus 2025
Zaaknummer
NL25.7801
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Egyptische eiser wegens onvoldoende bewijs en geloofwaardigheid

Deze uitspraak betreft de afwijzing van de asielaanvraag van een Egyptische eiser door de Rechtbank Den Haag. De eiser, die sinds 1993 in Europa verblijft, had op 7 december 2023 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel. De minister van Asiel en Migratie heeft deze aanvraag op 11 februari 2025 afgewezen als kennelijk ongegrond. De rechtbank heeft het beroep van de eiser op 27 mei 2025 behandeld, waarbij zowel de eiser als zijn gemachtigde en de gemachtigde van de minister aanwezig waren.

De rechtbank oordeelt dat de afwijzing van de asielaanvraag in stand kan blijven. De eiser heeft onvoldoende documenten overgelegd ter onderbouwing van zijn asielmotieven, die voornamelijk voortkomen uit zijn activiteiten op sociale media en problemen met de Egyptische autoriteiten. De rechtbank stelt vast dat de eiser geen goede verklaring heeft gegeven voor het ontbreken van het originele vonnis van zijn veroordeling in Egypte, en dat hij niet tijdig asiel heeft aangevraagd, wat afbreuk doet aan de geloofwaardigheid van zijn relaas.

De rechtbank concludeert dat de minister zich op het standpunt kon stellen dat de vrees voor vervolging en/of schending van artikel 3 van het EVRM onvoldoende aannemelijk is gemaakt. De uitspraak van de rechtbank is gedaan door mr. E.E.M. van Abbe en is op 11 juli 2025 openbaar gemaakt. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat de eiser geen gelijk krijgt en terug moet keren naar Egypte.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.7801
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser], V-nummer: [V-nummer] , eiser (gemachtigde: mr. A.E. Martinez Linnemann),
en

de Minister van Asiel en Migratie, verweerder (gemachtigde: mr. L. Hartog).

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over de afwijzing van de asielaanvraag van eiser als bedoeld in artikel 28 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw). Eiser is het hier niet mee eens. Hij voert daartoe een aantal beroepsgronden aan. Aan de hand van deze beroepsgronden beoordeelt de rechtbank de afwijzing van de asielaanvraag.
2. De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat de afwijzing van de asielaanvraag in stand kan blijven. Hieronder legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Procesverloop

3. Eiser heeft op 7 december 2023 een aanvraag om verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Hij heeft de Egyptische nationaliteit en is geboren op [geboortedatum] 1973. De minister heeft met het bestreden besluit van 11 februari 2025 deze aanvraag in de verlengde asielprocedure afgewezen als kennelijk ongegrond.
4. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
5. De rechtbank heeft het beroep op 27 mei 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van de minister.

Beoordeling door de rechtbank

Het asielrelaas
6. Eiser legt aan zijn asielaanvraag het volgende ten grondslag. Eiser verblijft al sinds 1993 in Europa. Eiser had een reguliere verblijfsvergunning in verband met zijn huwelijk met een Nederlander. Deze vergunning werd in 2005 ingetrokken. In 2004, toen hij op familiebezoek ging naar Egypte, werd hij acht uur lang op het vliegveld vastgehouden en verhoord door de Egyptische autoriteiten. Eiser is tegen de militaire junta en is dit vanaf 2011 gaan uiten op sociale media. In 2014 is eiser in Egypte bij verstek veroordeeld tot vijftien jaar gevangenisstraf vanwege zijn uitingen op sociale media. Dit kreeg hij van zijn broer te horen in 2020. Zijn broer heeft het originele strafvonnis vanuit Egypte naar eiser opgestuurd. In 2021 is de vader van eiser bedreigd, om ervoor te zorgen dat eiser zou stoppen met posten op sociale media. Daarnaast heeft eiser verklaard drie weken voor het nader gehoor via sociale media bedreigd te zijn door een officier van de inlichtingendienst.
7. Eiser heeft in 2014 in België een asielaanvraag gedaan.
Het bestreden besluit
8. Het asielrelaas van eiser bevat volgens de minister de volgende asielmotieven:
1. Identiteit, nationaliteit en herkomst en;
2. Problemen met de Egyptische autoriteiten.
De minister vindt het eerste asielmotief geloofwaardig. De minister vindt het tweede asielmotief niet geloofwaardig.
9. Eiser heeft volgens de minister onvoldoende documenten overgelegd ter onderbouwing van het tweede asielmotief. Aangezien de problemen van eiser voortkomen uit zijn gestelde activiteiten op sociale media, had van eiser verwacht mogen worden dat hij stukken had overgelegd ter onderbouwing van die activiteiten. Ook heeft eiser geen bewijs overgelegd van de bedreiging door een officier van de inlichtingendienst, bijvoorbeeld in de vorm van een screenshot. Bovendien had van eiser verwacht mogen worden dat hij het originele vonnis had overgelegd, in plaats van een kopie.
Verder vindt de minister dat de verklaringen van eiser geen samenhangend en aannemelijk geheel vormen. Eiser heeft namelijk vaag verklaard over de bedreigingen die hij ontving op Facebook. Ook komen de activiteiten die zijn gevonden op de Facebook-pagina van eiser, niet overeen met zijn verklaringen. Verder heeft eiser tegenstrijdig verklaard over de reden van zijn asielaanvraag in België.
Tenslotte stelt de minister zich op het standpunt dat eiser zijn asielaanvraag niet zo spoedig mogelijk heeft ingediend. Één van de redenen van eiser om asiel aan te vragen is dat hij in 2004 werd ondervraagd op het vliegveld in Egypte. Het had daarom in de lijn der verwachting gelegen dat hij bij terugkomst in Nederland, of tenminste na het intrekken van zijn reguliere vergunning in 2005, asiel had aangevraagd. Ook werpt de minister tegen dat eiser niet direct asiel heeft aangevraagd, toen hij hoorde van het vonnis in 2020.
Geloofwaardigheidsbeoordeling
10. Eiser heeft geen beroepsgronden aangevoerd met betrekking tot zijn activiteiten op sociale media, de bedreiging die hij zou hebben ontvangen van de inlichtingendienst en de overige bedreigingen die hij ontving op Facebook. De rechtbank beoordeelt deze onderdelen van het bestreden besluit daarom niet.
Het originele vonnis
11. Eiser voert in de beroepsgronden aan dat hij het originele vonnis is kwijtgeraakt bij zijn overplaatsing naar het COA in [plaats] . Dat hij het originele vonnis niet heeft overgelegd, kan hem dan ook niet worden tegengeworpen.
12. De rechtbank stelt vast dat eiser tijdens het nader gehoor heeft verklaard dat zijn broer het originele vonnis vanuit Egypte met DHL naar hem heeft opgestuurd (p. 8). Hieruit volgt dat eiser in de gelegenheid was om het originele vonnis te overleggen. Eiser is vervolgens meermaals in de gelegenheid gesteld om het originele vonnis ter onderzoek aan te bieden aan Bureau Documenten. Eiser heeft dit nagelaten en heeft hiervoor geen goede verklaring gegeven. In de beroepsgronden voert eiser voor het eerst aan dat het originele vonnis is kwijtgeraakt bij zijn verhuizing. Dit betoog volgt de rechtbank niet. Ter zitting heeft eiser namelijk verklaard dat hij een grote tas met documenten, waaronder het originele vonnis, in [plaats] had weggegooid omdat hij slecht ter been is en het daardoor niet goed kon dragen. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de minister zich daarom op het standpunt mogen stellen dat eiser onvoldoende documenten heeft overgelegd en dat hij daarvoor geen goede verklaring heeft gegeven. De beroepsgrond slaagt niet.

Tegenstrijdige verklaringen over de reden van de asielaanvraag in België

13. Eiser voert verder aan dat de minister in het bestreden besluit ten onrechte aan hem heeft tegengeworpen dat hij tegenstrijdig heeft verklaard over de reden van zijn asielaanvraag in België in 2014. Eiser heeft zich weliswaar vergist door te verklaren dat hij asiel aanvroeg in België in 2014 omdat hij een militair vonnis had gekregen, maar hij heeft zichzelf direct gecorrigeerd. Dat eiser zich heeft versproken mag hem niet worden tegengeworpen.
14. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de minister terecht aan eiser tegengeworpen dat hij tegenstrijdig heeft verklaard over de reden van zijn asielaanvraag in België. Eiser verklaarde tijdens het nader gehoor namelijk eerst dat hij in 2020 pas te horen kreeg dat hij bij verstek veroordeeld was in Egypte (p. 8). Later in het nader gehoor, toen eiser werd gevraagd naar de reden van zijn asielaanvraag in België in 2014, verklaarde hij dat hij niet terug kon naar Egypte omdat hij bang was vanwege een militair vonnis (p. 15). Dit is tegenstrijdig met elkaar. Toen eiser met deze tegenstrijdigheid werd geconfronteerd, verklaarde hij dat hij meende dat hij opgepakt zou worden op het vliegveld en dat hij in 2014 niet wist van het vonnis (p. 15). De rechtbank volgt het betoog van eiser, dat hij de gestelde verspreking meteen heeft gecorrigeerd, niet. Eiser is tijdens het nader gehoor gewezen op deze tegenstrijdigheid. Eiser heeft daarop alleen zijn verklaring aangepast, zonder een verklaring te geven voor de gestelde verspreking. De beroepsgrond slaagt niet.

Te late asielaanvraag

15. Ook voert eiser aan dat de minister ten onrechte aan hem heeft tegengeworpen dat hij pas in 2022 asiel heeft aangevraagd in Nederland. Eiser had namelijk een reguliere verblijfsvergunning in Nederland tot 2005, waardoor het incident in Egypte in 2004 voor hem geen aanleiding gaf om asiel aan te vragen. Vanaf 2014 had eiser verschillende asielprocedures lopen in het buitenland. Dat in 2022 pas zijn asielaanvraag in Nederland in behandeling is genomen, kan hem niet worden tegengeworpen.
16. De rechtbank volgt het betoog van eiser voor zover dat gaat over de periode tussen 2004 en 2011. De rechtbank is van oordeel dat het incident in Egypte in 2004 voor eiser geen aanleiding hoefde te geven om asiel aan te vragen, aangezien eiser op dat moment nog een reguliere verblijfsvergunning had in Nederland. Echter, eiser heeft verklaard dat zijn problemen met de Egyptische autoriteiten naar aanleiding van zijn activiteiten op sociale media, begonnen in 2011. Zelfs als ervan uitgegaan wordt dat eiser vanaf 2014 verschillende asielaanvragen had lopen in het buitenland, valt niet in te zien waarom eiser geen asiel heeft aangevraagd tussen 2011 en 2014. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de minister zich op het standpunt mogen stellen dat het feit dat eiser zijn asielaanvraag niet zo spoedig mogelijk heeft ingediend, afbreuk doet aan de geloofwaardigheid van zijn asielrelaas. De minister heeft daarbij mogen betrekken dat eiser geen goede verklaring heeft gegeven voor de late asielaanvraag. De beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie ten aanzien van geloofwaardigheid en artikel 3 van het EVRM

17. De rechtbank concludeert gezien het voorgaande dat de minister zich op het standpunt kon stellen dat het tweede asielmotief niet geloofwaardig is. Daardoor heeft de minister zich ook terecht op het standpunt gesteld dat eiser de vrees voor vervolging en/of schending van artikel 3 van het EVRM onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt. Ook die beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

18. De minister heeft de aanvraag terecht afgewezen als kennelijk ongegrond.
Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt en dat hij moet terugkeren naar Egypte. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.E.M. van Abbe, rechter, in aanwezigheid van mr. I.S. Bunnik, griffier.
Uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
11 juli 2025

Documentcode: [Documentcode]

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.