ECLI:NL:RBDHA:2025:15303

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 augustus 2025
Publicatiedatum
18 augustus 2025
Zaaknummer
09/090744-25; 09/119084-25
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kale afstraffing veelpleger; rechtbank niet overtuigd van motivatie voor behandeling na recente ISD

Op 18 augustus 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren in 1982, die op dat moment gedetineerd was. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 14 maanden voor meerdere diefstallen en witwassen. De zaak betreft onder andere diefstal uit een woning, het witwassen van een paspoort en diefstallen uit scholen en een kinderboerderij. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan deze feiten, ondanks zijn wisselende verklaringen over de herkomst van de gestolen goederen. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie tot bewezenverklaring van de tenlastegelegde feiten gevolgd en de verdachte niet geloofwaardig geacht in zijn verdediging. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met het strafblad van de verdachte, dat aantoont dat hij eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld, en met de aanbevelingen van de reclassering. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte geen blijk heeft gegeven van respect voor de eigendommen van anderen en dat zijn handelen heeft geleid tot gevoelens van angst en onveiligheid in de maatschappij. De rechtbank heeft de vorderingen van de benadeelde partijen toegewezen en een schadevergoedingsmaatregel opgelegd.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummers: 09/090744-25 en 09/119084-25 (ttz. gev.)
Datum uitspraak: 18 augustus 2025
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1982 te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ),
op dit moment gedetineerd in de penitentiaire inrichting [plaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzitting van 4 augustus 2025.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. R.S.J. Hoogstraten, van wat door de verdachte en zijn raadsvrouw mr. F. van den Berg naar voren is gebracht en van wat door of namens de benadeelde partijen [naam 1] en [naam 2] is toegelicht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat wat is vermeld in de dagvaardingen met parketnummers 09/090744-25 (hierna: dagvaarding I) en 09/119084-25 (hierna: dagvaarding II). De tekst van de tenlasteleggingen zijn als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.De bewijsbeslissing

3.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de in dagvaarding I onder 1 primair, 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde feiten en het in dagvaarding II ten laste gelegde feit.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft namens de verdachte vrijspraak van het bij dagvaarding I onder 1 primair tenlastegelegde bepleit en heeft zich met betrekking tot het bij dagvaarding I onder 1 subsidiair, 2, 3, 4 en 5 en bij dagvaarding II tenlastegelegde gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3.
Gebruikte bewijsmiddelen
De rechtbank heeft in de bijlage opgenomen de wettige bewijsmiddelen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden.
3.4.
Bewijsoverwegingen over de diefstal aan de [adres] te Den Haag en witwassen van een paspoort
Diefstal [adres] te Den Haag
De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van de bij dagvaarding I onder 1 primair was ten laste gelegde diefstal aan de [adres] te Den Haag op het standpunt gesteld dat het door een getuige opgegeven signalement van de persoon die zich in de woning aan de [adres] bevond, onvoldoende specifiek is. Dat er goederen uit de woning aan de [adres] bij de verdachte zijn aangetroffen, is volgens de raadsvrouw onvoldoende om vast te stellen dat de verdachte betrokkenheid bij de diefstal daarvan heeft gehad.
De rechtbank overweegt als volgt. In de kamer waar de verdachte verbleef, zijn een ring en AirPods gevonden, die toebehoren aan aangever en zijn vrouw, en die allebei zijn weggenomen uit de [adres] te Den Haag. De verdachte heeft bekend dat hij deze goederen onder zich had, maar ontkent dat hij deze heeft gestolen. De verdachte heeft wisselend verklaard over hoe hij de goederen in zijn bezit heeft gekregen. Bij zijn politieverhoor heeft hij verklaard dat hij beide goederen in de tram heeft gevonden. De verdachte weet echter geen nadere details te noemen over wanneer hij de ring en de AirPods zou hebben gevonden en in welke tram dat is geweest. Ten aanzien van de AirPods heeft de verdachte op de terechtzitting ongeveer hetzelfde gezegd. Over de ring heeft hij op de terechtzitting verklaard dat hij die heeft gevonden in het huis waarin hij verbleef en dat hij die ring vervolgens heeft meegenomen naar zijn kamer. Nu de verdachte wisselend en inconsequent heeft verklaard over de goederen uit de woning aan de [adres] , schuift de rechtbank – ook gelet op wat zich verder in het dossier bevindt – zijn verklaring dat hij de goederen slechts heeft gevonden als ongeloofwaardig terzijde.
De rechtbank acht daarbij van belang dat het signalement van de verdachte past in het door de getuige opgegeven signalement van de persoon die volgens die getuige op 19 maart 2025 de woning aan de [adres] is binnengeslopen. Daarbij heeft de verdachte
tweevan de gestolen goederen voor handen gehad zonder dat hij daar een geloofwaardige verklaring voor heeft gegeven. Dat hij zowel de AirPods als de ring zou hebben gevonden, is weinig aannemelijk; de kans dat iemand deze tegelijkertijd heeft verloren, is bijzonder klein. Verder heeft de verdachte op de terechtzitting verklaard dat hij in het verleden in andere woningen is binnengeslopen en goederen heeft meegenomen. Deze feiten en omstandigheden – in samenhang bezien – maken dat de rechtbank van oordeel is dat er voldoende bewijs is dat de verdachte de persoon is geweest die op 19 maart 2025 in de woning van aangever is geweest en de ring en de AirPods heeft gestolen. Gelet hierop, acht de rechtbank de bij dagvaarding I, onder 1 primair ten laste gelegde diefstal uit de woning aan de [adres] wettig en overtuigend bewezen.
Witwassen paspoort [naam 3]
Aan de verdachte is onder dagvaarding I onder feit 2 ten laste gelegd het witwassen van het paspoort van [naam 3] als bedoeld in artikel 420bis lid 1 aanhef en onder b van het Wetboek van Strafrecht. Voor witwassen is onder meer vereist dat de verdachte de feitelijke zeggenschap had over het paspoort en dat hij wist dat het paspoort uit enig misdrijf afkomstig was. De rechtbank overweegt hierover het volgende.
Het paspoort was op naam gesteld van [naam 3] , die in zijn aangifte heeft verklaard dat zijn paspoort op 23 januari 2025 is gestolen. Het paspoort is op 23 maart 2025 aangetroffen tussen andere goederen van de verdachte in de kamer waar alleen hij sliep. Hij had dus feitelijke zeggenschap over dat paspoort. Dat de verdachte het paspoort rechtmatig in zijn bezit had, bijvoorbeeld omdat hij het paspoort als vinder onder zich had en het aan de autoriteiten had willen afgeven, is niet gebleken. De verdachte heeft dit ook niet verklaard. Juist bij een paspoort, een document dat in het bezit hoort te zijn van degene op wiens naam dat paspoort staat, had de verdachte ervan uit moeten gaan dat als het niet rechtmatig in zijn bezit was gekomen, het paspoort was verkregen uit misdrijf. Bij de verdachte was naar het oordeel van de rechtbank dan ook voorwaardelijk opzet en daarmee heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan het witwassen door het paspoort van [naam 3] voorhanden te hebben terwijl hij wist dat het paspoort van enig misdrijf afkomstig is.
3.5.
De bewezenverklaring
De rechtbank is met betrekking tot de in dagvaarding I onder 1 primair, 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde feiten en het in dagvaarding II ten laste gelegde feit van oordeel dat deze feiten wettig en overtuigend zijn bewezen.
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
Dagvaarding II
1.
hij
op 19 maart 2025te 's-Gravenhage, in een woning, [adres] , alwaar verdachte zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond, een ring en airpods, die aan [naam 1] en/of zijn vrouw toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
2.
hij
op 22 maart 2025, te ’s-Gravenhage een paspoort (ten name van [naam 3] ),
- voorhanden heeft gehad, terwijl hij, verdachte, wist dat dat voorwerp - onmiddellijk of
middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf;
3.
hij op 28 januari 2025 te ’s-Gravenhage een laptop, laptoptas, een usb-splitter, vijf usb-sticks en telefoon (merk Samsung), die geheel of ten dele aan Hofstad Lyceum en/of [naam 4] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
4.
hij op 18 maart 2025 te ’s-Gravenhage een laptop en een portemonnee met inhoud,
die geheel of ten dele aan [naam 5] en/of de Nutsschool Woonstede toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
5.
hij op 17 mei 2025 te Leidschendam-Voorburg meerdere accu's en opladers, die aan kinderboerderij Stadstuin Rusthout toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
Dagvaarding II
hij op 16 april 2025 te ’s-Gravenhage opzettelijk en wederrechtelijk een scooter, die aan [naam 2] , in elk geval aan een ander, toebehoorde heeft beschadigd.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd en gecursiveerd weergegeven, zonder dat de verdachte daardoor in de verdediging is geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die haar strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 14 maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft de rechtbank verzocht de eis van de officier van justitie te matigen en aan de verdachte een deels voorwaardelijke straf op te leggen met daaraan verbonden de door de reclassering geadviseerde voorwaarden.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken.
De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van het feit
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan diefstal uit een woning via insluiping, het witwassen van een paspoort, twee diefstallen uit scholen, diefstal bij een kinderboerderij en het opzettelijk beschadigen van een scooter. De verdachte heeft met zijn handelen geen blijk gegeven van respect voor de eigendommen van anderen. Bovendien heeft de verdachte door bij een woning in te sluipen een forse inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van de bewoners van die woning. Het handelen van de verdachte veroorzaakt schade en gevoelens van angst en onveiligheid, zowel bij de aangevers als binnen de maatschappij.
Strafblad
De rechtbank heeft kennis genomen van het strafblad van de verdachte van 30 juni 2025. In het nadeel van de verdachte weegt de rechtbank mee dat de verdachte veelvuldig voor soortgelijke feiten is veroordeeld. De rechtbank constateert dat aan de verdachte in 2022 een ISD-maatregel is opgelegd en dat aan hem een aantal deels voorwaardelijke gevangenisstraffen met bijzondere voorwaarden zijn opgelegd. Deze ISD-maatregel en die bijzondere voorwaarden bij een voorwaardelijk strafdeel hebben de verdachte er blijkbaar niet van weerhouden om zich opnieuw schuldig te maken aan het plegen van meerdere strafbare feiten in relatief korte tijd.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft kennis genomen van een reclasseringsadvies over de verdachte van 2 juli 2025, waaruit blijkt dat sprake is van middelen- en psychosociale problematiek en van een hoog recidiverisico. De reclassering adviseert bij veroordeling van de verdachte hem een deels voorwaardelijke gevangenisstraf met bijzondere voorwaarden op te leggen aangezien de verdachte heeft aangegeven open te staan voor hulpverlening gericht op gedragsverandering en beperking van het recidiverisico. De reclassering adviseert om als bijzondere voorwaarden op te leggen: een meldplicht, ambulante behandeling, begeleid wonen of maatschappelijke opvang, dagbesteding, meewerken aan schuldhulpverlening en meewerken aan middelencontrole.
Anders dan de reclassering in het rapport vermeldt, heeft de verdachte op de terechtzitting aangegeven dat de enige hulp die hij nodig heeft en wil accepteren, is dat er een huis voor hem wordt geregeld. Als hij een eigen woning heeft, wil hij zelf zijn verantwoordelijkheid nemen, het liefst zonder bemoeienis van de reclassering. De verdachte toont zich ook niet gemotiveerd om mee te werken aan begeleid wonen. Van enige motivatie om mee te werken aan de andere voorwaarden is de rechtbank ook niet gebleken.
Die houding sluit aan bij de niet meewerkende houding van de verdachte bij eerdere trajecten vanuit de reclassering en gedurende de tenuitvoerlegging van de aan hem opgelegde ISD-maatregel.
Gelet hierop ziet de rechtbank geen aanleiding voor een (deels) voorwaardelijke gevangenisstraf met daaraan verbonden de bijzondere voorwaarden die door de reclassering zijn geadviseerd, en is zij van oordeel dat niet kan worden volstaan met een lichtere of andere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming van na te melden duur met zich brengt.

7.De vordering van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

De volgende personen hebben zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en hebben schadevergoedingen gevorderd:
  • [naam 1] (diefstal [adres] )
  • [naam 5] (diefstal Nutsschool)
  • [naam 2] (beschadiging scooter)
De rechtbank heeft de vorderingen van de benadeelde partijen en de standpunten van de procespartijen hieronder per benadeelde partij in een tabel verwerkt.
De rechtbank zal de bedragen in de kolom “toe te wijzen” toewijzen.
Ter algemene motivering het volgende. Gelet op wat de rechtbank hiervoor heeft overwogen staat vast dat de verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de voornoemde benadeelde partijen. Zij hebben daarom recht op vergoeding van hun schade.
De bedragen hierna in de kolom “niet-ontvankelijk” zal de rechtbank in deze procedure niet toewijzen, omdat onvoldoende is onderbouwd dat die bedragen het rechtstreekse gevolg zijn van de bewezenverklaarde feiten, dan wel is de hoogte van de opgegeven schadeposten onvoldoende aannemelijk gemaakt. In het laatste geval geldt bovendien dat het nader vast stellen van de schade een onevenredige belasting van het strafgeding zou opleveren. De benadeelde partijen kunnen dit deel van hun vordering bij de burgerlijke rechter aanhangig maken.
Meer specifiek wordt (voor zowel de toegewezen bedragen als de posten die niet-ontvankelijk zijn) verwezen naar de motivering per schadepost in de tabellen.
Ten aanzien van alle toegekende schadebedragen zal de schadevergoedingsmaatregel worden opgelegd.
omschrijving
eis
onderbouwing eiser
standpunt officier van justitie
standpunt verdediging
toe te wijzen
niet-ontvankelijk
motivering rechtbank
[naam 1] (diefstal [adres] )
Vordering is voldoende onderbouwd
Primair vrijspraak bepleit, subsidiair matigen van de kosten
Trouwring
€ 6.238,00
Offerte op basis van omschrijving en referentiefoto ring (kosten voor het vervaardigen van een soortgelijk nieuw
exemplaar)
Toewijzen
€ 0,00
€ 6.238,00
De onderbouwing betreft de kosten voor het vervaardigen van een soortgelijke ring; de rechtbank kan op basis van deze gegevens niet vaststellen wat de dagwaarde van de gestolen ring is (geweest).
Ring
€ 1.100,00
Vervangingswaarde, expertiserapport, rapporteur verklaart bekend te zijn met de ring o.b.v. eerdere reparatie
Toewijzen
€ 0,00
€ 1.100,00
Idem.
Ring Neeltje Huddleston Slater/ galerie Guthschmidt
€ 2.145,00
Verklaring verkoper: aanschafwaarde was destijds € 1435, dagwaarde nu € 2145
Toewijzen
€ 1.435,00
€ 710,00
De aanschafwaarde wordt toegewezen; dat de dagwaarde zo veel hoger zou zijn, is onvoldoende onderbouwd.
Schaderapport
€ 50,00
Factuur Rocks and Clocks
Toewijzen
€ 50,00
€ 0,00
Manchetknopen
€ 330,00
Prijs volgens website Montblanc
Toewijzen
Onvoldoende onderbouwd
€ 0,00
€ 330,00
Dit item is niet vermeld in de aangifte door eiser.
Totaal vordering [naam 1]
€ 9.863,00
€ 1.485,00
€ 8.378,00
Omschrijving
eis
onderbouwing eiser
standpunt OvJ
standpunt verdediging
toe te wijzen
niet-ontvankelijk
motivering rechtbank
[naam 5] (diefstal Nutsschool)
Laptop HP Elitebook 840 GB
€ 999,00
-
Niet-ontvankelijk
Niet-ontvankelijk
€ 325,00
€ 674,00
De rechtbank schat de dagwaarde op dit bedrag, gebaseerd op de prijs van gelijkwaardige computers.
Aanvraag 2 nieuwe bankpassen ING
€ 9,00
Rekeningafschrift
€ 9,00
€ 0,00
Aanvraag nieuw kentekenbewijs
€ 39,80
Mail RDW
€ 39,80
€ 0,00
Aanvraag nieuw rijbewijs
€ 91,75
Rekeningafschrift
€ 91,75
€ 0,00
Aanvraag nieuwe ov-chipkaart
€ 11,00
Rekeningafschrift
€ 11,00
€ 0,00
Kosten nieuwe pasfoto's voor rijbewijs
€ 15,00
-
€ 15,00
€ 0,00
Twee cadeaubonnen van de Douglas
€ 80,00
-
€ 80,00
Dit item is niet vermeld in de aangifte door eiser.
Contact geld
€ 55,00
-
€ 55,00
idem
Portemonnee
€ 35,00
-
€ 35,00
€ 0,00
Hoewel niet onderbouwd, vindt de rechtbank dit een aannemelijk bedrag.
Verlies van inkomsten (2 dagen niet kunnen werken als zzp'er)
€ 1.148,00
-
Niet-ontvankelijk
Niet-ontvankelijk
€ 1.148,00
Het verband tussen de schade en het bewezenverklaarde feit acht de rechtbank onvoldoende onderbouwd.
Totaal vordering [naam 5]
€ 2.483,55
€ 526,55
€ 1.957,00
Omschrijving
eis
onderbouwing eiser
standpunt officier van justitie
standpunt verdediging
toe te wijzen
niet-ontvankelijk
motivering rechtbank
[naam 2] (beschadiging scooter)
€ 1.940,00
Offerte reparatiekosten
Toewijzen € 500,00 o.b.v. schattings-
bevoegdheid
Niet-ontvankelijk,
onvoldoende onderbouwd
€ 500,00
€ 1.440,00
Het dossier vermeldt alleen schade aan de linkerkant van de scooter; de offerte betreft ook andere herstelwerkzaamheden; de rechtbank maakt een schatting van de kosten voor reparatie van de schade aan de linkerkant.

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen:
- 36f, 310, 311, 350 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

9.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de in dagvaarding I onder 1 primair, 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde feiten en het in dagvaarding II ten laste gelegde feit heeft begaan, zoals hierboven onder 3.5 bewezen is verklaard;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
ten aanzien van dagvaarding I, feit 1:
diefstal in een woning, door iemand die zich aldaar buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevindt;
ten aanzien van dagvaarding I, feit 2:
witwassen;
ten aanzien van dagvaarding I, feit 3:
diefstal;
ten aanzien van dagvaarding I, feit 4:
diefstal;
ten aanzien van dagvaarding I, feit 5:
diefstal;
ten aanzien van dagvaarding II:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel aan een ander toebehoort beschadigen;
verklaart de verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van
14 (VEERTIEN) MAANDEN;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, te weten
113 (HONDERDDERTIEN) DAGEN, bij de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
de vordering van de benadeelde partijen
veroordeelt de verdachte om de hieronder te noemen bedragen te betalen:
- aan [naam 1] (diefstal [adres] ) € 1.485,00
te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 19 maart 2025 tot de dag waarop deze vordering is betaald;
- aan [naam 5] (diefstal Nutsschool) € 526,55
te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 18 maart 2025 tot de dag waarop deze vordering is betaald;
- aan [naam 2] (beschadiging scooter) € 500,00
te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 16 april 2025 tot de dag waarop deze vordering is betaald;
bepaalt dat de benadeelde partijen voor het overige niet-ontvankelijk zijn in de vordering tot schadevergoeding en dat zij dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kunnen aanbrengen;
veroordeelt de verdachte tevens tot betaling aan elk van de benadeelde partijen van de proceskosten, in elk van de gevallen begroot op nihil, en de kosten die ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog gemaakt moeten worden;
de schadevergoedingsmaatregel
legt aan de verdachte op de verplichting om aan de Staat de volgende bedragen te betalen, en bepaalt dat als het verschuldigde bedrag niet volledig wordt betaald of kan worden verhaald, gijzeling kan worden toegepast voor het hierna te noemen aantal dagen:
- ten behoeve van [naam 1] (diefstal [adres] ) € 1.485,00
(te vervangen door 24 dagen gijzeling);
- ten behoeve van [naam 5] (diefstal Nutsschool) € 526,55
(te vervangen door 10 dagen gijzeling);
- ten behoeve van [naam 2] (beschadiging scooter) € 500,00
(te vervangen door 10 dagen gijzeling);
toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op;
bepaalt dat gehele of gedeeltelijke betaling van het verschuldigde bedrag aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, en dat gehele of gedeeltelijke betaling van het verschuldigde bedrag aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. G. Kuijper, voorzitter,
mr. drs. H.M. Braam, rechter,
mr. E.R.F. van Engelen, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. A. Copier, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 18 augustus 2025.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Dagvaarding I
1.
hij in of omstreeks de periode van 17 maart 2025 tot en met 22 maart 2025 te 's-Gravenhage, in een woning en/of op een besloten erf waarop een woning stond, [adres] , alwaar verdachte zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond, munten, een of meerdere sierraden (waaronder een ring) en/of airpods, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [naam 1] (en/of zijn vrouw), in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of of omstreeks de periode van 17 maart 2025 tot en met 22 maart 2025 te ’s-Gravenhage opzettelijk munten, een of meerdere sierraden (waaronder een ring) en/of
airpods, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam 1] (en/of zijn vrouw), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en welk goed verdachte anders dan door misdrijf onder zich had, te weten als vinder, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend
2.
hij in of omstreeks de periode van 27 januari 2025 tot en met 22 maart 2025, te ’s-Gravenhage (van) een paspoort (ten name van [naam 3] ), althans een of meer
voorwerpen
Sub b
- heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen, heeft omgezet, en/of
- gebruik heeft gemaakt
terwijl hij, verdachte, wist dat dat/die voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf
3.
hij op of omstreeks 28 januari 2025 te ’s-Gravenhage een laptop, laptoptas, een usb-splitter, vijf usb-sticks en/of telefoon (merk Samsung), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan Hofstad Lyceum en/of [naam 4] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft
weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
4.
hij op of omstreeks 18 maart 2025 te ’s-Gravenhage een laptop en/of een portemonnee met inhoud, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [naam 5] en/of de Nutsschool Woonstede, in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
5.
hij op of omstreeks 17 mei 2025 te Leidschendam-Voorburg meerdere accu's en/of opladers, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan kinderboerderij Stadstuin Rusthout, in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.

Dagvaarding II

hij op of omstreeks 16 april 2025 te ’s-Gravenhage opzettelijk en wederrechtelijk een scooter, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [naam 2] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt.