In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 6 augustus 2025 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure. De eiser, wonende in de nabijheid van een woning in Delft, had beroep ingesteld tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Delft, dat een omgevingsvergunning had verleend voor de verbouwing van een woning tot drie appartementen. Eiser had eerder bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar zijn bezwaar werd niet-ontvankelijk verklaard omdat hij niet als belanghebbende werd aangemerkt. De rechtbank oordeelde dat eiser op een afstand van meer dan 150 meter van de woning woont en geen zicht heeft op de woning, waardoor hij niet kan worden beschouwd als belanghebbende. Eiser had ook beroep ingesteld tegen een later besluit van het college, maar de rechtbank oordeelde dat dit beroep eveneens niet-ontvankelijk was, omdat er geen nieuwe elementen waren die in zijn nadeel waren gewijzigd ten opzichte van eerdere besluiten. De rechtbank heeft de zaak niet inhoudelijk beoordeeld en heeft de kosten voor eiser niet vergoed. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn gewezen op de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan.