ECLI:NL:RBDHA:2025:15387

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 augustus 2025
Publicatiedatum
19 augustus 2025
Zaaknummer
C/09/687285 / KG ZA 25-608
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot nakoming zorgregeling tussen ouders in kort geding

In deze zaak, die op 7 augustus 2025 door de Rechtbank Den Haag is behandeld, hebben beide ouders, de vader en de moeder, een kort geding aangespannen met betrekking tot de nakoming van een zorgregeling voor hun minderjarige kind. De ouders zijn van elkaar gescheiden en hebben een zorgregeling afgesproken, maar er zijn problemen ontstaan in de uitvoering hiervan. De vader vordert dat de moeder de zorgregeling, zoals vastgesteld in een eerdere beschikking van 17 februari 2025, nakomt. Hij stelt dat hij zijn kind al geruime tijd niet heeft gezien omdat de moeder dit weigert. De moeder daarentegen stelt dat de vader zelf ook niet aan de zorgregeling voldoet en dat zij niet in de weg staat van contact tussen de vader en het kind.

Tijdens de mondelinge behandeling op 24 juli 2025 is gebleken dat de vader geen vaste woon- of verblijfplaats heeft en onregelmatige werktijden heeft, wat het moeilijk maakt om de zorgregeling na te komen. De ouders hebben tijdens de zitting een voorlopige wijziging van de zorgregeling overeengekomen, waarbij er elke week omgang tussen de vader en het kind zal zijn op woensdag en zaterdag. De voorzieningenrechter heeft deze regeling als voorlopig vastgesteld en een dwangsom opgelegd aan beide ouders voor het geval zij hun medewerking aan de zorgregeling weigeren. De voorzieningenrechter heeft benadrukt dat het in het belang van het kind is dat er voorspelbaarheid en regelmaat is in de omgang met beide ouders.

De voorzieningenrechter heeft de vorderingen van beide ouders gezamenlijk behandeld en besloten dat de zorgregeling in beginsel doorloopt tijdens schoolvakanties, tenzij de moeder op vakantie gaat. In dat geval moet zij dit een maand van tevoren melden aan de vader. De dwangsom is gematigd tot € 25,- per keer dat een van de ouders in gebreke blijft, met een maximum van € 250,- per keer. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het meer of anders gevorderde is afgewezen.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Team handel - voorzieningenrechter
zaak- / rolnummer: C/09/687285 / KG ZA 25-608
Vonnis in kort geding van 7 augustus 2025
in de zaak van
[de vader]in [woonplaats] ,
eiser in conventie,
gedaagde in reconventie,
advocaat mr. M.S. Polat in Rijswijk,
tegen:
[de moeder]in [woonplaats] ,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. E. El-Sharkawi in Den Haag.
Partijen worden hierna respectievelijk ‘de vader’ en ‘de moeder’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties;
- de conclusie van antwoord, met eis in reconventie en producties.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 24 juli 2025, waarbij zijn verschenen: de vader met zijn advocaat en J.A. Matti als tolk, en de moeder met
mr. A. Ramsaroep als waarnemend advocaat en H. Lotfi als tolk. Tijdens de zitting is vonnis bepaald op vandaag.

2.De feiten in conventie en in reconventie

Op grond van de stukken en dat wat op de zitting is besproken wordt in dit geding van het volgende uitgegaan.
2.1.
De vader en de moeder zijn gehuwd geweest van [dag 1] 2016 tot [dag 2] 2025. Zij zijn de ouders van de nu nog minderjarige [minderjarige] , geboren op [geboortedag] 2018 in [geboorteplaats] , [geboorteland] .
2.2.
Bij beschikking van 17 februari 2025 van deze rechtbank is – voor zover hier van belang – de echtscheiding tussen de ouders uitgesproken en bepaald dat [minderjarige] :
- haar hoofdverblijf zal hebben bij de moeder;
- bij de vader zal zijn twee maal in de week, door de vader en de moeder in onderling overleg nader te bepalen.

3.Het geschil

in conventie
3.1.
De vader vordert – zakelijk weergegeven – de moeder te veroordelen om de zorgregeling zoals vastgelegd in de beschikking van 17 februari 2025 van deze rechtbank na te komen, op straffe van een door de moeder te verbeuren dwangsom van € 500,- voor iedere dag dat de moeder hiervan in gebreke blijft, met een maximum van € 5.000,-, voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
3.2.
Daartoe voert de vader – samengevat – het volgende aan. De zorgregeling zoals door de rechtbank vastgesteld wordt in de praktijk niet nagekomen en verloopt zeer moeizaam. De vader heeft [minderjarige] al geruime tijd niet gezien, omdat de moeder dit weigert. Hij heeft via een vriend en via zijn advocaat geprobeerd om afspraken met de moeder te maken om [minderjarige] weer te zien, maar daar heeft de moeder niet op gereageerd. De vader wil dat de moeder de zorgregeling nakomt.
3.3.
De moeder voert verweer, dat hierna, voor zover nodig, zal worden besproken.
in reconventie
3.4.
De moeder vordert – zakelijk weergegeven – de vader te veroordelen om de zorgregeling zoals vastgelegd in de beschikking van 17 februari 2025 van deze rechtbank na te komen, op straffe van een door de vader te verbeuren dwangsom van € 250,- per geval dat de vader hiervan in gebreke blijft, voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad
3.5.
Daartoe voert de moeder – samengevat – het volgende aan. Het klopt dat [minderjarige] de vader al langere tijd niet heeft gezien, maar dat is aan hem te wijten. Het is de vader die de zorgregeling niet nakomt, waardoor de moeder steeds met een verdrietige [minderjarige] thuis zit. De vader heeft na de beschikking waarin de zorgregeling is vastgesteld geen contact met de moeder opgenomen om [minderjarige] te zien, totdat de moeder een procedure over kinderalimentatie startte. De moeder staat contact tussen de vader en [minderjarige] niet in de weg, maar in het belang van [minderjarige] moet dit contact wel regelmatig zijn en worden nagekomen.
3.6.
De vader voert verweer, dat hierna, voor zover nodig, zal worden besproken.

4.De beoordeling van het geschil

Aangezien de vorderingen van de ouders nauw met elkaar samenhangen worden ze hierna gezamenlijk besproken.
in conventie en in reconventie
Spoedeisendheid
4.1.
Deze zaak heeft een spoedeisend karakter nu er op dit moment al langere tijd, ondanks de vastgestelde zorgregeling, geen contact is tussen [minderjarige] en de vader. De voorzieningenrechter zal de vorderingen van de vader en de moeder, die strekken tot nakoming van de zorgregeling, dan ook inhoudelijk behandelen.
Zorgregeling
4.2.
Uit de stukken en op de zitting is de voorzieningenrechter het volgende gebleken. De vader heeft geen vaste woon- of verblijfplaats, waardoor hij niet altijd in Den Haag is en daardoor niet altijd de zorgregeling kan nakomen. Daarbij komt dat hij in een restaurant werkt en onregelmatige werktijden heeft. De moeder wil graag dat er vaste momenten voor de omgang tussen [minderjarige] en de vader worden vastgesteld en dat de vader dit daadwerkelijk nakomt. Zij wil garantie op nakoming, zodat [minderjarige] niet steeds wordt teleurgesteld. Op de zitting heeft de voorzieningenrechter ook benadrukt dat voor [minderjarige] voorspelbaarheid en regelmaat van belang zijn. Hoewel de voorzieningenrechter begrip heeft voor de situatie van de vader en voor zijn wens voor meer flexibiliteit, is de communicatie tussen de ouders daarvoor op dit moment onvoldoende.
4.3.
Op de zitting zijn de ouders een wijziging van de zorgregeling overeengekomen, waarbij er elke week omgang tussen [minderjarige] en de vader is op woensdag uit school (of 15.00 uur als er geen school is) tot 18.30 uur en op zaterdag van 09.00 uur tot 12.00 uur. De voorzieningenrechter zal dit, in het belang van [minderjarige] , als voorlopige zorgregeling vaststellen.
4.4.
De moeder heeft op de zitting aangegeven dat zij wil dat de overeengekomen zorgregeling, met uitzondering van de zomervakantie, niet doorloopt in de schoolvakanties. De voorzieningenrechter zal bepalen dat als de moeder met [minderjarige] op vakantie gaat, zij dit een maand van te voren moet melden aan de vader. Ook zal de voorzieningenrechter bepalen dat als de vader geen onderdak meer heeft, althans geen onderdak meer in de buurt van Den Haag, hij de optie heeft om de zorgregeling te beperken tot alleen de woensdagmiddagen. In dat geval zal de beperkte regeling ingaan twee weken nadat de vader hiervan melding heeft gedaan bij de moeder.
Dwangsom
4.5.
De voorzieningenrechter vindt in dit geval oplegging van een dwangsom, als stimulans tot nakoming van de te geven beslissing, aangewezen voor beide ouders. Het is duidelijk geworden dat de omgang tot nu toe niet goed van de grond komt doch het is niet gebleken dat dit uitsluitend aan één van de beide ouders te wijten is.
4.6.
De voorzieningenrechter ziet aanleiding om de over en weer gevorderde dwangsom te matigen tot € 25,- voor iedere dag of dagdeel dat de vader en/of de moeder daartoe in gebreke blijft. De dwangsom zal worden gemaximeerd tot een bedrag van € 250,- per keer dat de vader of de moeder zijn respectievelijk haar medewerking aan de zorgregeling weigert.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter:
in conventie en in reconventie
5.1.
stelt als voorlopige zorgregeling vast dat de minderjarige [minderjarige] , geboren op [geboortedag] 2018 in [geboorteplaats] , [geboorteland] , bij de vader is:
- iedere woensdag uit school (of 15.00 uur als er geen school is) tot 18.30 uur;
- iedere zaterdag van 09.00 uur tot 12.00 uur;
en bepaalt hierbij dat:
- deze reguliere zorgregeling in beginsel doorloopt tijdens de schoolvakanties;
- de reguliere zorgregeling tijdens schoolvakanties niet doorloopt als de moeder met [minderjarige] op vakantie gaat. Zij zal dit dan een maand van te voren moeten melden aan de vader;
- als de vader geen onderdak meer heeft, althans geen onderdak meer in de buurt van Den Haag, de vader de optie heeft om de zorgregeling te beperken tot alleen de woensdagmiddagen. In dat geval zal de beperkte regeling ingaan twee weken nadat de vader hiervan melding heeft gedaan bij de moeder;
5.2.
veroordeelt de moeder om aan de vader een dwangsom te betalen van € 25,- voor iedere keer dat zij haar medewerking aan bovengenoemde zorgregeling weigert, tot een maximum van € 250,- is bereikt;
5.3.
veroordeelt de vader om aan de moeder een dwangsom te betalen van € 25,- voor iedere keer dat hij zijn medewerking aan bovengenoemde zorgregeling weigert, tot een maximum van € 250,- is bereikt;
5.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.5.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.C. Olland en in het openbaar uitgesproken op
7 augustus 2025.
PMA