ECLI:NL:RBDHA:2025:15457
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening inzake huisvestingsvergunning in Zoetermeer
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 7 juli 2025 uitspraak gedaan op het verzoek om een voorlopige voorziening van de verzoeker, die een huisvestingsvergunning voor een woning in Zoetermeer aanvroeg. De aanvraag was op 1 april 2025 door het college van burgemeester en wethouders van Zoetermeer buiten behandeling gesteld, omdat de verzoeker niet de gevraagde informatie had aangeleverd. De verzoeker stelde dat hij de vergunning nodig had om het huurcontract van zijn overleden moeder over te nemen, maar de voorzieningenrechter oordeelde dat er geen spoedeisend belang was en dat het besluit van de verweerder niet evident onrechtmatig was. De voorzieningenrechter benadrukte dat de aanvraag niet inhoudelijk was beoordeeld, waardoor de omvang van het geschil beperkt was. De verzoeker had niet aangetoond dat er een spoedeisend belang was, en de voorzieningenrechter kon daarom niet ingaan op de inhoudelijke beoordeling van de aanvraag. De voorzieningenrechter wees het verzoek om een voorlopige voorziening af en stelde dat er geen aanleiding was voor vergoeding van griffierecht of proceskosten.