ECLI:NL:RBDHA:2025:15463

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 juli 2025
Publicatiedatum
20 augustus 2025
Zaaknummer
11761143/25-1994
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • W.E. Povel
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming en huurachterstand in kort geding

In deze zaak, die voor de Rechtbank Den Haag is behandeld, hebben eisers, bestaande uit drie partijen, een kort geding aangespannen tegen de gedaagde partij wegens huurachterstand en ontruiming van een woning. De gedaagde is niet verschenen op de zitting van 15 juli 2025, waardoor verstek is verleend. Eisers vorderen ontruiming van de woning binnen veertien dagen na betekening van het vonnis, betaling van de achterstallige huur van € 14.478,28, vermeerderd met wettelijke rente, en betaling van de proceskosten. De gedaagde huurt de woning sinds 15 juli 2021 en heeft een huurachterstand van meer dan elf maanden opgebouwd. Ondanks pogingen tot overleg heeft de gedaagde geen gehoor gegeven aan de verzoeken van eisers. De kantonrechter heeft vastgesteld dat eisers een spoedeisend belang hebben bij de ontruiming en dat de vordering tot betaling van de huurachterstand nauw verwant is aan de ontruiming. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de vordering van eisers tot betaling van de achterstallige huur niet ongegrond is en heeft de ontruiming toegewezen, evenals de betaling van de huurachterstand en de proceskosten. Het vonnis is uitgesproken op 29 juli 2025.

Uitspraak

RECHTBANKDEN HAAG
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Leiden
Zaaknummer: 11761143 \ CV EXPL 25-1994
Vonnis in kort geding van 29 juli 2025
in de zaak van

1.[eiser 1] ,

te [woonplaats 1] ,
2.
[eiser 2],
te [woonplaats 2] ,
3.
[eiser 3],
te [woonplaats 2] ,
eisende partijen,
hierna samen te noemen: [eisers] c.s.,
gemachtigde: mr. M. Bathoorn,
tegen
[gedaagde],
te [woonplaats 1] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
niet verschenen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 27 juni 2025, met producties;
- de aanvullende producties van [eisers] c.s.;
- de mondelinge behandeling van 15 juli 2025, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt;
- de akte houdende eisvermindering ter zitting van 15 juli 2025;
- de verstekverlening tegen [gedaagde] die niet is verschenen.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde] huurt met ingang van 15 juli 2021 de woning aan de [adres] te ( [postcode] ) [plaats] van [eisers] c.s. De huurprijs bij aanvang bedroeg € 1100,- per maand.
3. Het geschil
3.1.
[eisers] c.s. vorderen samengevat - bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] te veroordelen tot:
I. ontruiming van de woning binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis;
II. betaling van de achterstallige huur, vermeerderd met de wettelijke rente;
III. betaling van de proceskosten, vermeerderd met de wettelijke rente.
3.2.
[eisers] c.s. leggen aan hun vorderingen het volgende ten grondslag. Op grond van de huurovereenkomst is [gedaagde] verplicht om de huursom maandelijks bij vooruitbetaling (uiterlijk voor of op de eerste dag van iedere maand) te voldoen. [gedaagde] is deze verplichting niet nagekomen en heeft een huurachterstand van meer dan elf maanden laten ontstaan. Pogingen tot overleg met [gedaagde] hebben niet tot resultaten geleid en [gedaagde] accepteert geen hulp van de ISD Bollenstreek (vroegsignalering). Deze feiten en omstandigheden, in onderlinge samenhang bezien, rechtvaardigen volgens [eisers] c.s. de ontbinding van de huurovereenkomst en, vooruitlopend daarop, de ontruiming van de woning.
3.3.
Gelet op de oplopende huurachterstand, stellen [eisers] c.s. een spoedeisend belang te hebben bij hun vorderingen. Om de schade te beperken kan van [eisers] c.s. niet worden verwacht dat zij een eventueel te voeren bodemprocedure afwachten.
3.4.
[eisers] c.s. vorderen - na eisvermindering ter zitting - een bedrag van € 14.478,28 aan achterstallige huurbetalingen. Dit betreft het in de dagvaarding gevorderde bedrag van
€ 14.607,72 verminderd met een bedrag van € 129,44, en ziet op de huurachterstand tot en met 30 juni 2025. [eisers] c.s. hebben in de akte die zij op 8 juli jl. hebben ingediend vermeld dat de achterstand inmiddels verder is opgelopen, maar hun vordering daarop niet aangepast.

4.De beoordeling

4.1.
[gedaagde] is op de mondelinge behandeling van 15 juli 2025 niet verschenen. Uit de dagvaarding is gebleken dat [gedaagde] correct voor de zitting is opgeroepen. Ook de overige bij wet voorgeschreven formaliteiten zijn in acht genomen, zodat tegen [gedaagde] verstek is verleend.
4.2.
Het is de kantonrechter voldoende gebleken dat [eisers] c.s. een spoedeisend belang hebben bij de gevorderde ontruiming. De vordering tot betaling van de huurachterstand is nauw verwant aan de ontruiming, zodat in het licht van de proceseconomie ook op deze vordering in dit kort geding zal worden beslist.
4.3.
De kantonrechter merkt op dat een bij voorlopige voorziening bevolen ontruiming een maatregel is, die diep ingrijpt in het gebruiksrecht en de daarmee verbonden huurbescherming van de huurder. Bij de beoordeling van een dergelijke vordering moet - volgens vaste jurisprudentie - grote terughoudendheid worden betracht, gelet op de omstandigheid dat in een kortgedingprocedure geen plaats is voor een (diepgaand) onderzoek naar bestreden feiten en gezien de vergaande, veelal onomkeerbare gevolgen van een ontruiming in kort geding, zoals in deze zaak aan de orde is.
4.4.
Op grond van de door [eisers] c.s. ingenomen stellingen - die zij met stukken hebben onderbouwd - en bij gebreke van verweer hiertegen, gaat de kantonrechter uit van de juistheid van die stellingen. Deze stellingen vormen het uitgangspunt voor de beoordeling, naast de hierna te bespreken feiten en omstandigheden.
Besluit Gemeentelijke Schuldhulpverlening
4.5.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat [eisers] c.s. hebben voldaan aan de informatieplicht en de meldplicht zoals bedoeld in artikel 2 van het Besluit Gemeentelijke Schuldhulpverlening. Deze omstandigheid dient te worden meegewogen bij de beoordeling van de vraag of de vordering tot ontruiming, mede gelet op de gevolgen daarvan, dient te worden toegewezen.
Ambtshalve toetsing oneerlijke bedingen
4.6.
[eisers] c.s. hebben de tussen partijen gesloten huurovereenkomst en de algemene voorwaarden in het geding gebracht. De kantonrechter dient de hierin opgenomen voorwaarden ambtshalve te toetsen aan Richtlijn 93/13/EG (de Richtlijn oneerlijke bedingen). Artikel 5.2 van de huurovereenkomst omvat, naast een indexatiebeding, ook een opslagbeding. Dit opslagbeding dient in beginsel te worden getoetst aan de Richtlijn. De kantonrechter constateert evenwel dat [eisers] c.s. in hun vordering tot betaling van de achterstallige huurbedragen geen opslagkosten hebben gerekend. Om die reden ziet de kantonrechter in dit kort geding geen aanleiding tot toetsing van artikel 5.2 van de huurovereenkomst aan de Richtlijn.
Conclusie
4.7.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, komt de vordering van [eisers] c.s. tot betaling van de achterstallige huur (inclusief de wettelijke rente daarover) de kantonrechter niet ongegrond of onrechtmatig voor, zodat deze vordering zal worden toegewezen. Ten aanzien van de vervallen huurtermijnen van na 30 juni 2025 merkt de kantonrechter op dat deze niet ter beoordeling voorliggen in de onderhavige procedure, nu de vorderingen van [eisers] c.s. niet op deze periode zien. Dit laat onverlet dat [gedaagde] - uit hoofde van de huurovereenkomst - ook gehouden is om de lopende huur te blijven voldoen.
4.8.
De gevorderde ontruiming van de woning zal worden toegewezen. De kantonrechter overweegt in dit kader - in aanvulling op het bovenstaande - dat sprake is van een huurachterstand van meer dan elf maanden. Een betalingsachterstand van deze omvang vormt naar het oordeel van de kantonrechter een tekortkoming van zodanig gewicht dat het aannemelijk is dat een vordering tot ontbinding van de huurovereenkomst in een bodemprocedure zal worden toegewezen. Mede van belang is dat [eisers] c.s. hebben gesteld dat [gedaagde] , ondanks herhaalde contactpogingen van hun zijde, op geen enkel moment van zich heeft laten horen. Gelet hierop, en in aanmerking genomen de belangen van [eisers] c.s, acht de kantonrechter het gerechtvaardigd om in dit kort geding op de uitkomst van de bodemprocedure vooruit te lopen en de ontruiming van de woning te bevelen.
4.9.
[gedaagde] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [eisers] c.s. worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
145,45
- griffierecht
732,00
- salaris gemachtigde
543,00
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.555,45
4.10.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis de woning aan [adres] te ( [postcode] ) [plaats] te ontruimen met alle daarin aanwezige personen en zaken, tenzij deze zaken van [eisers] c.s. zijn, en de sleutels af te geven aan [eisers] c.s.,
5.2.
veroordeelt [gedaagde] om te betalen aan [eisers] c.s.:
- € 14.478,28 aan achterstallige huur tot en met 30 juni 2025, te vermeerderen met de wettelijke rente over de verschuldigde huurtermijnen, te berekenen vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening,
5.3.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 1.555,45, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.4.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
5.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.E. Povel en in het openbaar uitgesproken op 29 juli 2025.