ECLI:NL:RBDHA:2025:15506

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 augustus 2025
Publicatiedatum
20 augustus 2025
Zaaknummer
C/09/686736 / FA RK 25-4384
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorzieningen inzake gebruik echtelijke woning en partneralimentatie in echtscheidingsprocedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 18 augustus 2025 een beschikking gegeven in een voorlopige voorzieningenprocedure tussen een vrouw en een man die met elkaar zijn gehuwd en twee kinderen hebben. De vrouw heeft verzocht om het uitsluitend gebruik van de echtelijke woning en voorlopige partneralimentatie. De rechtbank heeft kennisgenomen van de ingediende stukken, waaronder het verzoekschrift en het verweerschrift van de man. De vrouw heeft gesteld dat de spanningen in de woning onhoudbaar zijn en dat zij en de kinderen ondersteuning nodig hebben. De man betwist dit en stelt dat de situatie al jaren zo is en dat hij de woning niet wil verlaten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de belangen van de vrouw bij het uitsluitend gebruik van de woning zwaarder wegen dan die van de man, vooral gezien de financiële situatie van beide partijen. De rechtbank heeft besloten dat de vrouw met ingang van 1 oktober 2025 het uitsluitend gebruik van de woning krijgt, terwijl de man de tijd krijgt om alternatieve woonruimte te vinden. Wat betreft de voorlopige partneralimentatie heeft de rechtbank de behoefte van de vrouw vastgesteld, maar heeft het verzoek om alimentatie afgewezen omdat de man geen draagkracht heeft om alimentatie te betalen. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Enkelvoudige kamer
Rekestnummer: FA RK 25-4384
Zaaknummer: C/09/686736
Datum beschikking: 18 augustus 2025

Voorlopige voorzieningen

Beschikking op het op 12 juni 2025 ingekomen verzoek van:

[de vrouw] ,

de vrouw,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. F.G.T. Meershoek te Den Haag.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:

[de man] ,

de man,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. A.J.M.H. de Werd te Den Haag.

Procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
  • het verzoekschrift;
  • het verweerschrift met zelfstandig verzoek, ingekomen op 6 augustus 2025;
  • het bericht van 11 augustus 2025 van de vrouw, met bijlagen.
Op 12 augustus 2025 is de zaak ter zitting van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn verschenen:
  • de vrouw, bijgestaan door mr. J.M.C. Wittens als waarnemend advocaat, en vergezeld door de tolk (Italiaans) V.F.M. Cantalamessa;
  • de man, bijgestaan door zijn advocaat en vergezeld door de tolk (Engels) F.J. Klunder.
Van de zijde van de man zijn pleitnotities overgelegd.

Feiten

  • Partijen zijn met elkaar gehuwd op [dag] 2001 te [plaats 1] , Italië.
  • Zij zijn de ouders van de volgende kinderen:
  • de nu meerderjarige [naam] , geboren op [geboortedag 1] 2002 te [geboorteplaats] ;
  • de nu jong-meerderjarige [jongmeerderjarige] , geboren op [geboortedag 2] 2004 te [geboorteplaats] .
  • Partijen verblijven met [naam] en [jongmeerderjarige] in de echtelijke woning.
  • De man en de vrouw hebben de Italiaanse nationaliteit.
  • De door de man op 24 januari 2025 aanhangig gemaakte echtscheidingsprocedure is bij deze rechtbank bekend onder zaak- en rekestnummer C/09/679416 / FA RK 25-672.

Verzoek en verweer

Het verzoek van de vrouw strekt ertoe dat:
  • de vrouw gerechtigd zal zijn tot het uitsluitend gebruik van de echtelijke woning aan de [adres] ( [postcode] ) te [plaats 2] , met inbegrip van de inboedel, met het bevel dat de man die woning moet verlaten binnen één week na de beschikking en de woning verder niet meer mag betreden;
  • een door de man aan de vrouw te betalen voorlopige partneralimentatie van € 5.360,- bruto per maand wordt vastgesteld, met ingang van de datum waarop de man de echtelijke woning zal verlaten, telkens bij vooruitbetaling aan de vrouw te voldoen;
  • dan wel andere voorlopige voorzieningen te treffen aangaande het uitsluitend gebruik van de echtelijke woning en door de man te betalen partneralimentatie die de rechtbank juist acht;
voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
De man voert verweer dat hierna, voor zover nodig, zal worden besproken en verzoekt voorwaardelijk zelfstandig:
- voor het geval de rechtbank oordeelt dat één van partijen de woning moet verlaten, het uitsluitend gebruik van de woning, met de daarin aanwezige inboedel, aan de man toe te kennen, met het bevel dat de vrouw deze woning moet verlaten binnen twee weken na de beschikking en deze woning verder in het kader van de voorlopige voorzieningen niet mag betreden;
voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.

Beoordeling

Rechtsmacht en toepasselijk recht
De Nederlandse rechter komt in deze voorlopige voorzieningenprocedure rechtsmacht toe en past daarbij Nederlands recht toe.
Uitsluitend gebruik echtelijke woning
Gebleken is dat de man en de vrouw met hun twee meerderjarige kinderen gezamenlijk in de woning verblijven. De affectieve relatie tussen de man en de vrouw is in 2020 geëindigd.
Volgens de vrouw zijn de spanningen in huis niet meer houdbaar en moet er verandering in de situatie komen. De man komt vaak voor middernacht thuis en vertrekt in de ochtend. De vrouw stelt dat de man dus elders terecht kan zodat zij alleen met de kinderen in de woning kan blijven. De kinderen zijn wel volwassen maar hebben ondersteuning van de vrouw nodig; dit geldt met name voor [jongmeerderjarige] die mentale problemen heeft. Zij spreekt volgens de vrouw al een hele tijd niet meer met de man. De situatie is nu zo dat [jongmeerderjarige] de vrouw appt waar de man is en of zij dan wel of niet naar de keuken kan komen. De vrouw werkt vanuit huis, maar heeft zich inmiddels tijdelijk ziekgemeld op haar werk vanwege de spanningsklachten die zij ervaart. De vrouw heeft geen alternatieve plek om te wonen . In de bodemprocedure verzoekt de vrouw de echtelijke woning voor drie jaar onverdeeld te laten zodat zij daar kan blijven wonen met de kinderen. Ten aanzien van de woonlasten stelt zij dat het op de korte maar ook op de lange termijn mogelijk moet zijn om met de bank afspraken te maken over een volledig aflossingsvrije hypotheek.
De man betwist dat de huidige situatie, waarin partijen samen in de woning verblijven, onhoudbaar is. Het ging de afgelopen vijf jaar al zo en er is geen wijziging van omstandigheden. De man wil de situatie in stand laten, maar mocht de rechtbank wel het uitsluitend gebruik aan één van partijen toekennen dat stelt hij dat dat aan hem moet worden toegekend. Als één van partijen de woning moet verlaten, zal dat ook extra hoge kosten van een tijdelijke huurwoning meebrengen. De man betwist dat het mogelijk is om tijdelijk dan wel voor de lange termijn afspraken te maken met de bank over een aflossingsvrije hypotheek. Verder stelt de man dat [jongmeerderjarige] niet met hem wil praten als de vrouw thuis is, maar dat hij wel met haar praat als de vrouw niet thuis is. De man en zijn zoon en dochter hebben alle drie een stoornis in het autismespectrum. Anders dan dat is er volgens de man geen sprake van mentale problemen.
De rechtbank stelt voorop dat de vrouw en de man er evident belang bij hebben om in de woning te blijven. De man wenst dat vooralsnog met de vrouw en de twee meerderjarige kinderen van partijen te doen. De vrouw stelt dat dit wat haar betreft zo niet langer kan.
Het is de rechtbank duidelijk geworden dat er grote spanningen zijn tussen de man en de vrouw. Ook is duidelijk geworden dat dat zijn weerslag heeft op de kinderen. Of de dochter helemaal niet meer praat met de man, of dat zij alleen met hem praat wanneer de vrouw niet thuis is, in beide gevallen is dit een ongezonde situatie die – zeker voor de kinderen – niet meer kan voortduren. Dat betekent dat één van partijen zal moeten zoeken naar een (tijdelijke) alternatieve woonruimte. In dat kader zal de rechtbank een belangenafweging maken.
De rechtbank is van oordeel dat de belangen van de vrouw bij het uitsluitend gebruik van de echtelijke woning zwaarder wegen dan die van de man. Daartoe overweegt de rechtbank dat duidelijk is dat de man een aanzienlijk hoger salaris heeft dan de vrouw. De man heeft daarmee, zeker in de huidige huurmarkt, meer kansen en mogelijkheden om tijdelijke woonruimte te vinden.
De rechtbank merkt daarbij uitdrukkelijk op dat dit geen voorschot is op de beslissingen over de echtelijke woning in de bodemprocedure. Deze beslissing betreft alleen een oordeel over de huidige, acute situatie. Geenszins staat vast dat de vrouw ook na de echtscheiding in de woning kan blijven wonen.
Zoals op de zitting ook al medegedeeld, vindt de rechtbank het alleszins redelijk dat degene die de woning moet verlaten een termijn krijgt om andere woonruimte te vinden. De rechtbank zal de man daarom tot 1 oktober 2025 de tijd gunnen. Vanaf die datum zal de vrouw voorlopig het uitsluitend gebruik van de woning krijgen. Haar verzoek zal in zoverre worden toegewezen. Het verzoek om te bepalen dat dit uitsluitend gebruik ‘met inbegrip van de inboedel’ is, zal de rechtbank bij gebrek aan belang afwijzen. Bij toewijzing van het uitsluitend gebruik van de echtelijke woning aan een partij is die partij ook uitsluitend gerechtigd tot de tot die woning behorende inboedelgoederen, voor zover niet bij rechterlijke beschikking tot het dagelijks gebruik aan de andere partij toegewezen.
Voorlopige partneralimentatie
Bij het vaststellen van (voorlopige) partneralimentatie zijn de behoefte van de vrouw aan partneralimentatie en de draagkracht van de man voor het betalen daarvan van belang. De rechtbank zal beide aspecten hierna bespreken.
Behoefte
De rechtbank zal de behoefte van de vrouw berekenen aan de hand van de hofnorm. Hierbij wordt de behoefte van de onderhoudsgerechtigde conform de richtlijn van de Expertgroep Alimentatie vastgesteld op 60% van het netto besteedbaar gezinsinkomen ten tijde van het uiteengaan van partijen.
Voor de berekening van het netto besteedbaar inkomen (NBI) van de vrouw zal de rechtbank uitgaan van een bruto arbeidsinkomen van € 2.725,- per maand, blijkend uit haar loonstrook van januari 2025. Rekening houdend met een vakantietoeslag van 8%, de algemene heffingskorting en de arbeidskorting, berekent de rechtbank het NBI van de vrouw op € 2.560,- per maand.
Voor de berekening van het NBI van de man zal de rechtbank uitgaan van een bruto arbeidsinkomen van € 13.142,90 per maand, een belaste onkostenvergoeding van € 1.250,- per maand, een ‘nett pension (gross up)’ van € 469,- per maand, een ingehouden leasebedrag van € 1.231,- per maand, een ingehouden pensioenpremie van € 811,- per maand en een belaste bijdrage ziektekosten van € 80,- per maand, blijkend uit zijn loonstroken van januari tot en met juli 2025. Anders dan de vrouw heeft bepleit, zal de rechtbank geen rekening houden met een bonus. De man heeft weliswaar over 2022 en 2023 een bonus ontvangen, maar voorshands is niet gebleken dat de man over 2024 een bonus heeft ontvangen. In het kader van de voorlopige voorzieningen houdt de rechtbank daar dus geen rekening mee. Rekening houdend met een vakantietoeslag van 8% berekent de rechtbank het NBI van de man op € 7.868,- per maand.
Het netto besteedbaar gezinsinkomen bedraagt dan € 10.428,- per maand (2.560 + 7.868).
De vrouw stelt dat de (verblijfsoverstijgende) kosten van de kinderen gesteld moeten worden op € 1.700,- per maand. Volgens de man zijn de (verblijfsoverstijgende) kosten van de kinderen € 1.872,- per maand. De rechtbank zal in het kader van deze voorlopige voorzieningen de kosten van de kinderen stellen op het gemiddelde van de door partijen genoemde bedragen, en daarmee de kosten van de kinderen stellen op € 1.750,- per maand aan kosten van de kinderen.
Na aftrek van de verblijfsoverstijgende kosten voor de kinderen van € 1.750,- resteert een besteedbaar bedrag van € 8.678,- per maand. De behoefte van de vrouw bedraagt volgens de hofnorm € 5.207,- per maand (60% van 8.678). De rechtbank zal wooncomponent van 30% daarop in mindering brengen omdat de man heeft aangegeven dat hij ervan uitgaat dat hij voorlopig de vaste lasten van de echtelijke woning voor zijn rekening blijft nemen. Op de zitting heeft de vrouw gezegd dat zij een deel daarvan voor haar rekening zal nemen maar zij heeft daarbij desgevraagd geen bedrag genoemd. Gelet op de beide inkomens ligt het ook meer voor de hand dat de man deze lasten voorlopig blijft voldoen. Dat betekent dat een bedrag van € 1.562,- (30% van 5.207) in mindering komt en de behoefte van de vrouw dus neerkomt op afgerond € 3.645,- per maand.
Aanvullende behoefte
Op deze behoefte van de vrouw van € 3.645,- per maand moet haar netto besteedbare inkomen in mindering worden gebracht. De netto aanvullende behoefte van de vrouw wordt berekend op € 1.085,- per maand (3.645 – 2.560). Gebruteerd komt dat neer op € 2.124,- per maand.
Draagkracht man
De rechtbank hanteert hier op basis van dezelfde gegevens als bij de behoefteberekening een NBI van de man van € 7.868,- per maand. Ook ten aanzien van een eventuele bonus voor 2025 die de man volgens de vrouw zou krijgen, oordeelt de rechtbank dat daar in het kader van deze voorlopige voorzieningen geen rekening mee zal worden gehouden. Uit de stukken is niet gebleken dat de man over 2024 een bonus heeft gekregen en niet is gebleken dat de man over 2025 een bonus zal ontvangen.
De rechtbank zal voor de bepaling van de draagkracht van de man volgens de aanbevelingen van de Expertgroep Alimentatie de daarbij behorende draagkrachtformule van 60% x [NBI – (0,3 x NBI + 1310)] toepassen, met dien verstande dat de rechtbank de formule aanpast voor wat betreft de woonlasten nu zij, zoals hiervoor overwogen, ervan uitgaat dat de man voorlopig de lasten van de echtelijke woning voor zijn rekening zal nemen. De rechtbank zal aansluiten bij de door de man gestelde huurlasten van € 2.000,- per maand nu dit bedrag nog onder het woonbudget van 30% van zijn NBI ligt, plus de woonlasten van de echtelijke woning van € 2.831,17 per maand (netto 2.831 – 327 = € 2.504,-), bestaande uit € 871,39 rente (netto 871 – 327 = € 544,-) en € 1.959,78 hypotheek aflossing. De vrouw heeft weliswaar gesteld dat de bank er (mogelijk) mee akkoord gaat dat er voorlopig geen aflossingen hoeven te worden gedaan, doch dit heeft zij niet met stukken aangetoond.
De rechtbank verwijst naar de aangehechte berekening.
Volgens bovenstaande formule bedraagt de draagkracht van de man:
60% x [7.868 – (4.504 + 1310)] = € 1.232,- per maand.
De rechtbank gaat er eveneens van uit dat de man, zoals hij heeft aangegeven, de verblijfsoverstijgende kosten van de kinderen voorlopig voor zijn rekening neemt. Na aftrek van deze kosten van de kinderen van € 1.750,- per maand resteert er aan de kant van de man geen draagkracht voor partneralimentatie.
Conclusie
Het voorgaande brengt met zich dat de rechtbank het verzoek van de vrouw om voorlopige partneralimentatie zal afwijzen.
Aanhechten berekening
De door de rechtbank gemaakte berekening is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.

Beslissing

De rechtbank:
*
bepaalt dat de vrouw met ingang van 1 oktober 2025 bij uitsluiting gerechtigd zal zijn tot het gebruik van de echtelijke woning aan de [adres] ( [postcode] ) te [plaats 2] beveelt mitsdien dat de man die woning dient te verlaten en verder niet mag betreden;
*
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
*
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.C. Olland, rechter, bijgestaan door mr. R.P. Bas als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 18 augustus 2025.
Tekst