In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 15 augustus 2025 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening van een vreemdeling die in Nederland asiel heeft aangevraagd. De verzoeker, vertegenwoordigd door mr. Y.D. Ancion, heeft bezwaar gemaakt tegen een besluit van de Minister van Asiel en Migratie, waarin is bepaald dat zijn uitzetting naar Sri Lanka niet achterwege blijft tijdens zijn asielprocedure. De verzoeker heeft eerder meerdere asielaanvragen ingediend, waarvan de meeste zijn afgewezen. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de verzoeker op 8 juli 2025 opnieuw een asielaanvraag heeft ingediend, maar dat deze aanvraag niet met de vereiste zorgvuldigheid is voorbereid. De voorzieningenrechter heeft overwogen dat er geen aanleiding was voor verweerder om een medisch onderzoek aan te bieden en dat de verzoeker niet voldoende nieuwe feiten of omstandigheden heeft aangedragen die zijn vierde asielaanvraag zouden rechtvaardigen. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen, omdat het bezwaar van de verzoeker tegen het bestreden besluit geen redelijke kans van slagen heeft. De uitspraak is gedaan in aanwezigheid van de griffier, mr. B. Tijssen, en is openbaar gemaakt. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.