ECLI:NL:RBDHA:2025:1559
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- A.S. Gaastra
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag van Marokkaanse eiser op grond van kennelijk ongegrond verklaarde asielmotieven
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, op 5 februari 2025, wordt het beroep van een Marokkaanse eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag beoordeeld. De eiser, die op 29 november 2022 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel indiende, kreeg op 5 november 2024 te horen dat zijn aanvraag kennelijk ongegrond was verklaard door de minister van Asiel en Migratie. De rechtbank behandelt het beroep samen met een andere zaak op 20 januari 2025, waarbij de gemachtigde van de minister aanwezig was, maar de eiser en zijn gemachtigde niet. De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is.
De eiser stelt dat hij problemen heeft ervaren vanwege zijn afstand van de islam en zijn atheïsme, maar de rechtbank oordeelt dat de minister terecht heeft vastgesteld dat de eiser zijn identiteit niet heeft aangetoond met documenten. De rechtbank wijst erop dat de eiser geen verschoonbare reden heeft gegeven voor het ontbreken van deze documenten en dat hij niet aannemelijk heeft gemaakt dat Marokko, zijn land van herkomst, niet veilig voor hem is. De rechtbank bevestigt dat Marokko als veilig land van herkomst wordt aangemerkt en dat de eiser niet tot de uitzonderingscategorieën behoort die bescherming zouden kunnen rechtvaardigen.
De rechtbank concludeert dat de minister de aanvraag terecht als kennelijk ongegrond heeft afgewezen en dat de beroepsgrond van de eiser niet slaagt. De uitspraak wordt gedaan door rechter A.S. Gaastra, in aanwezigheid van griffier F. Metz, en wordt openbaar gemaakt. Eiser krijgt geen vergoeding van proceskosten.