ECLI:NL:RBDHA:2025:15597
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig beslissen op asielaanvraag met toepassing van besluit- en vertrekmoratorium Syrië
In deze zaak heeft eiser, een vreemdeling uit Syrië, beroep ingesteld tegen de minister van Asiel en Migratie omdat deze niet tijdig heeft beslist op zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De minister ontving de aanvraag op 10 september 2024 en had volgens de wet uiterlijk zes maanden na ontvangst, dus voor 10 maart 2025, moeten beslissen. Eiser heeft de minister op 1 mei 2025 in gebreke gesteld, maar heeft pas op 16 mei 2025 beroep ingesteld, meer dan twee weken na de ingebrekestelling. De rechtbank oordeelt dat de minister de beslistermijn onder toepassing van WBV 2023/26 aanvankelijk met negen maanden had verlengd, maar deze WBV is later ingetrokken. Hierdoor geldt voor asielaanvragen die na 1 januari 2024 zijn ingediend weer een beslistermijn van zes maanden. Gedurende de periode van 14 december 2024 tot 13 juni 2025 gold er een besluitmoratorium voor Syrië, wat betekent dat de beslistermijn voor asielaanvragen van vreemdelingen uit Syrië met een jaar is verlengd. De rechtbank concludeert dat de aanvraag van eiser onder dit moratorium valt, waardoor de minister uiterlijk op 10 maart 2026 moest beslissen. Aangezien de beslistermijn nog niet was verstreken op het moment van de ingebrekestelling en het beroep, is het beroep van eiser prematuur en daarmee niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.