ECLI:NL:RBDHA:2025:15633
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening asielaanvraag met verwijzing naar verantwoordelijkheidsbeginsel Zweden
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 19 augustus 2025 een mondelinge uitspraak gedaan in het kader van een verzoek om voorlopige voorziening. De verzoeker, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. B.A. Palm, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De Minister van Asiel en Migratie, vertegenwoordigd door mr. J. Visschers, had echter besloten om deze aanvraag niet in behandeling te nemen, met als argument dat Zweden verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag van de verzoeker.
De verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft de zaak op 19 augustus 2025 behandeld, samen met een andere zaak (NL25.35734). Na de zitting heeft de voorzieningenrechter onmiddellijk uitspraak gedaan. In de uitspraak werd het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen, omdat de rechtbank op dezelfde dag uitspraak had gedaan in de andere zaak, waardoor een voorlopige voorziening niet meer nodig was.
De voorzieningenrechter heeft ook overwogen dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en bekendgemaakt op 20 augustus 2025. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.