ECLI:NL:RBDHA:2025:15643

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 augustus 2025
Publicatiedatum
21 augustus 2025
Zaaknummer
C/09/689126 / FT RK 25/641
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot faillietverklaring van een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

Op 20 augustus 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoekster, een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, een verzoekschrift heeft ingediend tot faillietverklaring van verweerster, eveneens een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid. Verzoekster stelt dat zij een vordering heeft op verweerster van € 203.890,80, inclusief buitengerechtelijke incassokosten en contractuele rente. Verweerster heeft echter gemotiveerd verweer gevoerd en betwist dat zij meerdere schulden onbetaald laat, en heeft bewijs geleverd van betalingen aan de Belastingdienst. De rechtbank heeft de zaak behandeld in raadkamer op 19 augustus 2025, waarbij beide partijen zijn gehoord.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de bevoegdheid om de insolventieprocedure te openen aanwezig is, omdat het centrum van voornaamste belangen van verweerster in Nederland ligt. Echter, de rechtbank oordeelt dat niet summierlijk is gebleken van het bestaan van de steunvordering(en) die verzoekster heeft gesteld. Dit betekent dat niet kan worden vastgesteld dat verweerster meerdere schuldeisers heeft en dat zij in de faillissementstoestand verkeert.

Daarom heeft de rechtbank het verzoek tot faillietverklaring afgewezen. De beslissing is openbaar uitgesproken door rechter M. van Nooijen, in samenwerking met griffier C.R. Cortenbach-van der Lek. Tegen deze uitspraak kan binnen acht dagen hoger beroep worden ingesteld door degene die is verschenen en aan wie de Faillissementswet dat recht toekent.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANKDEN HAAG
Team Insolventies
rekestnummer: C/09/689126 / FT RK 25/641
beschikking van 20 augustus 2025
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[verzoekster] B.V. ,
verzoekster,
advocaat: mr. J. Smael,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[verweerster] B.V.
verweerster,
advocaat: mr. G.J.C.R. Romet.
Waar deze zaak over gaat
Verzoekster heeft een verzoekschrift ingediend strekkende tot faillietverklaring van verweerster. Dit verzoek wordt door de rechtbank afgewezen. De rechtbank legt hierna uit waarom zij zo beslist.

1.De procedure

1.1.
Verzoekster heeft een verzoekschrift met bijlagen ingediend strekkende tot faillietverklaring van verweerster.
1.2.
Het verzoekschrift is op 19 augustus 2025 in raadkamer behandeld. Bij die gelegenheid zijn verschenen en gehoord:
- mr. Smael, voornoemd, namens verzoekster,
- [naam] namens verweerster, bijgestaan door mr. Romet, voornoemd.
1.3.
De uitspraak is bepaald op vandaag.

2.Standpunten van partijen

2.1.
Verzoekster stelt dat zij een vordering heeft op verweerster van € 203.890,80, inclusief buitengerechtelijke incassokosten en contractuele rente (berekend tot en met 22 juli 2025). Verzoekster heeft verder gesteld dat verweerster meer schulden onbetaald laat, te weten vorderingen van de Belastingdienst.
2.2.
Verweerster heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Zij betwist de vordering van verzoekster in die zin dat zij niet berust in de ontbinding van de leaseovereenkomsten waarop de vordering(en) zijn gegrond. Verweerster betwist (voorts) dat zij meerdere schulden onbetaald laat (de zogenoemde steunvordering). Zij stelt zich op het standpunt dat naar aanleiding van telefonisch contact op 18 augustus 2025 tussen de heer [naam] en een medewerker van de Belastingdienst alle openstaande (bekende) vorderingen voor een totaalbedrag van € 16.818,- en een bedrag ter zake motorrijtuigenbelasting van € 5.800,- zijn betaald. Andere vorderingen van de Belastingdienst of een andere schuldeiser zijn er niet, aldus verweerster.

3.De beoordeling

Bevoegdheid

3.1.
De rechtbank is, gelet op het bepaalde in artikel 3, eerste lid, Verordening 2015/848 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie (herschikking IVO), bevoegd deze insolventieprocedure als hoofdprocedure te openen nu het centrum van voornaamste belangen van verweerster in Nederland ligt.
Het beoordelingskader
3.2.
Een faillissement kan op verzoek worden uitgesproken wanneer van een vorderingsrecht van een verzoeker is gebleken én is gebleken dat de schuldenaar verkeert in de toestand dat hij heeft opgehouden te betalen (de faillissementstoestand). Van die toestand is sprake wanneer de schuldenaar meerdere schuldeisers heeft en hij niet meer betaalt. Een en ander dient summierlijk te blijken, dat wil zeggen dat zowel de toestand als de vordering na een kort, eenvoudig onderzoek moeten blijken. Voor een uitgebreid onderzoek is in een faillissementsprocedure geen plaats.
Vorderingsrecht van verzoekster
3.3.
Verweerster heeft op de zitting het bestaan van de vordering van verzoekster in zoveel woorden niet betwist. Dat zij niet berust in de ontbinding van de onderliggende leaseovereenkomsten maakt dat niet anders. Van het vorderingsrecht van verzoekster is daarmee op dit moment summierlijk gebleken.
Pluraliteit
3.4.
Verweerster heeft de gestelde steunvordering(en) gemotiveerd betwist. Verzoekster heeft ter onderbouwing van de gestelde steunvordering(en) ter zitting slechts een e-mail van een medewerker van de Belastingdienst getoond waaruit zou blijken dat sprake is van openstaande vorderingen van in totaal circa € 40.000,- van verweerster bij de Belastingdienst. Waar deze vorderingen op zien, blijkt niet. Ook heeft verzoekster in de ochtend van 19 augustus 2025 telefonische navraag bij de Belastingdienst gedaan waaruit zou blijken dat de recente betalingen van ruim € 17.000,- van verweerster aan de Belastingdienst onvoldoende toereikend zijn om de openstaande totaalsom te voldoen. Verweerster heeft daarentegen verklaard dat uit haar eigen telefonische contact met de Belastingdienst is gebleken dat een bedrag van circa € 17.000,- (en niet van € 40.000,-) openstond en dat deze vordering is voldaan. Zij heeft daartoe ter zitting betaalbewijzen getoond. De rechtbank is van oordeel dat, gelet op de geringe onderbouwing van verzoekster en de daar tegenoverstaande gemotiveerde betwisting van verweerster, van het bestaan van de steunvordering(en) niet summierlijk is gebleken. Dat betekent dat niet kan worden vastgesteld dat sprake is van meerdere schuldeisers, zodat het verzoek moet worden afgewezen.
Toestand van hebben opgehouden te betalen
3.5.
Nu niet summierlijk is gebleken van een steunvordering, komt de rechtbank niet toe aan de beoordeling omtrent de toestand van hebben opgehouden te betalen.
3.6.
De rechtbank zal het verzoek tot faillietverklaring daarom afwijzen.

4.De beslissing

De rechtbank:
- wijst het verzoek tot faillietverklaring van verweerster af.
Dit is een beslissing van mr. M. van Nooijen, rechter, in samenwerking met C.R. Cortenbach-van der Lek LL.B., griffier. Deze beslissing is in het openbaar uitgesproken op 20 augustus 2025.
Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?
Tegen deze uitspraak kan degene die is verschenen en aan wie de Faillissementswet dat recht toekent gedurende acht dagen na de dag van deze uitspraak hoger beroep instellen. Dat kan door een advocaat een verzoekschrift in te laten dienen bij de griffie van het gerechtshof in Den Haag.