ECLI:NL:RBDHA:2025:15667

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 augustus 2025
Publicatiedatum
21 augustus 2025
Zaaknummer
NL25.36313
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • G.A. Bouter - Rijksen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongegrond beroep tegen maatregel van bewaring in asielprocedure met niet-beëdigde tolk

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 20 augustus 2025 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de maatregel van bewaring aan eiser is opgelegd door de minister van Asiel en Migratie. Eiser, die in deze procedure werd bijgestaan door zijn gemachtigde, heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 5 augustus 2025, waarin de maatregel van bewaring werd opgelegd op basis van de Vreemdelingenwet 2000. De rechtbank heeft het beroep op 13 augustus 2025 behandeld, waarbij eiser aanwezig was en werd bijgestaan door een tolk. De rechtbank heeft overwogen dat de maatregel van bewaring gerechtvaardigd was, gezien de zware en lichte gronden die door de verweerder zijn aangevoerd. Eiser heeft de gronden van de maatregel niet betwist, en de rechtbank concludeert dat er een significant risico bestaat dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken.

Eiser heeft ook betoogd dat de maatregel onrechtmatig is, omdat er gebruik is gemaakt van een niet-beëdigde tolk tijdens het gehoor. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat, hoewel een niet-beëdigde tolk is ingezet, dit niet leidt tot een onrechtmatige maatregel van bewaring. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser de tolk goed kon verstaan en dat er geen gebrekkige communicatie heeft plaatsgevonden. Bovendien is eiser bij het gehoor van inbewaringstelling gehoord met bijstand van een beëdigde tolk, en heeft hij de gronden van de maatregel niet bestreden.

De rechtbank heeft ambtshalve de rechtmatigheidsvoorwaarden van de maatregel van bewaring getoetst en geen gronden gevonden om te oordelen dat niet is voldaan aan deze voorwaarden. Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Rotterdam
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.36313

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , V-nummer: [v-nummer] , eiser

(gemachtigde: mr. G.S.S. de Kok),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder

(gemachtigde: mr. A.E. van Midden).

Procesverloop

Bij besluit van 5 augustus 2025 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
De rechtbank heeft het beroep op 13 augustus 2025 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen F.Y. Fernandez. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Bewaringsgronden
1. In de maatregel van bewaring heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat de maatregel nodig is, omdat een concreet aanknopingspunt bestaat voor een overdracht als bedoeld in de Dublinverordening en een significant risico bestaat dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken. Verweerder heeft, met toepassing van artikel 5.1b, tweede, derde en vierde lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb), als zware gronden vermeld dat eiser:
3b. Zich in strijd met de Vreemdelingenwetgeving gedurende enige tijd aan het toezicht op vreemdelingen heeft onttrokken;
3c. Eerder een visum, besluit, kennisgeving of aanzegging heeft ontvangen waaruit de plicht Nederland te verlaten blijkt en hij/zij daaraan niet uit eigen beweging binnen de daarin besloten of gestelde termijn gevolg heeft gegeven;
en als lichte gronden vermeld dat eiser:
4a. zich niet aan een of meer andere voor hem geldende verplichtingen van hoofdstuk 4 van het Vb heeft gehouden;
4c. geen vaste woon- of verblijfplaats heeft;
4d. niet beschikt over voldoende middelen van bestaan.
1.1.
Eiser heeft de gronden die ten grondslag zijn gelegd aan de maatregel van bewaring, en de daarop gegeven toelichtingen, niet betwist. De onbestreden zware gronden 3b en 3c en lichte gronden 4a, 4c en 4d, die de ambtshalve toetsing van de rechtbank kunnen doorstaan, zijn tezamen voldoende om de maatregel van bewaring te kunnen dragen. Er vloeit namelijk uit voort dat er een significant risico bestaat dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken.
Rechtmatigheid ophouding en inbewaringstelling
2. Eiser betoogt dat de ophouding en inbewaringstelling onrechtmatig zijn, omdat bij het gehoor tijdens de ophouding op 5augustus 2025 gebruik is gemaakt van een niet-beëdigde tolk. Eiser verwijst hierbij naar het proces verbaal van ophouding en onderzoek als bedoeld in artikel 50 dan wel artikel 50a van de Vw (M105-A).
3. De rechtbank volgt de conclusie van eiser niet. De rechtbank stelt vast dat weliswaar een niet-beëdigde tolk is ingezet bij het gehoor over de ophouding (dat heeft verweerder op de zitting ook erkend), maar vindt niet dat dit leidt tot een onrechtmatige maatregel van bewaring. Op zitting heeft verweerder toegelicht en ook uit het proces-verbaal van ophouding en onderzoek blijkt dat gebruik is gemaakt van een niet-beëdigde tolk wegens vereiste spoed en dat een beëdigde tolk niet tijdig beschikbaar was. [1] Voor zover verweerder hiermee niet zou hebben voldaan aan artikel 28, derde en vierde lid, van de Wet beëdigde tolken en vertalers, overweegt de rechtbank dat eiser door de inzet van een niet beëdigde tolk bij het ophoudingsgehoor niet zodanig in zijn belangen is geschaad dat dit leidt tot een onrechtmatige maatregel van bewaring. Eiser heeft namelijk tijdens het gehoor verklaard dat hij de tolk goed kan verstaan en begrijpen. [2] Uit het proces-verbaal van het gehoor is bovendien niet gebleken van een gebrekkige communicatie tussen eiser en de tolk en/of dat eiser door het gebruik van een niet-beëindigde tolk niet in staat is geweest om zijn verklaringen tijdens het gehoor volledig en helder over te brengen. Dat heeft eiser ook niet concreet gemaakt. De rechtbank neemt verder in aanmerking dat eiser bij het gehoor van inbewaringstelling wel is gehoord met bijstand van een beëdigde tolk en dat hij de aan de maatregel van bewaring ten grondslag gelegde gronden niet heeft bestreden. Er bestaat dan ook geen grond voor het oordeel dat de met de bewaring gediende belangen niet in redelijke verhouding staan tot de ernst van het gebrek. De beroepsgrond slaagt niet.
Slotsom beroepsgrond
4. Uit het voorgaande volgt dat eisers beroepsgronden niet leiden tot het oordeel dat de maatregel van bewaring onrechtmatig is.
Ambtshalve toetsing
5. De rechtbank overweegt tot slot dat zij, zoals blijkt uit het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 8 november 2022, ECLI:EU:C:2022:858, gehouden is ambtshalve de rechtmatigheidsvoorwaarden van de maatregel van bewaring te toetsen. Los van de door eiser aangevoerde beroepsgronden, ziet de rechtbank in de door verweerder en eiser verstrekte gegevens geen grond om te komen tot het oordeel dat niet is voldaan aan de rechtmatigheidsvoorwaarden voor deze maatregel.

Conclusie

6. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.A. Bouter - Rijksen, rechter, in aanwezigheid van mr. F. Horst - van Dee, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Pagina 1, laatste zin onder kopje 1, Overname / ophouding, M105-A proces verbaal van ophouding en onderzoek.
2.Pagina 2, laatste zin onder kopje 2, Mededelingen aan de persoon, M105-A proces verbaal van ophouding en onderzoek.