ECLI:NL:RBDHA:2025:15677

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 augustus 2025
Publicatiedatum
21 augustus 2025
Zaaknummer
C/09/689338 / JE RK 25-1357
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ondertoezichtstelling en machtiging gesloten jeugdhulp voor minderjarige met ernstige opgroei- en opvoedingsproblemen

In deze zaak heeft de kinderrechter op 19 augustus 2025 een beschikking gegeven met betrekking tot de ondertoezichtstelling en machtiging tot gesloten jeugdhulp voor een minderjarige, geboren in 2009. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om de minderjarige onder toezicht te stellen en een machtiging te verlenen voor een gesloten plaatsing, vanwege ernstige zorgen over haar veiligheid en ontwikkeling. De minderjarige heeft een belast verleden, vertoont zelfbepalend gedrag, en is op het moment van de zitting vermist. De moeder is belast met het ouderlijk gezag, maar er zijn grote zorgen over de opvoedingssituatie thuis, waar sprake is van conflicten en geweld. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de hulpverlening in het vrijwillige kader onvoldoende is gebleken en dat een jeugdbeschermer noodzakelijk is om de ontwikkeling van de minderjarige te waarborgen. De kinderrechter heeft de minderjarige onder toezicht gesteld voor de duur van een jaar en een machtiging verleend voor een gesloten plaatsing in een jeugdhulpinstelling voor de duur van vier maanden, met de mogelijkheid om de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren. De kinderrechter heeft de beslissing gemotiveerd door te wijzen op de ernstige bedreigingen voor de ontwikkeling van de minderjarige en de onhoudbare situatie thuis.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Jeugd- en Zorgrecht
Zaaknummer: C/09/689338 / JE RK 25-1357
Datum uitspraak: 19 augustus 2025
Beschikking van de kinderrechter
Ondertoezichtstelling en machtiging gesloten jeugdhulp
in de zaak van
Raad voor de Kinderbeschermingte Den Haag,
hierna te noemen: de Raad,
over
[minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2009 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige] ,
advocaat mr. P.R.L.V.M. Kruik uit Den Haag.
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende in [woonplaats] ,
William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, hierna te noemen: de gecertificeerde instelling.
De kinderrechter merkt als informant aan:
[de vader], hierna te noemen: de vader.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
- het verzoekschrift met bijlagen, ontvangen op 30 juli 2025;
- het rapport van de Raad van 29 juli 2025;
- de instemmende verklaring van de gedragswetenschapper, die [minderjarige] kort voorafgaand aan de zitting heeft onderzocht, ontvangen ter zitting op 19 augustus 2025.
1.2.
De zitting heeft met gesloten deuren plaatsgevonden op [instelling 1] op 19 augustus 2025. Daarbij waren aanwezig:
- de advocaat van [minderjarige] ;
- [naam 1] , namens de Raad;
  • [naam 2] en [naam 3] , namens de gecertificeerde instelling;
  • [naam 4] , de behandelcoördinator van [minderjarige] .
[minderjarige] is niet verschenen. De kinderrechter stelt vast dat [minderjarige] wel juist is opgeroepen.
De vader en de moeder zijn niet verschenen. De kinderrechter stelt vast dat de vader en de moeder wel juist zijn opgeroepen.
[naam 4] , de behandelcoördinator van [minderjarige] , is halverwege de zitting door de kinderrechter verzocht aan de zitting deel te nemen en haar advies te geven over het verzoek van de Raad.

2.De feiten

2.1.
De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
2.2.
[minderjarige] verblijft officieel op [instelling 1] , maar is op het moment van de zitting vermist.
2.3.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 3 juni 2025 [minderjarige] voorlopig onder toezicht gesteld tot 22 augustus 2025, en voor dezelfde duur een machtiging verleend [minderjarige] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp.

3.Het verzoek

3.1.
De Raad verzoekt [minderjarige] onder toezicht te stellen voor de duur van een jaar. Ook verzoekt de Raad een machtiging te verlenen om [minderjarige] uit huis te plaatsen in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp voor de duur van zes maanden. De Raad verzoekt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
De Raad heeft het verzoek, samengevat en zakelijk weergegeven, als volgt gemotiveerd. Er zijn al langere tijd ernstige zorgen over de veiligheid en ontwikkeling van [minderjarige] . Deze zorgen zijn in de afgelopen maand toegenomen. [minderjarige] heeft een belast verleden en groeit op in een gezin waarin diverse ingrijpende gebeurtenissen een grote impact hebben (gehad). [minderjarige] is in 2021 het slachtoffer geworden van sexting, waarbij zij in dezelfde periode startte met dagelijks blowen. [minderjarige] begon in dezelfde periode zeer zelfbepalend gedrag te vertonen en liep regelmatig weg. Ook gaat zij al langere tijd niet meer (regelmatig) naar school, waardoor zij veel buiten was en zij geen dagbesteding had. Er zijn grote zorgen over met wie en waar [minderjarige] is op het moment dat zij niet thuis is. [minderjarige] had/heeft verder suïcidale gedachtes, doet zorgwekkende uitspraken en heeft handelingen verricht die duiden op een poging om zichzelf van het leven te beroven. De moeder voelt zich onmachtig en overbelast in de opvoeding van [minderjarige] . Er zijn forse conflicten tussen hen, waarbij onderling sprake is van verbaal en fysiek geweld. Ook is de moeder zeer afwijzend tegenover [minderjarige] en neigt zij ernaar haar handen van [minderjarige] af te trekken, waarbij zij ook aan de betrokken jeugdbeschermer heeft laten weten geen gezag meer over [minderjarige] te willen. [minderjarige] voelt zich hierdoor enorm afgewezen en alleen op de wereld. Omdat de situatie bij de moeder thuis onhoudbaar is geworden, heeft [minderjarige] een jaar in een logeerhuis verbleven en verbleef zij sinds februari 2025 bij de vader. De vader heeft haar echter op 21 mei 2025 op straat gezet, nadat [minderjarige] een vrijwillige plaatsing bij [instelling 2] weigerde. [minderjarige] is hierna voorlopig onder toezicht gesteld en door middel van een machtiging tot een gesloten plaatsing geplaatst bij [instelling 1] . Op [instelling 1] laat [minderjarige] wegloopgedrag zien, verzuimt ze van school en houdt ze zich niet aan de regels. Ook gebruikt zij alcohol en andere verdovende middelen en is er geen zicht op haar wanneer zij buiten is of verlofmomenten heeft. Er zijn zorgen over seksuele contacten en [minderjarige] zou omgaan met onbekende oudere mannen. Ze is verder niet te motiveren voor hulpverlening en zij lijkt de risico’s van haar keuze niet in te zien. Een ondertoezichtstelling is noodzakelijk omdat een jeugdbeschermer betrokken moet blijven die zicht houdt op [minderjarige] en op haar ontwikkeling en die de regie kan voeren in het inzetten en doorgang laten vinden van de noodzakelijke hulpverlening. Een plaatsing in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp is noodzakelijk, omdat zowel moeder als [minderjarige] aangeven dat het thuis niet meer gaat en de vrees bestaat dat meer escalaties plaats zullen vinden wanneer [minderjarige] wel naar huis zou gaan. Dit schept een onveilige situatie voor zowel [minderjarige] als de moeder en de andere kinderen in het gezin. Er is daarnaast geen netwerk waar [minderjarige] kan verblijven. Een gesloten setting is noodzakelijk voor [minderjarige] , omdat zij niet gemotiveerd is voor hulpverlening en zich hieraan onttrekt door telkens weg te lopen. Een langdurige plaatsing van zes maanden is noodzakelijk om [minderjarige] duidelijkheid en een signaal te geven dat zij tot inkeer moet komen en haar gedrag moet verbeteren, voordat toegewerkt kan worden naar een open plaatsing. Wanneer de machtiging toch voor een kortere termijn wordt toegewezen, verzoekt de Raad om het overige deel van het verzoek dan af te wijzen en niet aan te houden, zodat er niet onnodig meerdere instanties betrokken zijn en de jeugdbeschermer een eventueel vervolgverzoek kan doen.

4.De standpunten

4.1.
De gecertificeerde instelling schaart zich achter het verzoek van de Raad. [minderjarige] is in de afgelopen drie weken al zeven keer weggelopen en wanneer zij weg is zijn er grote zorgen over haar veiligheid. De vrees bestaat dat [minderjarige] delicten zal plegen of in situaties terecht zal komen die haar leven in gevaar brengen. [minderjarige] kan niet meer naar huis en heeft op dit moment het gevoel dat zij alleen op de wereld is en dat niemand in haar hoek staat. De betrokken jeugdbeschermer heeft goed contact met haar en het is van belang dat zij betrokken blijft, zodat zij zicht op [minderjarige] kan houden en zich kan inzetten voor wat [minderjarige] nodig heeft. Een langere gesloten plaatsing voor de duur van zes maanden is noodzakelijk om [minderjarige] haar veiligheid te garanderen.
4.2.
De advocaat van [minderjarige] heeft [minderjarige] niet kunnen spreken. Zij verzoekt echter, in lijn met de stukken en de hieruit blijkende wens van [minderjarige] , primair om afwijzing van het verzoek tot gesloten plaatsing van [minderjarige] , en subsidiair om de machtiging tot gesloten plaatsing van [minderjarige] slechts voor de duur van vier maanden toe te wijzen. [minderjarige] zou graag begeleid willen gaan wonen en een kortere plaatsing zou haar perspectief en een stip op de horizon bieden. Er is al gebleken dat [instelling 1] niet passend is voor [minderjarige] en dat een plaatsing haar niet heeft kunnen helpen. De advocaat van [minderjarige] refereert zich aan het oordeel van de kinderrechter met betrekking tot het verzoek tot ondertoezichtstelling van [minderjarige] .
4.3.
De behandelcoördinator van [minderjarige] heeft ter zitting naar voren gebracht dat de zorgen bij [minderjarige] vooral zijn gelegen in de uitdagingen en verleidingen in de buitenwereld en dat hierbij hulp dient te worden ingezet. [minderjarige] moet de intrinsieke motivatie krijgen om goede keuzes te maken. Hulpverlening in dit kader kan worden ingezet bij [instelling 1] , maar het is wel van belang voor [minderjarige] dat ze perspectief krijgt en een punt om naartoe te werken buiten het gesloten kader. Het zou daarom in [minderjarige] haar belang zijn als de machtiging tot gesloten plaatsing slechts voor de duur van vier maanden wordt toegewezen. Langer dan dat zou voor [minderjarige] echt niet te overzien zijn en de behandelcoördinator is bang dat elke verbinding met haar dan wegvalt.

5.De beoordeling

5.1.
De kinderrechter is van oordeel dat aan de voorwaarden voor een ondertoezichtstelling is voldaan. [1]
5.2.
De kinderrechter overweegt daartoe als volgt. [minderjarige] wordt ernstig in haar ontwikkeling bedreigd. Zij heeft een belast verleden, vertoont zeer zelfbepalend gedrag, loopt regelmatig weg, gebruikt alcohol en andere verdovende middelen, laat fysiek en verbaal agressief gedrag zien naar anderen, heeft suïcidale gedachten en gaat al langere tijd niet meer (regelmatig) naar school. Wanneer [minderjarige] wegloopt en zich onttrekt aan het gezag van de moeder en aan de hulpverlening, is het niet bekend waar zij is, met wie zij is en wat zij doet. Hierbij zijn ernstige zorgen over seksuele contacten en onveiligheid en over het mogelijk plegen van delicten. De moeder voelt zich onmachtig en overbelast in de opvoeding van [minderjarige] en uit dit op een zeer afwijzende wijze naar [minderjarige] , waardoor [minderjarige] zich erg alleen voelt. Hulpverlening in het vrijwillig kader is onvoldoende toereikend gebleken om de zeer grote zorgen over [minderjarige] ’s ontwikkeling en veiligheid te verminderen, laat staan weg te nemen. De zorgen over [minderjarige] zijn er al lange tijd en deze zijn in de afgelopen periode zelfs in aanzienlijke mate toegenomen. Het is daarom noodzakelijk in het belang van [minderjarige] dat er een jeugdbeschermer betrokken blijft die achter haar kan gaan staan, die zicht op haar kan houden en die de noodzakelijke hulpverlening voor haar kan inzetten.
5.3.
De kinderrechter zal [minderjarige] daarom onder toezicht stellen voor de duur van een jaar.
5.4.
De kinderrechter is verder van oordeel dat jeugdhulp noodzakelijk is in verband met ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen die de ontwikkeling van [minderjarige] naar volwassenheid ernstig belemmeren. Deze problemen maken dat het verblijf in een gesloten accommodatie noodzakelijk en geschikt is om te voorkomen dat [minderjarige] zich onttrekt aan de jeugdhulp die zij nodig heeft of daaraan door anderen wordt onttrokken. Het is niet gebleken dat er minder ingrijpende mogelijkheden zijn om deze problemen te behandelen. [2]
5.5.
Door de grote zorgen over [minderjarige] en de ernstig verstoorde relatie tussen [minderjarige] en de moeder is het op dit moment voor [minderjarige] niet mogelijk om thuis te wonen. Gebleken is dat een plaatsing in een open setting niet toereikend is om [minderjarige] de veiligheid, structuur en stabiliteit te bieden die zij nodig heeft. Ook tijdens het verblijf van [minderjarige] op [instelling 1] , in een gesloten setting, is zij veelvuldig weggelopen. Als dit zich voordeed, soms ook voor een langere periode, was onbekend - net als nu - waar en met wie zij is. Als een gevolg hiervan heeft [minderjarige] niet kunnen profiteren van de hulpverlening en de structuur van het gesloten kader, terwijl dat voor haar wel noodzakelijk is. De kinderrechter is van oordeel dat het van essentieel belang is dat [minderjarige] de komende tijd kan gaan stabiliseren op een plek die voor haar passend is. Hoewel de kinderrechter het eens is met de Raad en de gecertificeerde instelling dat het erg belangrijk is dat [minderjarige] tot rust komt en langdurig op een veilige plek kan verblijven waar zij de hulpverlening ontvangt die zij nodig heeft, is de kinderrechter ook van oordeel dat [minderjarige] perspectief en een stip op de horizon nodig heeft om gemotiveerd te worden voor de voor haar noodzakelijke hulpverlening en behandeling. Niet alleen de behandelcoördinator van [minderjarige] , die haar het beste kent, maar ook de gedragswetenschapper in de instemmingsverklaring heeft dit naar voren gebracht.
5.6.
Gelet op het bovenstaande zal de kinderrechter de gecertificeerde instelling machtigen om [minderjarige] uit huis te plaatsen in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp voor de duur van vier maanden, met afwijzing van het overige deel van het verzoek.
5.7.
De kinderrechter zal de beslissing om [minderjarige] onder toezicht te stellen uitvoerbaar bij voorraad verklaren, zoals is verzocht. Dat wil zeggen dat de beslissing direct geldt, ook als iemand in hoger beroep gaat.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
stelt [minderjarige] onder toezicht van William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering met ingang van 19 augustus 2025 tot 19 augustus 2026;
6.2.
verleent een machtiging om [minderjarige] uit huis te plaatsen in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp met ingang van 19 augustus 2025 tot 19 december 2025;
6.3.
verklaart de beslissing onder 6.1. uitvoerbaar bij voorraad;
6.4.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 19 augustus 2025 door mr. C.M. Koole, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. M. van Leeuwen als griffier, en op schrift gesteld op 21 augustus 2025.
Tegen eindbeslissingen in deze beschikking is hoger beroep mogelijk bij het gerechtshof Den Haag. Hiervoor is een advocaat nodig. Wie kunnen hoger beroep instellen:
  • degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • andere belanghebbenden, binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of binnen drie maanden nadat zij op andere wijze daarvan kennis hebben genomen.

Voetnoten

1.Artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek.
2.Artikel 6.1.2, tweede lid, Jeugdwet.