ECLI:NL:RBDHA:2025:15700

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 augustus 2025
Publicatiedatum
22 augustus 2025
Zaaknummer
NL24.42296
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op asielaanvraag van Syriër onder besluitmoratorium

In deze zaak heeft eiser, een Syriër, beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen door de minister van Asiel en Migratie op zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De minister ontving de aanvraag op 8 april 2024 en had volgens de wet binnen zes maanden moeten beslissen. Eiser heeft de minister op 10 oktober 2024 in gebreke gesteld, maar heeft pas op 29 oktober 2024 beroep ingesteld, meer dan twee weken na de ingebrekestelling. De rechtbank heeft vastgesteld dat er een besluitmoratorium gold voor Syrië van 14 december 2024 tot en met 13 juni 2025, waardoor de beslistermijn voor asielaanvragen van Syriërs werd verlengd. De rechtbank oordeelt dat de aanvraag van eiser onder het moratorium valt, waardoor de minister uiterlijk op 8 oktober 2025 moet beslissen. De rechtbank concludeert dat het beroep van eiser kennelijk ongegrond is, omdat de minister nog niet te laat heeft beslist. Eiser krijgt echter wel een vergoeding voor zijn proceskosten, omdat hij een professionele juridische hulpverlener heeft ingeschakeld. De rechtbank kent een bedrag van € 453,50 toe aan eiser voor de gemaakte proceskosten.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL24.42296
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , V-nummer: [V-nummer] , eiser (gemachtigde: mr. M. Issa),

en

de minister van Asiel en Migratie, de minister.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep dat eiser heeft ingediend, omdat de minister volgens hem niet op tijd heeft beslist op zijn aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd (hierna: aanvraag).

Overwegingen

1. De rechtbank vindt het in deze zaak niet nodig om partijen uit te nodigen voor een zitting.1
2. Als een bestuursorgaan niet op tijd op een aanvraag beslist, dan kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Voordat hij beroep kan instellen, moet de betrokkene schriftelijk aan het bestuursorgaan laten weten dat binnen twee weken alsnog moet worden beslist op zijn aanvraag (de zogenoemde ingebrekestelling). Als er na twee weken nog steeds geen besluit is genomen, dan kan de betrokkene beroep instellen.2
Is het beroep van eiser ontvankelijk en gegrond?
3. De minister heeft de aanvraag op 8 april 2024 ontvangen. De minister moet uiterlijk binnen zes maanden na ontvangst van de aanvraag beslissen.3 Eiser heeft de minister op 10 oktober 2024 in gebreke gesteld. Eiser heeft op 29 oktober 2024, meer dan twee weken na de ingebrekestelling, beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op de aanvraag.
1. Artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2 Artikel 6:2, onder b, en 6:12, tweede lid, van de Awb.
3 Artikel 42, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw). Aanvankelijk heeft de minister de beslistermijn onder toepassing van WBV 2023/26 met negen maanden verlengd. De minister heeft deze WBV echter weer ingetrokken (IB 2025/28). Als gevolg hiervan geldt voor alle asielaanvragen die zijn ingediend vanaf 1 januari 2024 weer een beslistermijn van zes maanden.
4. Eiser komt uit Syrië. Met ingang van 14 december 2024 tot en met 13 juni 2025 gold voor Syrië een besluitmoratorium.4 Gedurende de tijd dat het besluitmoratorium van kracht was, besliste de minister niet op asielaanvragen van vreemdelingen uit dat land. De beslistermijn voor lopende asielaanvragen en van asielaanvragen die tijdens het besluitmoratorium werden ontvangen, is verlengd met één jaar tot ten hoogste 21 maanden.5
5. De rechtbank stelt vast dat het besluitmoratorium nog niet van kracht was toen eiser de ingebrekestelling en het beroep instelde. De ingebrekestelling en het beroep zijn tijdig ingediend en dus ontvankelijk.
6. Het moratorium is van toepassing op asielaanvragen waarop nog niet is beslist. Dat geldt ook voor aanvragen waarvan de beslistermijn van zes maanden al is verstreken op het moment van de inwerkingtreding van het moratorium.6 De aanvraag van eiser valt onder deze situatie en daarmee dus onder het toepassingsbereik van het moratorium. In de zaak van eiser betekent dit dat de minister uiterlijk op 8 oktober 2025 dient te beslissen op de aanvraag. De beslistermijn is derhalve nog niet verstreken. Hieruit vloeit voort dat het beroep kennelijk ongegrond is.
Heeft de minister een bestuurlijke dwangsom verbeurd?
7. Aangezien zich geen situatie voordoet waarin de minister te laat op de aanvraag heeft beslist, is er geen aanleiding om te oordelen dat de minister een bestuurlijke dwangsom heeft verbeurd.
Conclusie en gevolgen
8. Het beroep is kennelijk ongegrond. Eiser heeft zijn beroep aanvankelijk terecht ingesteld. Toen hij dat deed, was het moratorium immers nog niet van kracht. Om die reden krijgt eiser een vergoeding voor zijn proceskosten. De minister moet deze vergoeding betalen. Volgens het Besluit proceskosten bestuursrecht is dit een vast bedrag, omdat eiser een professionele (juridische) hulpverlener heeft ingeschakeld om voor hem een beroepschrift in te dienen. Omdat de zaak alleen gaat over de vraag of de beslistermijn is overschreden, wordt een lager bedrag toegekend (wegingsfactor 0,5). Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden. Toegekend wordt € 453,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 907,- en een wegingsfactor 0,5).
4 Stcrt. 2024, 41538.
5 Artikel 43, eerste lid, van de Vw en artikel 2 van het Besluit instelling besluitmoratorium en vertrekmoratorium vreemdelingen afkomstig uit Syrië.
6 Vgl. o.m. de uitspraak van de ABRvS van 23 oktober 2019, ECLI:NL:RVS:2019:3600, onder 5.3.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • veroordeelt de minister in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 453,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf, rechter, in aanwezigheid van M.M. Mulder, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
13 augustus 2025

Documentcode: [Documentcode]

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.