In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 19 augustus 2025 uitspraak gedaan in een echtscheidingsprocedure tussen een man en een vrouw, die in Marokko zijn gehuwd. De man verzocht om de echtscheiding en om te bepalen dat ieder de eigen proceskosten zou dragen. De vrouw voerde verweer en verzocht om inzage in het huwelijksvermogen en om een vergoeding van de bruidsschat. De rechtbank heeft vastgesteld dat beide partijen hun gewone verblijfplaats in Nederland hebben, waardoor de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft. De rechtbank heeft de rechtsgeldigheid van het huwelijk getoetst aan de hand van de Wet conflictenrecht huwelijk (WCH) en heeft geoordeeld dat het huwelijk van partijen in Nederland kan worden erkend. De rechtbank heeft het verzoek van de man tot echtscheiding toegewezen, omdat de duurzame ontwrichting van het huwelijk is vastgesteld. De rechtbank heeft ook de verzoeken van de vrouw afgewezen, omdat zij niet voldoende bewijs heeft geleverd voor haar aanspraken op vermogensaanwas en de bruidsschat. De proceskosten zijn gecompenseerd, gezien de aard van de procedure.