ECLI:NL:RBDHA:2025:15710

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
5 augustus 2025
Publicatiedatum
22 augustus 2025
Zaaknummer
C/09/689381 / KG ZA 25-761
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Proces-verbaal
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervangende toestemming voor reizen naar Irak afgewezen in kort geding

Op 5 augustus 2025 heeft de Rechtbank Den Haag in een kort geding uitspraak gedaan over de vordering van de moeder om vervangende toestemming te verkrijgen om met haar minderjarige kind naar Irak te reizen. De ouders van het kind, die gezamenlijk gezag uitoefenen, hebben een affectieve relatie gehad en zijn in een geschil verwikkeld over de reisplannen van de moeder. De moeder heeft verzocht om toestemming om met het kind van 11 tot 31 augustus 2025 naar Irak te reizen voor een familiebezoek, maar de vader heeft hiertegen bezwaar gemaakt.

De voorzieningenrechter heeft de vordering van de moeder afgewezen, met als belangrijkste reden dat de veiligheidssituatie in Irak onacceptabel is. De rechter heeft verwezen naar het reisadvies van het Ministerie van Buitenlandse Zaken, dat voor Irak de code rood hanteert, wat betekent dat er een hoog risico op aanslagen en geweld bestaat. De voorzieningenrechter heeft begrip getoond voor de wens van de moeder om haar familie te bezoeken, maar heeft geconcludeerd dat de veiligheidsrisico's zwaarder wegen dan de voordelen voor de ontwikkeling van de identiteit van het kind.

In de uitspraak is ook bepaald dat beide ouders hun eigen proceskosten moeten dragen, gezien het familierechtelijke karakter van de zaak. De uitspraak benadrukt de zorgvuldigheid waarmee de rechter omgaat met de belangen van het kind in situaties waarin veiligheid in het geding is.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Team handel - voorzieningenrechter
zaak- / rolnummer: C/09/689381 / KG ZA 25-761
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak in kort geding ter zitting van 5 augustus 2025
in de zaak van
[eiseres]te [woonplaats 1] ,
eiseres,
advocaat mr. L.T.C.M. Geurts te ’s-Gravenhage.
tegen:
[gedaagde]te [woonplaats 2] ,
gedaagde,
advocaat mr. N. van Amsterdam te Leiden.
Partijen worden hierna respectievelijk aangeduid als de moeder en de vader.
Aanwezig is mr. C. van Hees, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. A.I. Knops, griffier.
Tevens zijn aanwezig beide partijen vergezeld van hun advocaat.
Nadat partijen hun standpunten hebben toegelicht, over en weer hebben gereageerd op de standpunten van de wederpartij en vragen van de voorzieningenrechter hebben beantwoord, heeft de voorzieningenrechter met toepassing van artikel 29a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) mondeling uitspraak gedaan. Deze luidt als volgt.

1.De gronden van de beslissing

1.1.
Het staat vast dat partijen een affectieve relatie met elkaar hebben gehad. Zij zijn de ouders van de minderjarige [minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2020 in [geboorteplaats] . De ouders oefenen het gezamenlijk gezag uit over [minderjarige] .
1.2.
De moeder vordert in deze procedure, zakelijk weergegeven, vervangende toestemming om met [minderjarige] naar [land] te reizen in de periode van 11 tot 31 augustus 2025 wegens familiebezoek. De vader is het daar niet mee eens.
1.3.
De rechtbank wijst de vordering van de moeder af. De reden daarvoor is dat het in [land] niet veilig is.
1.4.
Uit informatie van het Ministerie van Buitenlandse Zaken volgt dat het reisadvies voor [land] de code rood is. Het advies ten aanzien van code rood luidt:
‘Wat uw situatie ook is: reis er niet heen. Het is er te gevaarlijk. De Nederlandse ambassade kan u niet helpen als u in de problemen is.’Volgens het Ministerie van Buitenlandse zaken bestaat in [land] het risico op aanslagen, raketaanvallen en zijn er demonstraties waar geweld kan ontstaan tegen westerse doelen.
1.5.
De voorzieningenrechter heeft begrip voor de wens van de moeder om met [minderjarige] haar familie te bezoeken in [land] . Ook voor de ontwikkeling van de identiteit van [minderjarige] kan dit positief zijn. Dit weegt echter niet op tegen de veiligheidsrisico’s.
1.6.
Omdat het om een familierechtelijke zaak gaat, zal de voorzieningenrechter beslissen dat de ouders allebei hun eigen proceskosten dragen.

2.De beslissing

De voorzieningenrechter:
2.1.
wijst de vordering van de moeder af;
2.2.
bepaalt dat beide partijen hun eigen proceskosten dragen.
WAARVAN PROCES-VERBAAL,
…………………………………. …………………………………
mr. A.I. Knops mr. C. van Hees