Op 22 augustus 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die op 28 december 2021 in Nederland betrokken was bij de verkoop, aflevering en verstrekking van een aanzienlijke hoeveelheid MDMA, een middel dat onder de Opiumwet valt. De verdachte, geboren in 1966, heeft tijdens de rechtszitting op 8 augustus 2025 bekend dat hij samen met anderen opzettelijk ongeveer 56,9 kg MDMA heeft vervoerd. De rechtbank heeft het bewijs voor het ten laste gelegde feit als wettig en overtuigend bewezen verklaard, mede op basis van de bekennende verklaring van de verdachte en verschillende proces-verbaal van bevindingen.
De officier van justitie had een gevangenisstraf van 44 maanden geëist, terwijl de verdediging pleitte voor een taakstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de ernst van het feit, de schadelijkheid van harddrugs voor de volksgezondheid en de rol van de verdachte in het delict een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 24 maanden rechtvaardigen. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met het strafblad van de verdachte en het tijdsverloop tussen het delict en de berechting. De op te leggen straf is in overeenstemming met de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting en de rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een lichtere sanctie.
De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, met aftrek van de tijd die hij in voorarrest heeft doorgebracht. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, waarbij de voorzitter en de rechters de zaak in tegenwoordigheid van de griffier hebben behandeld en de uitspraak openbaar hebben gedaan.