Deze uitspraak betreft de maatregel van bewaring die de minister van Asiel en Migratie aan eiser heeft opgelegd. Eiser is het niet eens met deze maatregel en heeft een beroepsgrond aangevoerd. De rechtbank beoordeelt of de minister de maatregel van bewaring rechtmatig heeft opgelegd. De rechtbank komt tot de conclusie dat de minister voldoende voortvarend werkt aan de uitzetting van eiser en ziet geen reden om de maatregel onrechtmatig te verklaren. De minister heeft op 4 juli 2025 de maatregel van bewaring opgelegd en heeft de rechtbank op 31 juli 2025 van deze maatregel in kennis gesteld. De rechtbank heeft het beroep op 12 augustus 2025 behandeld, waarbij eiser via een beeldverbinding aanwezig was, samen met zijn gemachtigden en de gemachtigde van de minister. Eiser betoogt dat de minister onvoldoende voortvarend aan zijn uitzetting werkt, maar de rechtbank oordeelt dat de minister zijn vertrekhandelingen voldoende heeft gericht op een uitzetting naar Marokko, waar eiser eerder heeft verklaard vandaan te komen. De rechtbank wijst het beroep van eiser ongegrond en wijst ook het verzoek om schadevergoeding af. De uitspraak is gedaan door mr. S.A. van Hoof, rechter, in aanwezigheid van mr. S.J.B. ter Beke, griffier.