ECLI:NL:RBDHA:2025:15746

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 augustus 2025
Publicatiedatum
25 augustus 2025
Zaaknummer
NL25.29076
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag op basis van de Dublinverordening

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, wordt het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel beoordeeld. Eiser, van Gambiaanse nationaliteit, heeft zijn aanvraag ingediend, maar de minister van Asiel en Migratie heeft deze niet in behandeling genomen, omdat Spanje verantwoordelijk is voor de aanvraag volgens de Dublinverordening. De rechtbank heeft de zaak op 19 augustus 2025 behandeld, waarbij zowel eiser als de gemachtigden van eiser en de minister aanwezig waren.

De rechtbank oordeelt dat de minister in zijn algemeenheid mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel ten aanzien van Spanje. Eiser heeft niet kunnen aantonen dat hij bij overdracht aan Spanje een reëel risico loopt op een behandeling die in strijd is met artikel 3 van het EVRM. De rechtbank stelt vast dat de omstandigheden in Spanje, hoewel moeilijk, niet zodanig zijn dat ze een schending van de mensenrechten rechtvaardigen. Eiser heeft ook niet aangetoond dat er bijzondere, individuele omstandigheden zijn die maken dat de overdracht aan Spanje onevenredig hard zou zijn.

De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is en dat eiser geen recht heeft op vergoeding van proceskosten. De uitspraak is gedaan door mr. J.J. Catsburg en is openbaar gemaakt op 22 augustus 2025. Eiser kan binnen een week hoger beroep aantekenen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL25.29076
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , V-nummer: [V-nummer] , eiser (gemachtigde: mr. A.A. Ubbergen),

en

de Minister van Asiel en Migratie, de minister (gemachtigde: mr. J. Visschers).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Eiser stelt van Gambiaanse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum] 2005. De minister heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 1 juli 2025 niet in behandeling genomen omdat Spanje verantwoordelijk is voor de aanvraag.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 19 augustus 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van de minister.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt het niet in behandeling nemen van de asielaanvraag van eiser. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die eiser heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
3. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Dat betekent dat eiser ongelijk krijgt en het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag in stand blijft. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Totstandkoming van het besluit
4. De Europese Unie heeft gezamenlijke regelgeving over het in behandeling nemen van asielaanvragen. Die staat in de Dublinverordening (Dvo). Op grond van de Dvo neemt de minister een asielaanvraag niet in behandeling als is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.1 In dit geval heeft Nederland bij Spanje een verzoek om overname gedaan. Spanje heeft dit verzoek aanvaard.
1. Dit staat ook in artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000.
Interstatelijk vertrouwensbeginsel
5. Eiser stelt dat de minister niet mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel ten aanzien van Spanje. Hiertoe voert eiser aan dat hij in Spanje geen werk, opvang of medische zorg kan krijgen. Eiser is dus op zichzelf aangewezen en heeft niemand die hem kan helpen. Eiser was ook nooit van plan om zich te vestigen in Spanje, om die reden heeft hij ook geen beroep in Spanje ingediend en is hij vertrokken. Eiser doet een beroep op het arrest M.S.S.2 en Tarakhel3, de opvanglocaties in Spanje zijn overvol en de omstandigheden zijn slecht. Verder verwijst eiser naar het AIDA-rapport over Spanje, update 2024, en de inbreukprocedure die is gestart door de Europese Commissie. Daarbij werd eiser gediscrimineerd in Spanje, hij werd namelijk uitgescholden. Doordat eiser geen tolk of rechtsbijstand kreeg kon eiser geen klacht hierover indienen. Eiser verwijst hierbij naar het World Report 2025 van Human Rights Watch en het Annual Report on Racism 2022 van S.O.S. Racismo.
6. De rechtbank stelt voorop dat de minister in zijn algemeenheid ten aanzien van Spanje mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Dit heeft de Afdeling
bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) in de uitspraken van 24 juni 20244 en 3 februari 20255 bevestigd. Het is daarom in beginsel aan eiser om aannemelijk te maken dat hij bij overdracht aan Spanje, als gevolg van het niet nakomen van internationale verplichtingen door de Spaanse autoriteiten, een reëel risico loopt op een behandeling die in strijd is met artikel 3 van het EVRM en artikel 4 Handvest. Daarvan is sprake in het geval de vreemdeling aannemelijk maakt dat er structurele tekortkomingen in het asiel- en opvangsysteem zijn, die een bijzonder hoge drempel van zwaarwegendheid bereiken, zoals neergelegd in het arrest Jawo. Eiser is hierin niet geslaagd.
7. De rechtbank is van oordeel dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat ten aanzien van Spanje niet meer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel uitgegaan kan worden. Het is niet gebleken dat de opvangproblemen of de discriminatie in Spanje, ondanks dat er op die punten moeilijkheden bestaan, dermate structureel en ernstig zijn, dat bij overdracht aan Spanje op voorhand sprake is van een reëel risico op een met artikel 3 van het EVRM en artikel 4 van het Handvest strijdige behandeling. De omstandigheid dat er een inbreukprocedure loopt, leidt niet tot een ander oordeel. Het starten van deze procedure is op zichzelf onvoldoende om aan te tonen dat Spanje structurele tekortkomingen heeft in de opvangvoorzieningen. Daar komt bij dat de Europese Commissie de Spaanse autoriteiten de gelegenheid heeft gegeven om de gebrekkige implementatie van de Opvangrichtlijn te herstellen. Verder volgt uit de Procedurerichtlijn dat lidstaten
kosteloze rechtsbijstand afhankelijk mogen maken van de kans van slagen van het rechtsmiddel6. Immers is in de Procedurerichtlijn opgenomen dat de autoriteiten van een lidstaat het recht op (kosteloze) rechtsbijstand mogen beperken. De stelling dat de wijze waarop asielzoekers in Spanje aanspraak kunnen maken op rechtsbijstand, leidt er dan ook niet toe dat de minister niet van het interstatelijk vertrouwensbeginsel mag uitgaan. Indien eiser in Spanje toch wordt geconfronteerd met tekortkomingen in de asielprocedure, discriminatie of anderszins, kan hij hierover klagen bij de Spaanse (hogere) autoriteiten.
Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat dit voor hem niet mogelijk of bij voorbaat zinloos
2 EHRM 21 januari 2011, ECLI:CE:ECHR:2011:0121JUD003069609.
3 EHRM 4 november 2014, ECLI:CE:ECHR:2014:1104JUD002921712.
6 Artikel 20, derde lid, van de Procedurerichtlijn.
is. De situatie van eiser is ten slotte niet te vergelijken met de situatie als bedoeld in arrest M.S.S.. Eiser heeft ook niet aannemelijk gemaakt dat hij een bijzonder kwetsbaar persoon is als bedoeld in arrest Tarakhel. De rechtbank ziet daarom geen aanleiding om te bepalen dat de minister om aanvullende garanties dient te vragen bij de autoriteiten van Spanje alvorens de overdracht naar Spanje plaatsvindt. De beroepsgrond slaagt niet.
Artikel 17, eerste lid, van de Dublinverordening
8. Eiser stelt dat de minister onvoldoende heeft gemotiveerd waarom hij geen aanleiding heeft gezien om de asielaanvraag op grond van artikel 17, eerste lid, van de Dvo aan zich te trekken. Eiser verwijst hierbij naar hetgeen hierboven aangevoerd. Eiser houdt van Nederland en vindt het een vreedzaam land.
9. Paragraaf C2/5.1 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc) bepaalt dat de minister terughoudend gebruik maakt van de bevoegdheid om het verzoek om internationale bescherming hier te lande te behandelen op grond van artikel 17, eerste lid, van de Dvo, ook al is Nederland op grond van de in de verordening neergelegde criteria daartoe niet verplicht. De minister gebruikt de bevoegdheid om het verzoek om internationale bescherming hier te lande te behandelen als er sprake is van bijzondere, individuele omstandigheden die maken dat de overdracht van onevenredige hardheid getuigt.
10. De rechtbank oordeelt als volgt. De minister mocht zich op het standpunt stellen dat hij de aanvraag niet onverplicht aan zich had hoeven trekken omdat geen sprake is van bijzondere, individuele omstandigheden die maken dat de overdracht aan Spanje onevenredig hard is. Voor zover eiser betoogt dat de omstandigheden die zijn aangevoerd over de internationale verplichtingen ook moeten worden meegenomen in de motivering of artikel 17, eerste lid, van de Dvo moet worden toegepast, wijst de rechtbank op recente rechtspraak7 van de Afdeling. Daarin is geoordeeld dat als de minister de omstandigheden waar de vreemdeling zich op heeft beroepen al heeft betrokken bij de beoordeling of hij van het interstatelijk vertrouwensbeginsel mag uitgaan, dit in beginsel ook een deugdelijke motivering is waarom hij zijn discretionaire bevoegdheid niet gebruikt. De beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

11. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.J. Catsburg, rechter, in aanwezigheid van S.N. Lekatompessij, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
22 augustus 2025

Documentcode: [Documentcode]

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.