ECLI:NL:RBDHA:2025:15753

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 augustus 2025
Publicatiedatum
25 augustus 2025
Zaaknummer
C/09/687641 / KG ZA 25-638
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in kort geding over inschrijving basisschool en wijziging zorgregeling

In deze zaak, die op 21 augustus 2025 door de Rechtbank Den Haag is behandeld, zijn partijen, aangeduid als 'de vrouw' en 'de man', verwikkeld in een kort geding over de inschrijving van hun minderjarige kind [minderjarige 1] op basisschool [schoolnaam 1] en de wijziging van de zorgregeling. De vrouw vorderde vervangende toestemming voor de inschrijving van [minderjarige 1] op de nieuwe basisschool, terwijl de man zich hiertegen verzette. De voorzieningenrechter oordeelde dat er geen spoedeisend belang was voor de gevraagde wijziging, aangezien de huidige zorgregeling al in werking was en er geen dringende redenen waren om van school te wisselen. De vrouw had eerder een akkoord van de man voor de schoolwisseling, maar dit was ingetrokken. De voorzieningenrechter concludeerde dat de argumenten van de vrouw, zoals de nabijheid van de nieuwe school, niet voldoende waren om de wijziging door te voeren. Daarnaast was er een geschil over de verdeling van de echtelijke woning, waar beide partijen het eens over waren geworden, en werd besloten dat de woning via een 'spoorboekje' zou worden verdeeld. De voorzieningenrechter heeft de vorderingen van de vrouw afgewezen en de proceskosten gecompenseerd.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Team Familie - voorzieningenrechter
zaak- / rolnummer: C/09/687641 / KG ZA 25-638
Vonnis in kort geding van 21 augustus 2025
in de zaak van
[partij A]in [woonplaats 1] ,
eiseres in conventie, gedaagde in reconventie,
advocaat: mr. E.A. Kazzaz-de Hoog in ’s-Gravenhage,
tegen:
[partij B]in [woonplaats 2] ,
gedaagde in conventie, eiser in reconventie,
advocaat: mr. L.F. Niemantsverdriet-Wensink in ’s-Gravenhage.
Partijen worden hierna respectievelijk aangeduid als ‘de vrouw’ en ‘de man’ en samen als ‘partijen’.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding, met producties 0 tot en met 4;
  • de conclusie van antwoord in conventie tevens houdende eis in reconventie, met producties 1 tot en met 7;
  • de op 7 augustus 2025 gehouden mondelinge behandeling op de zitting.
1.2.
Op de zitting waren aanwezig: de vrouw bijgestaan door haar advocaat en de man bijgestaan door mr. R.A. van den Heuvel als waarnemend advocaat.
1.3.
Op de zitting is vonnis bepaald op vandaag.
1.4.
De minderjarige [minderjarige 1] (hierna: [minderjarige 1] ) is uitgenodigd voor een kindgesprek met de voorzieningenrechter op 6 augustus 2025 om zijn mening kenbaar te maken. [minderjarige 1] heeft van deze gelegenheid geen gebruik gemaakt.

2.De feiten in conventie en in reconventie

Op grond van de stukken en dat wat op de zitting is besproken, wordt in deze procedure van het volgende uitgegaan.
2.1.
Partijen hebben een affectieve relatie met elkaar gehad.
2.2.
Partijen zijn de ouders van [minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum 1] 2015 in [geboorteplaats 1] . De vrouw is daarnaast de moeder van de minderjarige [minderjarige 2] (hierna: [minderjarige 2] ), geboren op [geboortedatum 2] 2010 in [geboorteplaats 2] . Partijen droegen tijdens hun affectieve relatie samen de zorg voor [minderjarige 2] .
2.3.
Partijen oefenen gezamenlijk het gezag uit over [minderjarige 1] . [minderjarige 1] verblijft feitelijk bij de vrouw. Partijen geven uitvoering aan een zorgregeling tussen de man en [minderjarige 1] .
2.4.
Bij deze rechtbank is, onder zaak- en rekestnummer C/09/678347 en FA RK 25-170, een procedure aanhangig. De man heeft in die procedure verzocht om de hoofdverblijfplaats van [minderjarige 1] bij hem te bepalen en om een zorgregeling met de vrouw vast te stellen, inhoudende dat [minderjarige 1] in de even weken van woensdagmiddag uit school tot maandagochtend naar school, in de oneven weken van woensdagmiddag uit school tot vrijdagochtend naar school en de helft van de vakanties en feestdagen bij de vrouw zal zijn. De vrouw heeft daartegen verweer gevoerd en zelfstandig verzocht om vervangende toestemming aan haar te verlenen om [minderjarige 1] op haar adres in te schrijven, om vervangende toestemming aan haar te verlenen om [minderjarige 1] met ingang van het schooljaar 2025/2026 in te schrijven op basisschool [schoolnaam 1] in [plaats 1] en om een zorgregeling met de man vast te stellen, inhoudende dat [minderjarige 1] iedere maandagmiddag na schooltijd tot dinsdagochtend, om het weekend van vrijdagmiddag tot zondagavond en de helft van de vakanties en feestdagen in onderling overleg bij de man zal zijn.
2.5.
In deze procedure zijn partijen bij beschikking van 14 maart 2025 naar een mediator verwezen om te trachten hun geschil door middel van mediation tot een oplossing te brengen en is iedere verder beslissing over de hoofdverblijfplaats, de zorgregeling en de vervangende toestemming inschrijving basisschool en adres van de vrouw aangehouden tot 1 september 2025 pro forma. De mediation is begin april 2025 zonder overeenstemming beëindigd.

3.Het geschil

in conventie
3.1.
De vrouw vordert, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad en kosten rechtens:
  • de man te bevelen om binnen drie dagen na betekening van dit vonnis schriftelijk te bevestigen dat hij akkoord gaat met plaatsing van [minderjarige 1] op basisschool [schoolnaam 1] , met ingang van het schooljaar 2025/2026, op verbeurte van een dwangsom van € 500,- per dag voor elke dag/elk dagdeel dat de man zal weigeren dit bevel na te komen en aan de vrouw vervangende toestemming te verlenen om [minderjarige 1] in te schrijven op basisschool [schoolnaam 1] , met ingang van het schooljaar 2025/2026;
  • de man te bevelen om binnen drie dagen na betekening van dit vonnis:
- opdracht te geven aan de NVM-makelaar REGRON in [woonplaats 2] tot verkoop van de woning aan de [adres] , in [postcode] in [woonplaats 2] , op de vrije markt en in lege staat;
- zich te houden aan de aanwijzingen van de verkoop-makelaar om een maximale opbrengst voor deze woning te verkrijgen;
- mee te werken aan bezichtigingen waarbij de man de woning in goede, schone en opgeruimde staat zal presenteren;
- het advies van de verkoop-makelaar te volgen met betrekking tot de vraagprijs voor de woning én het accepteren van een door de makelaar als goed beoordeeld bod;
- op eerste verzoek mee te werken aan de levering na verkoop van de woning bij de met de levering belaste notaris;
- dit alles op verbeurte van een dwangsom van € 500,- per dag of dagdeel dat de man geen medewerking zal geven aan het gevorderde en in dit vonnis aan hem bevolen.
3.2.
Daartoe voert de vrouw – samengevat – het volgende aan. De vrouw is in oktober 2024 noodgedwongen met [minderjarige 2] en [minderjarige 1] uit de echtelijke woning van partijen vertrokken. Sinds januari 2025 wonen zij in een huurwoning in Nootdorp. De vrouw wil dat [minderjarige 1] daar naar school toe gaat. In de aanhangige bodemprocedure heeft de man op de zitting van
14 februari 2025 verklaard in te stemmen met inschrijving van [minderjarige 1] op basisschool [schoolnaam 1] , met ingang van het schooljaar 2025/2026. De vrouw heeft meermaals verzocht om de benodigde papieren te tekenen, maar de man weigert dit en hij wil niet aangeven waarom hij weigert. Daarom heeft de vrouw belang bij haar vordering. Daarnaast wil de vrouw graag een eigen woning kopen. Daarvoor is het noodzakelijk dat zij wordt ontslagen uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de hypothecaire geldlening op de echtelijke woning en dat zij kan beschikken over haar aandeel in de overwaarde. De vrouw wil dat de echtelijke woning wordt verkocht, omdat de man niet heeft aangetoond dat hij bereid en in staat is om de echtelijke woning over te nemen voor een reële waarde. De man weigert echter zijn medewerking hieraan te verlenen. Daarom heeft de vrouw ook belang bij deze vordering.
3.3.
De man voert verweer, dat hierna – voor zover nodig – zal worden besproken.
in reconventie
3.4.
De man vordert, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
  • te bepalen dat de zorgregeling, zoals opgenomen in randnummer 38 wordt vastgesteld, dan wel een door de voorzieningenrechter in goede justitie te bepalen zorgregeling;
  • de vrouw te veroordelen om mee te werken aan toedeling van de echtelijke woning aan de man voor € 487.000,-, door alles te doen dat daarvoor nodig is, zulks op straffe van een dwangsom van € 500,- per dag dat de vrouw daarmee in gebreke blijft;
  • te bepalen dat dit vonnis in de plaats zal treden van de toestemming dan wel medewerking van de vrouw aan de levering en overdracht van de woning aan de man.
3.5.
Daartoe voert de man – samengevat – het volgende aan. De man acht een co-ouderschapsregeling in het belang van [minderjarige 1] . Daarmee wordt het probleem dat de vrouw heeft met het halen en brengen van [minderjarige 1] naar de huidige basisschool in [plaats 2] ook opgelost. Daarnaast wil de man de echtelijke woning van partijen overnemen voor € 487.000,-. Deze waarde is het gemiddelde van de taxatiewaarde van € 479.000,-, die volgde naar aanleiding van een aanvraag tot taxatie van de echtelijke woning door de man, en de taxatiewaarde van € 495.000,-, die volgde naar aanleiding van een aanvraag tot taxatie van de echtelijke woning door de vrouw. De man wil dat de vrouw haar medewerking verleent aan het verstrekken van een intentieverklaring voor de overname van de echtelijke woning door de man. Als de vrouw niet meewerkt aan het opstellen van een intentieverklaring kan de man geen hypothecaire geldlening afsluiten.
3.6.
De vrouw voert verweer, dat hierna – voor zover nodig – zal worden besproken.

4.De beoordeling van het geschil

in conventie en reconventie
Inschrijving basisschool [schoolnaam 1]
4.1.
Tussen partijen is in geschil of het voor [minderjarige 1] het beste is om met ingang van schooljaar 2025/2026 van basisschool te wisselen naar basisschool [schoolnaam 1] in Nootdorp, zoals de vrouw wil, of dat hij ingeschreven blijft bij de huidige basisschool [schoolnaam 2] in [plaats 2] , zoals de man wil.
4.2.
De voorzieningenrechter stelt voorop dat een kort geding-procedure is bedoeld om in spoedeisende zaken een voorziening te geven als dit noodzakelijk is. Het is gebruikelijk om in geval van gezamenlijke gezagsuitoefening geschillen daarover op grond van artikel 1:253a eerste lid van het Burgerlijk Wetboek (de zogenaamde 1:253a BW-procedure) voor te leggen aan de familierechter. Bij deze rechtbank is reeds een 1:253a-procedure tussen partijen aanhangig, onder zaak- en rekestnummer C/09/678347 en FA RK 25-170. In deze procedure heeft op 14 februari 2025 al een mondelinge behandeling op de zitting plaatsgevonden. Partijen zijn bij beschikking van 14 maart 2025 verwezen naar een mediator en de openstaande verzoeken zijn pro forma aangehouden. Na het beëindigen van de mediation zonder overeenstemming, staat de procedure sinds april 2025 opnieuw op dagbepaling. De voorzieningenrechter kan nu een voorziening geven als sprake is van feiten en zwaarwegende omstandigheden die maken dat er sprake is van een zodanig spoedeisend belang dat de uitkomst van de 1:253a BW-procedure niet kan worden afgewacht.
4.3.
In de 1:253a BW-procedure is door de vrouw onder meer verzocht om aan haar vervangende toestemming te verlenen om [minderjarige 1] in te schrijven op basisschool [schoolnaam 1] . De voorzieningenrechter is van oordeel dat er op dit moment geen spoedeisend belang is om aan de vrouw vervangende toestemming te verlenen om [minderjarige 1] met ingang van schooljaar 2025/2026 in te schrijven op basisschool [schoolnaam 1] . Van het bestaan van dergelijke feiten of omstandigheden die maken dat de uitkomst van de 1:253a-procedure door de vrouw niet kan worden afgewacht is in dit kort geding niet gebleken. Niet aannemelijk geworden is dat het niet goed gaat met [minderjarige 1] op zijn huidige basisschool of dat een wisseling van basisschool nu anderszins noodzakelijk is voor [minderjarige 1] . Dat [minderjarige 1] door de vrouw reeds is voorbereid op een wisseling van basisschool, omdat de man eerder heeft aangegeven dat hij wel akkoord zou zijn met een schoolwisseling van [minderjarige 1] na de zomervakantie, maakt dit ook niet anders. Daar komt bij dat de man zijn akkoord heeft ingetrokken. Het (praktische) argument van de vrouw dat basisschool [schoolnaam 1] dicht bij haar woning in [plaats 1] is en dat [minderjarige 1] dan makkelijker met vriendjes kan afspreken, is op dit moment ook geen doorslaggevende reden voor de door de vrouw gewenste schoolwisseling van [minderjarige 1] . De voorzieningenrechter zal de vordering van de vrouw dan ook afwijzen.
Wijziging zorgregeling
4.4.
Tussen partijen is ook in geschil of de zorgregeling tussen de man en [minderjarige 1] nu moet worden gewijzigd naar een co-ouderschapsregeling, zoals de man wil, of dat de huidige zorgregeling tussen de man en [minderjarige 1] moet worden voortgezet, zoals de vrouw wil.
4.5.
[minderjarige 1] is op dit moment iedere week van maandagmiddag uit school tot dinsdagochtend naar school, om de week van vrijdagmiddag uit school tot zondagavond en de helft van de schoolvakanties en feestdagen bij de man.
4.6.
Zoals hiervoor onder 4.2 is overwogen, kan de voorzieningenrechter nu een voorziening geven als sprake is van feiten en zwaarwegende omstandigheden die maken dat er sprake is van een zodanig spoedeisend belang dat de uitkomst van de 1:253a BW-procedure niet kan worden afgewacht.
4.7.
In de 1:253a BW-procedure is door de man onder meer verzocht om een co-ouderschapsregeling tussen hem en [minderjarige 1] vast te stellen. De voorzieningenrechter is van oordeel dat er op dit moment geen spoedeisend belang is om de zorgregeling tussen de man en [minderjarige 1] te wijzigen. Van het bestaan van dergelijke feiten of omstandigheden die maken dat de uitkomst van de 1:253a-procedure door de man niet kan worden afgewacht is in dit kort geding niet gebleken. Er wordt door partijen immers uitvoering gegeven aan een (ruime) zorgregeling, waarbij de man [minderjarige 1] daarnaast nog vaker ziet als hij extra gaat kijken bij de voetbalwedstrijden en -trainingen van [minderjarige 1] . De voorzieningenrechter zal de vordering van de man dan ook afwijzen.
Echtelijke woning
4.8.
Partijen zijn ieder voor de onverdeelde helft eigenaar van de woning aan de [adres] , in [postcode] in [plaats 2] . Beide partijen willen dat de echtelijke woning in [plaats 2] wordt verdeeld, maar zij verschillen van mening over de manier waarop en tegen welke waarde.
4.9.
Op de zitting heeft de voorzieningenrechter de wijze van verdeling van de echtelijke woning via het zogenaamde ‘spoorboekje’ van de rechtbank besproken. Partijen zijn het er op de zitting over eens geworden dat zij de echtelijke woning via het ‘spoorboekje’ zullen verdelen. De voorzieningenrechter zal aldus beslissen, zoals hierna vermeld in het dictum van dit vonnis en zal het meer of anders gevorderde op dit punt bij gebrek aan belang afwijzen.
Proceskosten
4.10.
Omdat het hier een procedure van familierechtelijke aard betreft, zal de voorzieningenrechter de proceskosten compenseren, zoals hierna vermeld in het dictum van dit vonnis.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter:
in conventie en reconventie
5.1.
stelt vast dat partijen het eens zijn over de wijze van verdeling van de echtelijke woning aan de [adres] , in [postcode] in [plaats 2] , in die zin dat:
1. de woning wordt toegedeeld aan de man op de volgende wijze en onder de volgende voorwaarden:
a) de vrouw stelt binnen twee weken na de datum van dit vonnis (21 augustus 2025) drie onafhankelijke NVM makelaar-taxateurs voor die bereid en in staat zijn de woning te taxeren, waaruit de man er vervolgens binnen één week één kiest. Partijen verstrekken vervolgens binnen één week een gezamenlijke opdracht aan deze NVM makelaar-taxateur tot taxatie van de woning. Beide partijen zijn aanwezig bij de taxatie van de woning. De NVM makelaar-taxateur zal tussen partijen bindend de waarde vaststellen waartegen de man de woning kan overnemen;
b) de man moet binnen twee maanden na de taxatie aan de vrouw aantonen dat hij de woning tegen de getaxeerde waarde kan overnemen met ontslag van de vrouw uit de hoofdelijke aansprakelijkheid van de aan de woning gekoppelde hypothecaire geldlening;
c) de over- dan wel onderwaarde wordt tussen partijen bij helfte gedeeld dan wel gedragen. De over- dan wel onderwaarde bestaat uit de getaxeerde waarde, te vermeerderen met de waarde van de eventueel aan de woning gekoppelde polissen ten tijde van de overdracht, minus de aan de woning gekoppelde hypothecaire geldlening ten tijde van de overdracht, minus de kosten van de NVM makelaar-taxateur en de kosten van het aanvragen van het energielabel;
d) de kosten van de notariële overdracht van de woning worden door de man, als kosten koper, voldaan;
e) partijen verlenen over en weer op eerste verzoek van de ander hun medewerking aan de notariële overdracht van de woning;
2) indien de man de woning niet kan overnemen onder bovengenoemde voorwaarden dan wordt de woning verkocht en geleverd aan een derde op de volgende wijze en onder de volgende voorwaarden:
a) partijen moeten binnen één week nadat de onder 1) genoemde termijn is verstreken of nadat de man kenbaar heeft gemaakt de woning niet te kunnen overnemen aan de onder 1) genoemde NVM makelaar-taxateur een gezamenlijke opdracht verstrekken tot verkoop van de woning aan een derde. De NVM makelaar-taxateur zal – als partijen het niet eens zijn – partijen bindend adviseren over de vast te stellen vraag- en laatprijs van de woning;
b) de over- dan wel onderwaarde wordt tussen partijen bij helfte gedeeld dan wel gedragen. De over- dan wel onderwaarde bestaat uit de verkoopopbrengst van de woning, te vermeerderen met de waarde van de eventueel aan de woning gekoppelde polissen ten tijde van de overdracht, minus de aan de woning gekoppelde hypothecaire geldlening ten tijde van de overdracht, minus de kosten van de verkoop en de overdracht, waaronder de kosten van de NVM makelaar-taxateur en de kosten van het aanvragen van het energielabel;
c) partijen verlenen over en weer op eerste verzoek van de ander hun medewerking aan de notariële overdracht van de woning;
5.2.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.3.
bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten draagt;
5.4.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.D.A. Geleijns en in het openbaar uitgesproken op
21 augustus 2025.
ss