ECLI:NL:RBDHA:2025:15769

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 augustus 2025
Publicatiedatum
25 augustus 2025
Zaaknummer
NL25.20944
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Vereenvoudigde behandeling
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op aanvraag machtiging voor voorlopig verblijf

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, wordt het beroep van eisers behandeld tegen de minister van Asiel en Migratie. Eisers hebben op 12 december 2023 een aanvraag ingediend voor een machtiging voor voorlopig verblijf, maar de minister heeft niet tijdig beslist. De rechtbank oordeelt dat de minister binnen 90 dagen na ontvangst van de aanvraag moet beslissen, maar deze termijn is met drie maanden verlengd en inmiddels verstreken. Eisers hebben de minister verzocht om binnen twee weken te beslissen, maar dit is niet gebeurd, waardoor zij beroep hebben ingesteld.

De rechtbank verklaart het beroep ontvankelijk en gegrond. De rechtbank legt een nieuwe beslistermijn op volgens het zogenoemde ‘sporenmodel’, waarbij rekening wordt gehouden met de bijzondere omstandigheden van de zaak. De minister moet binnen acht weken na bekendmaking van de uitspraak een beslissing nemen, tenzij hij besluit tot nader onderzoek, in welk geval de termijn op twintig weken wordt gesteld. De rechtbank bepaalt ook dat de minister een dwangsom van € 100,- per dag moet betalen voor elke dag dat hij de beslistermijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-.

Eisers hebben ook gevraagd om een bestuurlijke dwangsom, maar de rechtbank oordeelt dat de minister in dit geval geen bestuurlijke dwangsom verschuldigd is, omdat de beslistermijn op het moment van de ingebrekestelling nog niet was verstreken. De rechtbank wijst de minister ook op de proceskosten die hij aan eisers moet vergoeden, vastgesteld op € 453,50, en het betaalde griffierecht van € 194,-. De uitspraak is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.20944

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam],

V-nummer: [nummer],

[naam],

V-nummer: [nummer],

[naam],

V-nummer: [nummer],

[naam],

V-nummer: [nummer],

[naam],

V-nummer: [nummer],

[naam],

V-nummer: [nummer],

[naam],

V-nummer: [nummer],

[naam],

V-nummer: [nummer],

[naam],

V-nummer: [nummer],

[naam],

V-nummer: [nummer],
gezamenlijk: eisers,
(gemachtigde: mr. V.L. van Wieringen),
en

de minister van Asiel en Migratie, de minister.

Inleiding

1. Deze uitspraak gaat over het beroep dat eisers hebben ingediend omdat de minister volgens hun niet op tijd heeft beslist op de aanvraag van 12 december 2023 tot het verlenen van een machtiging voor voorlopig verblijf.
1.1.
De rechtbank doet uitspraak zonder zitting. [1]

Beoordeling door de rechtbank

Is het beroep ontvankelijk en gegrond?
2. De minister moet uiterlijk binnen 90 dagen na het ontvangen van de aanvraag beslissen. [2] De minister heeft deze termijn met drie maanden verlengd. De rechtbank stelt vast dat deze termijn is verstreken. [3] Eisers hebben de minister, na het verstrijken van deze termijn, gevraagd om alsnog binnen twee weken te beslissen. Dat heeft de minister niet gedaan. Eisers hebben vervolgens beroep ingesteld. [4]
3. Het beroep is ontvankelijk en gegrond.
Welke beslistermijn legt de rechtbank de minister op?
4. De meervoudige kamer van deze rechtbank en zittingsplaats sluit in de uitspraken van 9 juli 2025 [5] aan bij uitspraken van deze rechtbank, zittingsplaats Arnhem [6] , en de Afdeling [7] . In die uitspraken is geoordeeld dat sprake is van een bijzonder geval bij de overschrijding van de beslistermijn bij aanvragen om gezinshereniging bij een houder van een asielvergunning [8] , waarmee rekening moet worden gehouden bij het bepalen van een nieuwe beslistermijn. De rechtbank legt een nieuwe beslistermijn op volgens het zogenoemd ‘sporenmodel’ [9] .
5. De rechtbank stelt vast dat het dossier (mogelijk) nog niet compleet is, omdat de minister de bij de aanvraag ingediende documenten nog moet beoordelen, van plan is een herstelverzuim te sturen voor nadere documenten of informatie, of in afwachting is van een reactie op die herstelverzuimbrief. De rechtbank bepaalt daarom dat de minister binnen acht weken een beslissing op de aanvraag moet nemen. Dit is anders wanneer de minister binnen deze termijn van acht weken besluit tot nader onderzoek. In dat geval moet de minister binnen twintig weken een beslissing op de aanvraag nemen. De termijn begint op de dag na het bekendmaken van deze uitspraak.

Legt de rechtbank de minister een rechterlijke dwangsom op?

6. Eisers hebben gevraagd om een dwangsom op te leggen als de minister niet op tijd beslist. De rechtbank bepaalt in deze zaak dat, als de minister niet binnen de door de rechtbank opgelegde termijn een besluit op de aanvraag neemt, hij een dwangsom van
€ 100,- moet betalen voor elke dag waarmee de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. [10]
Is de minister een bestuurlijke dwangsom verschuldigd?
7. Eisers hebben gevraagd de bestuurlijke dwangsom vast te stellen. [11] Echter, de minister heeft bij wet de bestuurlijke dwangsom in onder andere nareis zaken (deels) afgeschaft. [12] De minister is volgens deze wet in zaken waarin de beslistermijn nog niet was verstreken op het moment dat de wet op 15 april 2025 in werking trad en in de zaken waarin de beslistermijn al wel was verstreken maar voor 15 april 2025 nog geen geldige ingebrekestelling was ontvangen, geen bestuurlijke dwangsom meer verschuldigd. In alle andere gevallen moet de bestuurlijke dwangsom per zaak worden berekend. [13]
8. Eisers hebben de minister met de brief van 17 april 2025 in gebreke gesteld. De minister heeft de ingebrekestelling op 17 april 2025 ontvangen. Omdat de beslistermijn op 15 april 2025 nog niet was verstreken, is de minister geen bestuurlijke dwangsom aan eisers verschuldigd.

Conclusie en gevolgen

9. Het beroep is gegrond. Dat betekent dat eisers gelijk krijgen en de minister binnen
acht weken een besluit moet nemen op de aanvraag, tenzij de minister binnen deze termijn besluit tot nader onderzoek. In dat geval moet de minister binnen twintig weken een besluit nemen op de aanvraag. Doet de minister dat niet, dan is hij aan eisers een dwangsom verschuldigd.
10. De minister moet de door eisers gemaakte proceskosten vergoeden. Deze kosten stelt de rechtbank vast op € 453,50. [14] Ook moet de minister het betaalde griffierecht aan eisers vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het, met een besluit gelijk te stellen, niet tijdig nemen van een besluit;
  • draagt de minister op binnen acht weken na bekendmaking van deze uitspraak alsnog een besluit op de aanvraag bekend te maken, tenzij de minister binnen deze termijn besluit tot nader onderzoek. In dat geval moet de minister binnen twintig weken na bekendmaking van deze uitspraak een beslissing op de aanvraag bekend maken;
  • bepaalt dat de minister aan eisers een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-;
  • draagt de minister op het betaalde griffierecht van € 194,- aan eisers te vergoeden;
  • veroordeelt de minister in de proceskosten van eisers tot een bedrag van
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. Sibma, rechter, in aanwezigheid van mr. B.A. Smit, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
Deze uitspraak is bekendgemaakt op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Artikel 2u, eerste lid van de Vreemdelingenwet (Vw).
3.Artikel 6:12, tweede lid, aanhef en onder a, van de Awb.
4.Artikel 6:12, tweede lid aanhef en onder b, van de Awb.
7.Afdeling bestuursrechtspraak Raad van State, ECLI:NL:RVS:2025:2337.
8.Als bedoeld in artikel 8:55d van de Awb.
9.Zie voor een toelichting op dit sporenmodel de genoemde uitspraken van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, van 9 juli 2025.
10.Artikel 8:55d. tweede lid, van de Awb.
11.Artikel 4:17 van de Awb.
12.Wet herziening regels niet tijdig beslissen in vreemdelingenzaken.
13.Informatiebericht 2025/16, Afschaffing bestuurlijke dwangsom.
14.Op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door de gemachtigde verleende rechtsbijstand, waarbij 1 punt is gerekend voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 907,- en een wegingsfactor van 0,5.