ECLI:NL:RBDHA:2025:15824

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
26 augustus 2025
Publicatiedatum
26 augustus 2025
Zaaknummer
NL25.37379
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Eerste beroep bewaring in het kader van asielprocedure met verwijzing naar het beginsel van non-refoulement

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 26 augustus 2025 uitspraak gedaan in een beroep tegen een maatregel van bewaring die was opgelegd aan eiser door de minister van Asiel en Migratie. Eiser, een Marokkaanse nationaliteit hebbende, had beroep ingesteld tegen het besluit van 9 augustus 2025, waarin de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet (Vw) was opgelegd. Dit beroep werd tevens aangemerkt als een verzoek om schadevergoeding.

De rechtbank heeft op 20 augustus 2025 de zaak behandeld, waarbij eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde en een tolk aanwezig was. Eiser stelde dat er geen beoordeling had plaatsgevonden van het beginsel van non-refoulement, wat volgens hem noodzakelijk was voordat een terugkeerbesluit kon worden genomen. Hij verwees naar het arrest Ararat en een eerdere uitspraak van de rechtbank in Roermond van 11 april 2025 ter ondersteuning van zijn standpunt.

De rechtbank oordeelde dat de maatregel van bewaring rechtmatig was, aangezien verweerder bevoegd was om deze op te leggen op basis van het besluit van 5 augustus 2025, waarin de derde asielaanvraag van eiser buiten behandeling was gesteld. De rechtbank concludeerde dat het buiten haar bevoegdheid lag om de rechtmatigheid van het terugkeerbesluit te toetsen in het kader van de bewaringsprocedure. Uiteindelijk werd het beroep ongegrond verklaard en werd het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.37379

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser,

V-nummer: [V-nummer],
(gemachtigde: mr. S.C. van Paridon),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder,

(gemachtigde: mr. G.T. Cambier).

Procesverloop

Bij besluit van 9 augustus 2025 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw [1] opgelegd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
De rechtbank heeft het beroep op 20 augustus 2025 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen [naam]. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [datum] 1999 en de Marokkaanse nationaliteit te hebben.
2. Eiser stelt dat niet is gebleken dat bij het nemen van de bewaringsmaatregel is beoordeeld of het beginsel van refoulement zich verzet tegen verwijdering van eiser naar zijn land van herkomst. Zijn derde asielaanvraag is buiten behandeling gesteld. Onder verwijzing naar het arrest Aratat [2] stelt eiser dat wanneer geen sprake is van een (actuele) beoordeling van het refoulementbeginsel, een terugkeerbesluit niet als grondslag kan dienen voor de inbewaringstelling. Ter verdere onderbouwing verwijst eiser naar de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Roermond, van 11 april 2025. [3]
3. Bij besluit van 5 augustus 2025 heeft verweerder de derde asielaanvraag van eiser buiten behandeling gesteld. Dit besluit omvat tevens een terugkeerbesluit. Verweerder was dan ook bevoegd tot het opleggen van de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw. Indien de rechtbank zich in de onderhavige zaak zou uitlaten over de rechtmatigheid van het terugkeerbesluit zou zij nogmaals beoordelen of het terugkeerbesluit voldoet aan het beginsel van non-refoulement. De rechtbank is van oordeel dat dit buiten haar bevoegdheid en de omvang van het geding ligt als bewaringsrechter. Daarvoor stond immers een aparte rechtsgang open.
4. Tot slot leidt ambtshalve toetsing niet tot het oordeel dat de maatregel van bewaring op enig moment onrechtmatig was.
5. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan op 26 augustus 2025 door mr. E.J. Govaers, rechter, in aanwezigheid van mr. J. de Winter, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000.
2.Hof van Justitie van de Europese Unie 17 oktober 2024, ECLI:EU:C:2024:892.