ECLI:NL:RBDHA:2025:15837

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 augustus 2025
Publicatiedatum
26 augustus 2025
Zaaknummer
C/09/688749 / JE RK 25-1267
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling voor minderjarige met complexe gezinsdynamiek en hulpverlening

Op 18 augustus 2025 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende de verlenging van de ondertoezichtstelling van een minderjarige, geboren in 2022. Het verzoek tot verlenging is ingediend door de Stichting Jeugdbescherming West Zuid-Holland, die als gecertificeerde instelling optreedt. De ouders van de minderjarige, die gezamenlijk het ouderlijk gezag uitoefenen, hebben ingestemd met de verlenging, maar de moeder heeft aangegeven dat deze voor een kortere periode zou moeten zijn.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat er onvoldoende vooruitgang is geboekt in de gezinssituatie van de minderjarige. De vader en moeder zijn met elkaar gehuwd en de minderjarige verblijft feitelijk bij haar grootouders. De moeder kampt met een obsessieve-compulsieve stoornis, wat leidt tot een zorgwekkende situatie voor de minderjarige. De kinderrechter heeft geconstateerd dat de ouders in een complexe gezinsdynamiek verkeren, waarbij de emotionele veiligheid van de minderjarige in het geding is.

De kinderrechter heeft besloten de ondertoezichtstelling te verlengen voor de duur van een jaar, tot 18 september 2026, met behoud van de gecertificeerde instelling. Dit is noodzakelijk om de veiligheid en ontwikkeling van de minderjarige te waarborgen. De beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid voor hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Team Jeugd- en Zorgrecht
Zaaksgegevens: C/09/688749 / JE RK 25-1267
Datum uitspraak: 18 augustus 2025

Beschikking van de kinderrechter

Verlenging ondertoezichtstelling

in de zaak naar aanleiding van het op 17 juli 2025 ingekomen verzoekschrift van:
Stichting Jeugdbescherming west Zuid-Holland(hierna te noemen: de gecertificeerde instelling),
betreffende:
- [minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2022 te [geboorteplaats] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[de vader] ,

hierna te noemen: de vader,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. B.J. Davidse te Amsterdam.

[de moeder] ,

hierna te noemen: de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. F. Pool te Rotterdam.

Het procesverloop

De kinderrechter heeft kennisgenomen van het verzoekschrift.
Op 18 augustus 2025 is op de zitting van deze rechtbank zowel het onderhavige verzoek als het verzoek tot machtiging uithuisplaatsing (C/09/689127 JE RK 25-1322) en het verzoek tot vervangende toestemming ten behoeve van verkrijging van een reisdocument (C/09/689144, FA RK 25-5660)
gecombineerd behandeld. Op laatstgenoemde verzoeken wordt bij afzonderlijke beschikking beslist.
Op de zitting zijn verschenen: [naam 1] en [naam 2] namens de gecertificeerde instelling alsmede de ouders met hun advocaat.

Feiten

  • De vader en de moeder zijn met elkaar gehuwd.
  • De vader en de moeder zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag.
  • [minderjarige] verblijft feitelijk bij haar grootouders moederszijde.
  • De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 18 september 2024 [minderjarige] onder toezicht gesteld van de gecertificeerde instelling van 18 september 2024 tot 18 september 2025.
  • Bij beschikking van deze rechtbank van 27 maart 2025 is in de voorlopige voorzieningen procedure [minderjarige] aan de vader toevertrouwd.

Verzoek en verweer

Het verzoek strekt tot verlenging van de ondertoezichtstelling voor de periode van één jaar.
De ouders hebben ingestemd met het verzochte, althans hebben zich niet tegen toewijzing daarvan verzet. De moeder heeft daarbij wel opgemerkt dat de ondertoezichtstelling voor een kortere periode verlengd zou moet worden.

Beoordeling

De kinderrechter is, gelet op hetgeen uit het dossier en ter terechtzitting naar voren is gekomen, van oordeel dat de in artikel 1:255, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek genoemde gronden voor ondertoezichtstelling nog aanwezig zijn en dat het noodzakelijk is de ondertoezichtstelling te verlengen als verzocht. Daarbij overweegt de kinderrechter
als volgt.
Uit het verzoekschrift van de gecertificeerde instelling blijkt dat het afgelopen jaar nog geen dan wel onvoldoende verbetering in de gezinssituatie van [minderjarige] is opgetreden. De vader heeft inmiddels de echtelijke woning verlaten en [minderjarige] verblijft met haar vader bij de ouders van de moeder. De situatie binnen het gezin is zorgwekkend. De moeder is gediagnosticeerd met een obsessieve-compulsieve stoornis waardoor zij dwang- en smetvreesklachten heeft. Zij bevindt zich in een patroon van controle, vermijding en afweer van hulp. Zij was ten tijde van de samenleving met vader volledig afhankelijk van hem voor haar toilet- en douchegang en ging niet zelfstandig naar buiten. [minderjarige] kon zich in de woning niet vrij bewegen, kwam nauwelijks buiten en groeide geïsoleerd op. Bij [minderjarige] is sprake van een vertraagde motorische ontwikkeling, spraak- en taalachterstand en er zijn signalen van autistiforme kenmerken. De vader is overbelast geraakt en werd volledig in beslag genomen door de zorg voor moeder. Hierdoor had hij geen ruimte om fysiek en emotioneel beschikbaar te zijn voor [minderjarige] . De vader geeft aan het patroon te willen doorbreken, maar hij wil de moeder ook niet reddeloos achterlaten. Binnen het gezin zijn regelmatig hoogoplopende conflicten tussen de ouders geweest, waarbij [minderjarige] aanwezig was. Deze situaties vormen een ernstige bedreiging voor haar emotionele veiligheid en hechtingsontwikkeling. [minderjarige] is kwetsbaar en verkeerde bij haar ouders thuis in een situatie die niet voldoet aan de minimale voorwaarden voor een veilige en gezonde ontwikkeling.
De vader heeft [minderjarige] op 23 juni 2025 meegenomen naar de ouders van de moeder, die sindsdien voor haar zorgen. [minderjarige] ontwikkelt zich hier goed. De kinderarts die [minderjarige] behandelt, heeft aangegeven dat [minderjarige] een sprong in haar ontwikkeling heeft gemaakt sinds zij bij haar grootouders verblijft. De komende periode moet gericht zijn op omgang tussen de moeder en [minderjarige] , intensieve hulp voor de persoonlijke problematiek van de moeder (zij staat op de wachtlijst voor opname bij [naam 3] , onderdeel van het Expertisecentrum Psychotherapie), opvoedondersteuning voor de vader en het doorbreken van de afhankelijkheidsrelatie van de ouders.
Daarbij speelt een grote rol dat de moeder alleen in huis wil werken aan haar problematiek en niet open staat voor opname in een gespecialiseerde instelling.
Op de zitting heeft de vader verklaard in te stemmen met toewijzing van het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling. De moeder heeft naar voren gebracht dat haar zienswijze op de situatie een heel andere is dan die van de gecertificeerde instelling en de vader. Zij erkent wel dat er hulp nodig is om de beoogde doelstellingen te behalen. Zij verzet zich niet tegen een verlenging van de ondertoezichtstelling maar vindt dat een kortere periode aangewezen is.
Naar het oordeel van de kinderrechter is nog steeds sprake van een complexe gezinsdynamiek. Beide ouders moeten zich in blijven zetten om de doelen van de ondertoezichtstelling, te weten een veilige en voorspelbare omgeving voor [minderjarige] , passende hulp voor moeder, structurele ontlasting van vader met betrekking tot de zorgtaak ten opzichte van moeder, doorbreken van het afhankelijkheidspatroon van de ouders, te behalen. Voor [minderjarige] zijn verdere (ontwikkelings-)onderzoeken nodig en dient passende hulp en begeleiding te worden gezocht. Beide ouders hebben behoefte aan opvoedondersteuning. Onderzocht moet worden welke vorm van hulpverlening passend is. Daarbij komt dat een verzoek tot echtscheiding is ingediend, wat ook voor stress en verandering zorgt. De verwachting is dat de ouders slechts met moeite in staat zijn de gevolgen van de echtscheiding onderling te regelen, met het gevaar dat de minderjarige daaronder komt te lijden. Het is daarom in het belang van [minderjarige] dat de gecertificeerde instelling betrokken blijft bij het gezin. Gelet op de complexe situatie is de kinderrechter van oordeel dat verlenging van de ondertoezichtstelling voor de duur van een jaar noodzakelijk is.
Derhalve zal als volgt worden beslist.

Beslissing

De kinderrechter:
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] van 18 september 2025 tot 18 september 2026 met behoud van de Stichting Jeugdbescherming west Zuid-Holland als gecertificeerde instelling die belast is met de uitvoering van de ondertoezichtstelling;
verklaart deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 18 augustus 2025 door mr. C.G. Meeder, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. P. Hillebrand als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 20 augustus 2025.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoeker en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van
het gerechtshof Den Haag.