ECLI:NL:RBDHA:2025:15859

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 augustus 2025
Publicatiedatum
26 augustus 2025
Zaaknummer
C/09/684824 / HA RK 25-224
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing voorlopige bewijsverrichtingen in geschil tussen Dael Installatiegroep B.V. en Genik Holding B.V.

In deze beschikking van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 21 augustus 2025, wordt het verzoek van Dael Installatiegroep B.V. (hierna: Dael) tot het houden van voorlopige bewijsverrichtingen toegewezen. Dael heeft Genik Holding B.V. (hierna: Genik) en een andere verweerder verzocht om inzage te geven in alle schriftelijke en elektronische communicatie met betrekking tot een specifiek project, omdat zij vermoedt dat Genik het concurrentiebeding uit de aandeelhoudersovereenkomst heeft geschonden. De rechtbank oordeelt dat Dael voldoende belang heeft bij het verkrijgen van deze informatie om te kunnen vaststellen of en hoe lang Genik het concurrentiebeding heeft overtreden. De rechtbank wijst erop dat het verzoek tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor ook kan worden toegewezen, omdat Dael voldoende heeft aangetoond dat er een grond bestaat voor haar vermoeden van overtreding. De rechtbank legt een termijn op voor Genik om de gevraagde informatie te verstrekken en bepaalt dat het voorlopig getuigenverhoor zal plaatsvinden in het Paleis van Justitie te Den Haag. De beschikking benadrukt het belang van het concurrentiebeding en de mogelijke gevolgen van overtreding daarvan, waaronder boetes. De rechtbank stelt dat het verzoek niet misbruik van recht inhoudt en dat er geen zwaarwichtige redenen zijn om het verzoek af te wijzen.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK DEN HAAG

Team handel
zaaknummer / rekestnummer: C/09/684824 / HA RK 25-224
Beschikking van 21 augustus 2025
in de zaak van
DAEL INSTALLATIEGROEP B.V.te gemeente Westland,
verzoekster,
hierna te noemen: Dael,
advocaat mr. F.J. Hordijk te Naaldwijk,
tegen

1.GENIK HOLDING B.V.te De Lier, gemeente Westland,

2.
[verweerder]te [plaats] , gemeente [gemeente] ,
verweerders,
hierna te noemen: Genik en [verweerder] , gezamenlijk: Genik c.s.,
advocaat mr. J.B. Maliepaard te Rotterdam.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift ingekomen op 7 mei 2025, met bijlagen 1 tot en met 10;
  • het verweerschrift, met bijlagen 1 tot en met 5;
  • de e-mail van 2 juli 2025 van Genik c.s., met bijlage 5.
1.2.
Op 3 juli 2025 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden. Daarbij is namens Dael verschenen de heer [naam 1] bijgestaan door mr. Hordijk voornoemd. Voorts is verschenen de heer [verweerder] voornoemd, mede namens Genik, bijgestaan door mr. Maliepaard voornoemd. Op de mondelinge behandeling hebben partijen hun standpunten nader toegelicht, waarbij mr. Hordijk gebruik heeft gemaakt van door hem overgelegde spreekaantekeningen. Van het verhandelde ter zitting is aantekening gehouden.
1.3.
De beschikking is bepaald op heden.

2.De feiten

Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting wordt in dit geding van het volgende uitgegaan.
2.1.
Genik is een holdingmaatschappij. Enig bestuurder en aandeelhouder van Genik is [verweerder] .
2.2.
Op 15 februari 2022 is Dael opgericht. Dael is opgericht in het kader van een fusie tussen de toenmalige Dael Elektra Groep en de [bedrijf 1] . De Dael Elektra groep werd gedreven door haar (middellijk) aandeelhouders de heren [naam 2] (middels [bedrijf 2] B.V.) en [naam 3] (middels Amarone Classico B.V.). De [bedrijf 1] werd gedreven door haar (middellijk) aandeelhouders de heren [verweerder] (middels Genik) en [naam 4] (middels Jomiba Holding B.V.).
Dael is een holdingvennootschap en staat bovenaan een groep vennootschappen die zich onder meer richten op installatie, beheer en onderhoud van elektrotechnische en werktuigbouwkundige installaties. De aandelen van Dael worden gehouden door [bedrijf 2] B.V., Amarone Classico B.V., Jomiba Holding B.V. en Genik (hierna: de aandeelhouders). De aandeelhouders en de heer [naam 5] zijn bestuurders van Dael.
2.3.
Ook op 15 februari 2022 hebben de aandeelhouders en Dael een aandeelhoudersovereenkomst inzake Dael met elkaar gesloten en heeft Dael met onder meer Genik een managementovereenkomst gesloten. Op grond van deze managementovereenkomst dient Genik management-, advies- en andere werkzaamheden te verrichten ten behoeve van de Dael-groep en heeft Genik recht op een managementvergoeding van € 10.000,- per maand, exclusief btw.
2.4.
Tussen Genik en Jomiba Holding B.V., dat wil zeggen tussen de heren [verweerder] en [naam 4] , zijn al snel fricties en spanningen ontstaan. Hieraan zijn in 2023 diverse overleggen gewijd maar de situatie verbeterde onvoldoende. In 2024 heeft mediation plaatsgevonden alsook persoonlijke begeleiding. Daarna zijn er toch weer conflicten ontstaan.
2.5.
Dael heeft vervolgens bij brief van 18 november 2024 Genik ontheven van de werkzaamheden uit hoofde van de managementovereenkomst. In diezelfde brief heeft Dael onder meer aan Genik meegedeeld dat Genik als Bad Leaver kwalificeert als bedoeld in de aandeelhoudersovereenkomst en heeft Dael Genik erop gewezen dat het concurrentiebeding uit de aandeelhoudersovereenkomst van toepassing blijft. Bij brief van 22 november 2024 heeft Genik betwist als Bad Leaver te kwalificeren.
2.6.
In artikel 10 van de aandeelhoudersovereenkomst is bepaald wat koopprijs van de aandelen is in de gevallen waarin een aandeelhouder zijn aandelen te koop aanbiedt aan de andere aandeelhouders. Wanneer een aandeelhouder kwalificeert als ‘Good Leaver’ is de koopprijs viermaal de marktwaarde van de aandelen, wanneer een aandeelhouder kwalificeert als ‘Bad Leaver’ is de koopprijs de helft van de marktwaarde van de aandelen. In de aandeelhoudersovereenkomst is ook een concurrentiebeding (artikel 12) opgenomen. Op grond daarvan is het Genik en/of [verweerder] verboden om binnen twee jaar na beëindiging van de overeenkomst betrokken te zijn bij activiteiten die concurrerend zijn met die van Dael. In artikel 14 is een boetebeding opgenomen waarin is bepaald dat het niet nakomen van het concurrentiebeding leidt tot verbeurte van een direct opeisbare boete van € 50.000,- per overtreding plus een boete van € 500,- voor iedere dag dat de overtreding voortduurt.
2.7.
Op 31 januari 2025 heeft Dael met inachtneming van de opzegtermijn van een half jaar de managementovereenkomst met Genik beëindigd. De managementovereenkomst is geëindigd op 31 juli 2025.
2.8.
Op enig moment heeft Dael kennis gekregen van een e-mail die de heer [naam 6] van [bedrijf 3] B.V. op 20 maart 2025 heeft verzonden aan onder andere het e-mailadres
[email-adres 1]. Daarin staat onder meer:
Goeie middag allen,
Goed om gisteren middag even bij elkaar gezeten te hebben.
Kunnen nu weer een stap maken in de voorbereiding richting de uitvoering.
[…]
@ [naam 7]
Gisteren nog even gekeken naar de Installaties.
Besloten om Riolering R-110 in de schuimbetonlaag te leggen.
Punten moeten we dus duidelijk hebben voor we schuimbeton vloer maken.
Riolering laten we aan erf zijde naar buiten komen.
( [naam 7] laat inspectie huidige rioolaansluiting uitvoeren zodat we weten of deze bruikbaar is. )
2.9.
Op enig moment heeft Dael kennis gekregen van een e-mail die de heer [naam 6] van [bedrijf 3] B.V. op 3 april 2025 heeft verzonden aan onder andere het e-mailadres
[email-adres 2]. In deze e-mail staat onder meer:
Goeie morgen [naam 8] ,
Zoals zojuist besproken met [naam 9] even een update voor wat betreft voortgang [adres] .
[…]
W installaties:
@ [naam 7] , Ben jij er uit wie de W-installatie op gaat pakken?
2.10.
Bij brief van 8 april 2025 heeft Dael aan Genik medegedeeld dat haar is gebleken dat Genik het concurrentiebeding heeft geschonden en dat Genik daarom een direct opeisbare boete van € 50.000,- is verschuldigd, vermeerderd met € 500,- per dag dat de overtreding voortduurt. In afwachting van betaling van de boete heeft Dael de betaling van de managementvergoeding opgeschort en aangekondigd bij het uitblijven van betaling over te gaan tot verrekening. In deze brief heeft Dael Genik er verder op gewezen dat zij kwalificeert als Bad Leaver.
2.11.
Op 28 april 2025 heeft Genik verlof gekregen van de voorzieningenrechter van deze rechtbank om conservatoir derdenbeslag onder de Rabobank te leggen ten laste van Dael in verband met de door Dael onbetaald gelaten managementvergoeding. Hierbij is de vordering ter zekerheid waarvan het beslag gelegd mocht worden voorlopig begroot op € 68.359,98.
2.12.
Op 13 mei 2025 heeft Genik bij deze rechtbank een dagvaardingsprocedure aanhangig gemaakt tegen Dael. In deze procedure heeft Genik betaling van de managementvergoeding gevorderd.

3.Het verzoek

3.1.
Dael verzoekt:
I. Genik c.s. te veroordelen afschrift te verstrekken van, dan wel inzage te geven in alle schriftelijke en elektronische communicatie van Genik inzake project [adres] , waaronder de communicatie per e-mail en WhatsApp of anderszins met:
a. de personen werkzaam bij [bedrijf 3] , waaronder [naam 6] ( [email-adres 3] ) [naam 10] ( [email-adres 4] ), [naam 11] ( [email-adres 5] ) en [naam 12] ( [email-adres 6] );
b. de eigenaar van de woning aan de [adres] te De Lier, zijnde [naam 8] ( [email-adres 7] );
c. de andere betrokkenen bij project [adres] , zijnde [naam 9] ( [email-adres 8] ), [naam 13] ( [email-adres 9] ), [naam 14] ( [email-adres 10] ), en [naam 15] ( [email-adres 11] );
II. een voorlopig getuigenverhoor te bevelen en één of meer data en tijdstippen hiertoe te bepalen binnen een zo kort mogelijke termijn.
3.2.
Dael legt aan de verzoeken – kort weergegeven – het volgende ten grondslag.
Dael heeft een sterk vermoeden dat Genik en [verweerder] het in artikel 12 van de aandeelhoudersovereenkomst opgenomen concurrentiebeding hebben overtreden. Blijkens de in 2.8 en 2.9. weergegeven e-mails is Genik, althans [verweerder] , betrokken bij activiteiten rond ‘project [adres] ’ die vergelijkbaar en/of concurrerend zijn met de bedrijfsactiviteiten van de Dael-groep, meer specifiek op het gebied van W-installaties. Door die overtreding zijn zij ex artikel 14 van de aandeelhoudersovereenkomst boetes verschuldigd geworden. Dael heeft er belang bij door middel van het houden van een voorlopig getuigenverhoor en afgifte van/inzage in stukken nader onderzoek te verrichten naar de betrokkenheid van Genik c.s. bij project [adres] , om te kunnen vaststellen of, en zo ja hoe lang, Genik c.q. [verweerder] het concurrentiebeding heeft overtreden.
3.3.
Genik c.s. voeren verweer tegen het verzochte. Dat verweer zal hierna, voor zover van belang, worden besproken.

4.De beoordeling

4.1.
Op grond van artikel 196 lid 1 Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv) kan de rechter voordat een zaak aanhangig is, of als het geding aanhangig is gemaakt, voordat de zaak op de rol is ingeschreven, op verzoek van een belanghebbende een of meer voorlopige bewijsverrichtingen bevelen. Het verzoekschrift is ingekomen op 7 mei 2025, en voorafgaand aan de indiening van dit verzoekschrift is geen bodemzaak aanhangig gemaakt. Dael kan dan ook in haar verzoeken worden ontvangen.
Beoordelingskader voorlopig getuigenverhoor
4.2.
Een voorlopig getuigenverhoor heeft als doel om de verzoeker ervan in staat te stellen opheldering te verkrijgen over de – wellicht nog niet precies bekende – feiten en omstandigheden waarvan hij in een eventuele procedure de bewijslast zal hebben, om zo zijn positie beter te kunnen beoordelen. De omstandigheid dat feiten voorafgaand aan of in de procedure over het voorlopig getuigenverhoor niet betwist zijn, brengt op zichzelf nog niet mee dat de verzoeker geen belang heeft bij een getuigenverhoor over deze feiten. De feiten zouden immers alsnog betwist kunnen worden. Niet is vereist dat de verzoeker al in het verzoekschrift nauwkeurig aangeeft welke feiten en stellingen hij aan zijn voorgenomen vordering ten grondslag wil leggen en omtrent welke feiten hij getuigen wil doen horen. Evenmin hoeft de verzoeker zich uit te laten over de precieze aard van de in te stellen vordering en, in voorkomend geval, de omvang van de geleden schade. In de procedure tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor ligt niet de toewijsbaarheid van de in het verzoekschrift aangeduide vordering ter toetsing voor.
4.3.
Indien het verzoek voldoet aan de eisen die de wet daaraan stelt, heeft de verzoeker in beginsel recht op een voorlopig getuigenverhoor. Op grond van vaste jurisprudentie zal een verzoek tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor alleen worden afgewezen als: (1) de rechtbank van oordeel is dat van de bevoegdheid tot het gebruiken van dit middel misbruik wordt gemaakt, (2) het verzoek in strijd is met de goede procesorde, of (3) het verzoek moet afstuiten op een ander zwaarwichtig bezwaar. Ook geldt bij een verzoek als dit de regel uit artikel 3:303 Burgerlijk Wetboek (BW) dat zonder belang niemand een rechtsvordering toekomt. Als geen van deze situaties zich voordoet en het verzoek verder aan alle eisen voldoet, dan wordt het verzoek toegewezen.
Beoordeling verzoek voorlopig getuigenverhoor
4.4.
De rechtbank is van oordeel dat het verzoek tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor kan worden toegewezen. Hiertoe wordt het volgende overwogen.
Dael heeft genoegzaam toegelicht dat het gevraagde voorlopig getuigenverhoor als doel heeft om haar in staat te stellen opheldering te verkrijgen over de vraag of, en zo ja hoe lang, Genik c.s. met betrokkenheid bij project [adres] het concurrentiebeding hebben overtreden zodat zij kan beoordelen of, en zo ja tot welk bedrag, er boetes zijn verbeurd. Daarbij heeft zij onmiskenbaar een (financieel) belang. Genik c.s. worden niet gevolgd in hun standpunt dat Dael misbruik maakt van haar bevoegdheid. Dael heeft met de twee overgelegde e-mailberichten (deels weergegeven onder 2.8. en 2.9.) genoegzaam onderbouwd dat er een grond bestaat voor haar vermoeden dat Genik en/of [verweerder] betrokken zijn geweest bij project [adres] op een wijze die in strijd is met het concurrentiebeding. De inhoud van deze e-mails roept vragen op over wat de betrokkenheid van Genik c.s. is geweest bij het project [adres] . Op deze vragen is door [verweerder] pas tijdens de mondelinge behandeling een toelichting gegeven, namelijk dat hij na de ontvangst van de e-mail van 20 maart 2025 telefonisch aan de eigenaar van [adres] heeft laten weten geen verdere betrokkenheid bij het project te zullen hebben. Deze toelichting is echter op geen enkele manier met te verifiëren gegevens onderbouwd. De door Genik c.s. overgelegde factuur waaruit blijkt dat [bedrijf 4] rioolwerkzaamheden heeft verricht bij het project [adres] waarover in de e-mail in relatie tot Genik c.s. werd gesproken, is daarvoor in elk geval onvoldoende. Dael heeft verder nog toegelicht dat zij niet zozeer vreest dat Genik c.s. werkzaamheden verricht door het plaatsen van installaties, maar ook door het geven van advies of begeleiding. Genik c.s. hebben dit onvoldoende weersproken. Gelet op het feit dat partijen een boetebeding zijn overeengekomen waarin staat dat Genik c.s. bij overtreding van het concurrentiebeding aanzienlijke boetes is verschuldigd, heeft Dael gelet op het voorgaande een gerechtvaardigd belang bij het horen van bij die e-mails en/of het project betrokken personen. Daaraan doet niet af dat Dael al is overgegaan tot de incasso van de volgens haar verschuldigde boetes middels verrekening met aan Genik verschuldigde managementfees. In rechte staat immers nog niet vast dat deze verrekening terecht was, sterker nog: Genik is onlangs een bodemprocedure gestart om deze vergoedingen alsnog uitbetaald te krijgen. In dat verband zal de verrekening ongetwijfeld aan de orde komen. Dit benadrukt het belang van Dael bij het verzochte voorlopig getuigenverhoor. Bij die stand van zaken ziet de rechtbank geen grond voor de aanname van Genik c.s. dat Dael dit verzoek misbruikt om informatie te verzamelen voor de aandeelhouders om te bereiken dat Genik/ [verweerder] als ‘Bad Leaver’ kan worden gekwalificeerd.
4.5.
Het bestaan van andere afwijzingsgronden is niet gebleken. Genik c.s. hebben nog wel aangevoerd dat zwaarwichtige redenen aan toewijzing van het verzoek in de weg staan, maar zij hebben nagelaten te concretiseren welke zwaarwichtige redenen dat zijn, terwijl dit wel op hun weg lag. De rechtbank passeert daarom dit verweer.
4.6.
Het verzoek van Dael tot het gelasten van een voorlopig getuigenverhoor zal daarom worden toegewezen. Dael heeft tien getuigen opgegeven om te horen. Omdat de praktijk uitwijst dat met het horen van meer dan vijf getuigen doorgaans geen redelijk doel wordt gediend, zal de rechtbank het aantal getuigen in eerste instantie beperken tot vijf. Dael mag zelf kiezen welke vijf getuigen dit zullen zijn. Indien Dael na deze vijf getuigen meer getuigen wenst te horen, kan zij een onderbouwd verzoek daartoe indienen bij de rechter voor wie de verhoren zullen worden gehouden.
4.7.
Aan partijen zal worden verzocht om hun verhinderdata over de komende vijf maanden toe te zenden aan de rechtbank. Aan de hand van deze verhinderdata zal de rechtbank een datum bepalen voor het verhoor en een rechter-commissaris aanzoeken die het verhoor zal leiden.
Beoordelingskader inzageverzoek
4.8.
Voor een recht op afschrift van gegevens moet op grond van artikel 194 Rv aan een aantal voorwaarden zijn voldaan. Degene die informatie van een ander verlangt moet (1) partij zijn bij een rechtsbetrekking en (2) de verlangde informatie moet voldoende bepaald zijn. Verder moet (3) een partij een voldoende belang hebben bij haar informatieverzoek en moet (4) degene van wie inzage wordt verlangd over de gevraagde informatie beschikken. Als degene die informatie van een ander verlangt aan deze voorwaarden voldoet, kan de rechter een daartoe strekkende vordering of verzoek alleen afwijzen als (a) degene die over de gegevens beschikt een verschoningsrecht als bedoeld in artikel 165 lid 2 Rv toekomt of (b) gewichtige redenen zich tegen het geven van een afschrift verzetten (artikel 195 lid 1 Rv in samenhang met artikel 194 lid 2 Rv).
Beoordeling inzageverzoek
4.9.
Dael verzoekt in de kern inzage in correspondentie tussen Genik c.s. enerzijds en betrokkenen bij project [adres] anderzijds om te kunnen beoordelen of, en zo ja hoe lang, Genik c.s. het concurrentiebeding hebben overtreden. Dit verzoek voldoet aan de hiervoor weergegeven voorwaarden. Dael is partij bij de aandeelhoudersovereenkomst waarin het mogelijk overtreden concurrentiebeding is opgenomen, zodat is voldaan aan de eerste voorwaarde. Het verzoek is voorts voldoende bepaald, aangezien het is afgebakend tot het bij partijen bekende project [adres] en de bij partijen bekende betrokkenen bij dat project. Dael heeft er naar het oordeel van de rechtbank dan ook belang bij om schriftelijke informatie te verkrijgen over de betrokkenheid van Genik c.s. bij het project om te kunnen beoordelen of het concurrentiebeding is overtreden en, zo ja, hoe lang. Genik c.s. worden niet gevolgd in hun stelling dat Dael geen belang heeft bij inzage en misbruik maakt van haar bevoegdheid omdat zij geen bewijs zoekt voor de schending van het concurrentiebeding, maar informatie zoekt om Genik als Bad Leaver te kunnen kwalificeren. Ten aanzien van deze verweren verwijst de rechtbank naar hetgeen hiervoor is overwogen: een overlap in de discussie omtrent schending van het concurrentiebeding en het mogelijke Bad Leaver-schap is niet uit te sluiten, maar dit neemt niet weg dat Dael een gerechtvaardigd belang heeft bij onderzoek naar de omvang en duur van de mogelijke overtreding van het concurrentiebeding. Ook het verweer van Genik c.s. dat het inzageverzoek een fishing expedition betreft, omdat Dael niet weet of er nog meer communicatie is geweest dan de twee door haar overgelegde e-mails, wordt verworpen. Genik c.s. betwisten over verdere correspondentie over het project te beschikken, maar gelet op de inhoud van twee in het geding gebrachte e-mails valt niet uit te sluiten dat er wel meer correspondentie is gevoerd. Genik c.s. zullen, gelet op het voorgaande, worden veroordeeld tot het verstrekken van een afschrift van de verzochte schriftelijke communicatie, uitsluitend voor zover deze bestaat buiten de al door Dael ingediende e-mails en voor zover deze betrekking heeft op het project [adres] .
4.10.
Slotsom is dus dat het inzageverzoek van Dael zal worden toegewezen. De rechtbank zal aan het bevel tot afgifte een termijn verbinden van veertien dagen na betekening van deze beschikking.

5.De beslissing

De rechtbank:
5.1.
beveelt een voorlopig getuigenverhoor met inachtneming van hetgeen onder 4.6. is overwogen;
5.2.
bepaalt dat het verhoor zal plaatsvinden in het Paleis van Justitie te Den Haag aan de Prins Clauslaan 60 op een nader te bepalen datum en tijdstip ten overstaan van een nader te bepalen rechter als rechter-commissaris;
5.3.
bepaalt dat Dael uiterlijk twee weken na dagtekening van deze beschikking bij aangetekende brief of bij exploot een afschrift van deze beschikking aan Genik c.s. moet doen toekomen;
5.4.
bepaalt dat partijen binnen drie weken na heden hun verhinderdata over de komende vijf maanden dienen op te geven aan de rechtbank voor het plannen van het voorlopig getuigenverhoor;
5.5.
beveelt Genik c.s. binnen veertien dagen na betekening van deze beschikking afschrift aan Dael te verstrekken van alle schriftelijke en elektronische communicatie van Genik en/of [verweerder] inzake project [adres] , waaronder de communicatie per e-mail en WhatsApp of anderszins, met:
de personen werkzaam bij [bedrijf 3] , waaronder [naam 6] ( [email-adres 3] ) [naam 10] ( [email-adres 4] ), [naam 11] ( [email-adres 5] ) en [naam 12] ( [email-adres 6] );
de eigenaar van de woning aan de [adres] te De Lier, zijnde [naam 8] ( [email-adres 7] );
de andere betrokkenen bij project [adres] , zijnde [naam 9] ( [email-adres 8] ), [naam 13] ( [email-adres 9] ), [naam 14] ( [email-adres 10] ), en [naam 15] ( [email-adres 11] ).
Deze beschikking is gegeven door mr. T.F. Hesselink en in het openbaar uitgesproken op 21 augustus 2025. [1]

Voetnoten

1.type: 2184