ECLI:NL:RBDHA:2025:15860
Rechtbank Den Haag
- Kort geding
- Rechtspraak.nl
Afwijzing vordering tot opschorting van parate executie van een hypotheekrecht in kort geding
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 26 augustus 2025 uitspraak gedaan in een kort geding waarin [eiser] vorderde dat de parate executie van zijn appartement zou worden opgeschort. [Eiser] had een hypotheek afgesloten bij [gedaagden] c.s. en was in verzuim met de betaling van de hypothecaire lening. De voorzieningenrechter oordeelde dat [eiser] onvoldoende had aangetoond dat er sprake was van een kennelijke feitelijke misslag in de hypotheekakte. De rechter stelde vast dat de hypotheekakte een authentieke akte is die als executoriale titel geldt. [Eiser] betwistte de juistheid van de hypotheekakte en stelde dat hij niet met [gedaagden] c.s. had gehandeld, maar met [bedrijf] B.V. De voorzieningenrechter oordeelde dat er geen grond was voor toewijzing van de vordering van [eiser] en dat [gedaagden] c.s. bevoegd waren om hun recht van parate executie uit te oefenen. [Eiser] werd in het ongelijk gesteld en moest de proceskosten betalen.