Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
Opvolgende rechterlijke machtiging
[cliënt] ,
ProcesverloopHet procesverloop blijkt uit het verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 29 april 2025.
Standpunten ter zitting
Beoordeling
.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 21 mei 2025 een beschikking gegeven in het kader van een verzoek tot een opvolgende rechterlijke machtiging voor een cliënt die lijdt aan de ziekte van Huntington. De cliënt, geboren in 1966, verblijft in een accommodatie en heeft aangegeven niet langer in de instelling te willen blijven. Zijn advocaat heeft aangevoerd dat de interne rechtspositie van de cliënt niet gewaarborgd is en dat het zorgplan niet voldoet aan de wettelijke eisen, omdat niet alle vormen van onvrijwillige zorg zijn opgenomen. De advocaat heeft primair om afwijzing van het verzoek gevraagd, en subsidiair om aanhouding van het verzoek totdat het zorgplan is aangevuld.
De rechtbank heeft vastgesteld dat het zorgplan is verstrekt en dat dit zorgplan, zoals toegelicht door de arts, het cliëntplan is. De rechtbank oordeelt dat er geen gebreken zijn die een aanhouding of afwijzing van het verzoek rechtvaardigen. De cliënt heeft veel structuur en begeleiding nodig, en zonder deze ondersteuning is hij niet in staat tot adequate zelfzorg. De rechtbank concludeert dat de voortzetting van het verblijf in de accommodatie noodzakelijk is om ernstig nadeel te voorkomen, waaronder levensgevaar en ernstige verwaarlozing.
De rechtbank verleent daarom de opvolgende machtiging voor de duur van één jaar, tot en met 20 mei 2026. Deze beschikking is gegeven door mr. M.J.L. van der Waals, rechter, en is uitgesproken ter openbare zitting.