ECLI:NL:RBDHA:2025:15893

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
26 augustus 2025
Publicatiedatum
26 augustus 2025
Zaaknummer
C/09/684409 / FA RK 25-3213
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot opvolgende rechterlijke machtiging voor cliënt met ziekte van Huntington

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 21 mei 2025 een beschikking gegeven in het kader van een verzoek tot een opvolgende rechterlijke machtiging voor een cliënt die lijdt aan de ziekte van Huntington. De cliënt, geboren in 1966, verblijft in een accommodatie en heeft aangegeven niet langer in de instelling te willen blijven. Zijn advocaat heeft aangevoerd dat de interne rechtspositie van de cliënt niet gewaarborgd is en dat het zorgplan niet voldoet aan de wettelijke eisen, omdat niet alle vormen van onvrijwillige zorg zijn opgenomen. De advocaat heeft primair om afwijzing van het verzoek gevraagd, en subsidiair om aanhouding van het verzoek totdat het zorgplan is aangevuld.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het zorgplan is verstrekt en dat dit zorgplan, zoals toegelicht door de arts, het cliëntplan is. De rechtbank oordeelt dat er geen gebreken zijn die een aanhouding of afwijzing van het verzoek rechtvaardigen. De cliënt heeft veel structuur en begeleiding nodig, en zonder deze ondersteuning is hij niet in staat tot adequate zelfzorg. De rechtbank concludeert dat de voortzetting van het verblijf in de accommodatie noodzakelijk is om ernstig nadeel te voorkomen, waaronder levensgevaar en ernstige verwaarlozing.

De rechtbank verleent daarom de opvolgende machtiging voor de duur van één jaar, tot en met 20 mei 2026. Deze beschikking is gegeven door mr. M.J.L. van der Waals, rechter, en is uitgesproken ter openbare zitting.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Team Jeugd- en Zorgrecht
Zaak-/rekestnr.: C/09/684409 / FA RK 25-3213
Datum beschikking: 21 mei 2025

Opvolgende rechterlijke machtiging

Beschikkingnaar aanleiding van het door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) ingediende verzoek tot het verlenen van een opvolgende machtiging voor de duur van één jaar als bedoeld in artikel 24 van de Wet zorg en dwang (Wzd), ten aanzien van:

[cliënt] ,

hierna te noemen: cliënt,
geboren op [geboortedatum] 1966 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] ,
thans verblijvende in de accommodatie [instelling] te [plaats] ,
advocaat: mr. M.A. Smits te Nijmegen.

ProcesverloopHet procesverloop blijkt uit het verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 29 april 2025.

Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
- het indicatiebesluit op grond van artikel 3.2.3 van de Wet langdurige zorg van
6 december 2023;
- de aanvraag voor een opvolgende machtiging aan het CIZ van 18 april 2025;
- de op 8 april 2025 ondertekende medische verklaring van een ter zake kundige arts, [naam 1] , die cliënt met het oog op de machtiging kort te voren heeft onderzocht, maar niet bij zijn behandeling betrokken was;
- het zorgplan.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 20 mei 2025. Daarbij zijn de volgende personen gehoord:
- cliënt, bijgestaan door zijn advocaat;
- de arts, [naam 2] .

Standpunten ter zitting

Client heeft ter zitting verteld dat hij niet in de instelling wil verblijven. Hij wil weg en graag terug naar huis.
De advocaat heeft ter zitting naar voren gebracht dat de interne rechtspositie van client niet goed wordt gewaarborgd. Cliënt wordt veel meer in zijn vrijheid beperkt dan hij zou willen. De advocaat vraagt zich af of het zorgplan wel aan het dossier is toegevoegd, enkel is aanwezig een cliëntplan. Het verzoek voldoet niet aan de wet, omdat de vormen van onvrijwillige zorg niet (volledig) in het zorgplan zijn opgenomen. De advocaat stelt dat volgens haar cliënt een depressie heeft. Hij is lusteloos en passief. Hij wil meer verlof, maar is niet in staat om dit zelf te communiceren. Enige tijd geleden is hij ontsnapt uit de instelling, dit is naar omstandigheden goed verlopen. De advocaat vraagt primair om afwijzing van het verzoek, omdat cliënt niet in de instelling wil verblijven. Subsidiair vraagt de advocaat om aanhouding dan wel afwijzing van het verzoek, omdat een compleet zorgplan ontbreekt en dit zorgplan eerst moet worden aangevuld voordat een beslissing kan worden genomen.
De arts heeft ter zitting toegelicht dat cliënt nu twee en een half jaar in de instelling verblijft. Bij aanvang van de opname was hij erg onrustig, maar het gaat inmiddels beter. Cliënt is meer in de samenwerking en de agressie wordt nagenoeg niet meer waargenomen. Hij wil niet in de instelling zijn, maar graag naar huis. Cliënt heeft echter veel structuur en begeleiding nodig, ook vanwege zijn diabetes. Hij is erg kwetsbaar en niet in staat om zelfstandig te wonen. Cliënt heeft veel leuke dingen ondernomen onder betaalde begeleiding, maar daar is wel veel geld aan opgegaan. Er is niet zoveel geld meer over nu. De ziekte van cliënt is progressief, het toestandsbeeld zal niet opknappen, alleen maar verslechteren. Cliënt kan in overleg meer vrijheden krijgen. De arts bevestigt dat het document dat cliëntplan heet, het zorgplan is. Het is de arts niet bekend dat alle vormen van onvrijwillige zorg in het zorgplan opgenomen moeten worden. Als het nodig is dan kan zij de stukken alsnog aanvullen.

Beoordeling

Op 22 mei 2024 is door de rechtbank een rechterlijke machtiging tot opname en verblijf in een accommodatie verleend tot en met 22 mei 2025.
De rechtbank ziet geen aanleiding om het verzoek aan te houden of af te wijzen, omdat sprake zou zijn van een incompleet zorgplan. In het geval een rechterlijke machtiging wordt aangevraagd voor een cliënt die al in een accommodatie verblijft, verstrekt het CIZ bij die aanvraag ook het zorgplan. De rechtbank stelt vast dat het zorgplan is verstrekt. Zoals de arts ter zitting heeft toegelicht is het cliëntplan het zorgplan. Dan is het vervolgens de vraag of dit zorgplan dusdanige gebreken vertoont dat de rechtbank geen beslissing kan nemen op het verzoek. De rechtbank is van oordeel dat dit niet aan de orde is. Anders dan in de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg is er in de Wzd voor gekozen om de besluitvorming over de vormen van onvrijwillige zorg bij de zorgprofessionals te leggen. Voor zover er daarom een gebrek in het zorgplan zou zijn, vormt dit geen aanleiding voor een aanhouding of afwijzing van het verzoek, omdat de rechtbank de voor haar besluit benodigde informatie heeft.
Uit de overgelegde stukken en het behandelde ter zitting is gebleken dat cliënt lijdt aan een gelijkgestelde aandoening, te weten de ziekte van Huntington
.
Deze gelijkgestelde aandoening leidt tot ernstig nadeel. Dit ernstig nadeel bestaat uit:
– levensgevaar;
– ernstig lichamelijk letsel;
– ernstige verwaarlozing;
– de situatie dat cliënt met hinderlijk gedrag agressie van anderen oproept.
Thuis liet cliënt de thuiszorg regelmatig niet binnen, waardoor zijn diabetes ontregeld raakte. Betrokkene moet nog steeds gestimuleerd worden tot medicatie-inname omdat hij deze anders niet inneemt. Als cliënt zijn diabetesmedicatie niet inneemt, kan dit leiden tot gevaarlijke situaties en in het uiterste geval tot overlijden. Cliënt vertoont grenzeloos gedrag ten aanzien van eten en moet daarin geremd worden, omdat hij anders blijft dooreten. Dit is gevaarlijk voor zijn gezondheid en met name vanwege zijn diabetes. Sinds 2024 is er een curator aangesteld, waarmee het risico op ernstige financiële schade is ondervangen. Cliënt is niet in staat tot adequate zelfzorg. Zonder structuur en gerichte aanwijzingen is hij niet in staat zelfstandig te functioneren. Hij moet voortdurend gestimuleerd worden tot onder meer het volgen van een dagstructuur en het verrichten van persoonlijke verzorging, zoals wassen
en aankleden. Zonder deze ondersteuning komt cliënt niet tot activiteiten en blijft hij in bed liggen. Ook bestaat de situatie dat cliënt met zijn hinderlijke gedrag agressie van anderen oproept. Zijn grenzeloze en dwangmatige gedrag kan leiden tot agressieve reacties van derden, dit is in het verleden ook meermalen gebeurd. Cliënt is ook gevaarlijk in het verkeer. Zo stapt hij zonder te kijken de straat op en loopt hij op de rijbaan in plaats van de stoep. Bij het naar buiten gaan is daarom veel sturing nodig om gevaarlijke situaties in het verkeer te voorkomen.
De voortzetting van het verblijf in een accommodatie is noodzakelijk en geschikt om het ernstig nadeel te voorkomen of af te wenden. Er zijn geen minder ingrijpende mogelijkheden om het ernstig nadeel te voorkomen of af te wenden.
Gebleken is dat cliënt zich verzet tegen de voortzetting van het verblijf in een accommodatie. Cliënt geeft aan niet in de instelling te willen blijven. Hij vindt dat de opname niet noodzakelijk is.
Gelet op het voorgaande is voldaan aan de criteria voor verlening van een opvolgende machtiging tot voortzetting van het verblijf in een accommodatie als bedoeld in de Wzd. De machtiging zal worden verleend voor de duur van één jaar.

Beslissing

De rechtbank:
verleent een opvolgende machtiging tot voortzetting van het verblijf in een accommodatie ten aanzien van:

[cliënt] ,

geboren op [geboortedatum] 1966 te [geboorteplaats] ,
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 20 mei 2026.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.J.L. van der Waals, rechter, bijgestaan door A. van Voorden als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 21 mei 2025.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 4 juni 2025.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.