ECLI:NL:RBDHA:2025:15907

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 juli 2025
Publicatiedatum
26 augustus 2025
Zaaknummer
C/09/632605 / FA RK 22-4717
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om ouderlijk gezag en omgangsregeling afgewezen wegens niet-erkende vaderschap en gebrek aan communicatie

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 25 juli 2025 uitspraak gedaan in een verzoek van de man om samen met de moeder belast te worden met het ouderlijk gezag over de minderjarige en om een zorg- en omgangsregeling vast te stellen. De rechtbank heeft de verzoeken afgewezen. De man had eerder vervangende toestemming gekregen om de minderjarige te erkennen, maar heeft dit nog niet gedaan. De rechtbank constateert dat de man, ondanks de verleende toestemming, geen DNA-test heeft laten uitvoeren om zijn vaderschap vast te stellen. Dit gebrek aan actie van de man, samen met de negatieve terugmelding van de hulpverleningsinstantie over het omgangsbegeleidingstraject, heeft geleid tot de conclusie dat de man momenteel niet in staat is om als vader voor de minderjarige beschikbaar te zijn. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat er geen goede communicatie tussen de ouders is en dat er geen samenwerking is om gezamenlijke beslissingen te nemen. De rechtbank heeft de verzoeken van de man om gezag en omgang afgewezen, in het belang van de minderjarige.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Enkelvoudige kamer
Rekestnummer: FA RK 22-4717
Zaaknummer: C/09/632605
Datum beschikking: 25 juli 2025

Gezag en omgang c.q. de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken

Beschikking op het op 19 juli 2022 ingekomen verzoek van:

[de man] ,

de man,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. L. Rijsdam te Leiden.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:

[de vrouw] ,

de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. L. de Roode te Leiderdorp.

Procedure

Bij beschikking van 27 februari 2023 van deze rechtbank:
  • is aan de man vervangende toestemming verleend om de minderjarige [minderjarige] te erkennen;
  • is bepaald dat [minderjarige]
  • zijn partijen met zogenoemde ‘lus’ (inclusief een voorwaardelijke onderzoeksopdracht) naar de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) verwezen naar [instantie 1] voor deelname aan het traject omgangsbegeleiding en voor aanmelding bij de uitvoerende hulpverleningsinstantie en is de volgende opbouwregeling bepaald waarbij [minderjarige] onder begeleiding van voornoemde hulpverleningsinstantie bij de man zal zijn:
 gedurende acht weken: twee keer per week gedurende twee uur in het omgangshuis;
 vervolgens indien dat goed is verlopen: onder begeleiding bij de man thuis, eerst voor de duur van twee uur per week, waarbij daarna, mits de omgang goed verloopt de uren kunnen worden uitgebreid. Als de omgang daarna goed verloopt, kan er ook omgang op een extra dag plaatsvinden gedurende enkele uren;
 waarbij het tempo wat [minderjarige] aan kan leidend is en partijen de aanwijzingen van de hulpverleners dienen op te volgen;
  • zijn de werkzaamheden van de bijzondere curator voor deze procedure beschouwd als beëindigd;
  • is een beslissing over het gezag en de omgang/verdeling van de zorg- en opvoedingstaken aangehouden.
De rechtbank heeft nogmaals kennis genomen van de stukken, waaronder nu ook:
  • het eindverslag betreffende de omgangsbegeleiding van [instantie 2] , gedateerd
  • de brief van 30 oktober 2023 van de Raad (melding besluit onderzoek);
  • het rapport en advies van de Raad van 27 februari 2024, kenmerk KZ-1-5T4HTVW;
  • het F9-bericht van 21 april 2024 van de zijde van de man;
  • het F9-bericht van 25 april 2024 van de zijde van de moeder;
  • het F9-bericht van 25 juli 2024 van de zijde van de moeder;
  • het F9-bericht van 2 november 2024 van de zijde van de man;
  • het F9-bericht van 27 februari 2025, met bijlage, van de moeder.
Op 13 maart 2025 is de behandeling van de zaak op een zitting voortgezet. Hierbij zijn verschenen: partijen met hun advocaten en [naam] namens de Raad voor de Kinderbescherming.
Na de zitting heeft de rechtbank de volgende stukken ontvangen:
  • het F9-bericht van 24 april 2025, met bijlagen, van de zijde van de moeder;
  • het F9-bericht van 13 juni 2025 van de zijde van de moeder;
  • het F9-bericht van 8 juli 2025 van de zijde van de moeder.

Beoordeling

De rechtbank handhaaft al hetgeen bij genoemde beschikking is overwogen en beslist, voor zover in deze beschikking niet anders wordt overwogen of beslist.
Ontwikkelingen na de beschikking van 27 februari 2023
De rechtbank constateert dat het traject omgangsbegeleiding bij hulpverleningsinstantie [instantie 2] niet van de grond is gekomen, doordat de man langere tijd traumabehandeling had. Hierdoor was hij niet bereikbaar en was er bij de man weinig tot geen ruimte voor [minderjarige] .
[instantie 2] heeft een negatieve terugmelding aan de Raad gedaan, waarna de Raad een onderzoek is gestart.
Uit het raadsrapport (en de aanvullingen daarop van de raadsvertegenwoordiger op de zitting) volgt – samengevat – dat het van belang is dat er eerst (door middel van een DNA- test) duidelijkheid komt over de vraag of de man de biologische vader is van [minderjarige] . Voor de man is dat noodzakelijk om knopen door te kunnen hakken over het al dan niet voortzetten van contact met [minderjarige] . De man heeft [minderjarige] – ondanks de door de rechtbank daarvoor verleende vervangende toestemming – ook nog niet erkend. Ook daarvoor wil de man eerst de uitslag van de DNA-test afwachten. Als uit de DNA-test volgt dat de man de biologische vader van [minderjarige] is, adviseert de Raad om het verzoek van de man om gezamenlijk belast te worden met het gezag af te wijzen. Er is immers geen goede communicatie tussen de ouders en tot op heden is er geen sprake van samenwerking om tot gezamenlijke beslissingen te komen. Hulpverlening om tot betere communicatie te komen, is niet van de grond gekomen.
Wat betreft het verzoek van de man om vaststelling van een omgangsregeling met [minderjarige] wordt omgangsbegeleiding in combinatie met een traject ouderschapsbemiddeling geadviseerd. Daarnaast adviseert de Raad opvoedondersteuning voor de man en statusvoorlichting (door de moeder) aan [minderjarige] . De hulpverleners van het traject omgangsbegeleiding kunnen de moeder hierin ondersteunen.
Huidige stand van zaken
Ondanks de door de rechtbank daarvoor verleende vervangende toestemming is [minderjarige] nog steeds niet erkend door de man. Het is de rechtbank niet duidelijk waarom de man, die hier zelf om heeft verzocht, deze stap niet kan zetten.
Op de zitting zijn concrete afspraken gemaakt over de wijze waarop partijen, binnen twee weken na de zitting, een DNA-test door tussenkomst van de huisarts van de moeder zouden gaan laten afnemen. Het was de man die een DNA-test wenste, omdat hij zeker wilde zijn dat [minderjarige] zijn zoon is, voordat hij contact met hem wil. De moeder heeft gezegd ervan overtuigd te zijn dat de man de biologische vader is van [minderjarige] . Daarnaast is afgesproken dat de man de rechtbank over de uitslag van de DNA-test zou informeren, waarna de rechtbank binnen vier weken beschikking zou wijzen.
Tot op heden heeft de rechtbank echter geen uitslag van een DNA-test van de man ontvangen. Ook heeft de rechtbank van de advocaat van de man (of de man zelf) geen enkel bericht meer ontvangen, ook niet nadat de rechtbank de advocaat van de man meerdere keren heeft gevraagd om zich uit te laten over de stand van zaken en de gewenste voortgang van de procedure. Hieruit zal de rechtbank dan ook de conclusie trekken die de rechtbank geraden acht. Het lijkt er in ieder geval op dat de man op dit moment niet in staat is om de DNA-test uit te laten voeren, laat staan om als vader voor [minderjarige] beschikbaar te zijn.
Conclusie
Aan de rechtbank liggen nog voor de verzoeken van de man om samen met de moeder te worden belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] en om een zorg- danwel omgangsregeling tussen de man en [minderjarige] vast te stellen.
In het licht van de huidige stand van zaken en in het belang van [minderjarige] kan de rechtbank niet anders dan de verzoeken afwijzen.

Beslissing

De rechtbank – met wijziging in zoverre van de beschikking van deze rechtbank van
27 februari 2023 – :
wijst de verzoeken van de man betreffende het gezag en de omgang af.
Deze beschikking is gegeven door mr. C.S.F. de Nijs, kinderrechter, bijgestaan door
mr. M.G.J. Konings als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 25 juli 2025.