In deze zaak vorderen passagiers van TUI Airlines Nederland B.V. compensatie voor een vertraagde vlucht van Amsterdam naar Fuerteventura op 3 juli 2022. De passagiers, vertegenwoordigd door mr. R. Bos, stellen dat zij recht hebben op een vergoeding van € 400,- per persoon op basis van de EU-verordening 261/2004, omdat zij meer dan drie uur vertraging hebben opgelopen. TUI, vertegenwoordigd door mr. M. Lustenhouwer, betwist de vordering en stelt dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk een tekort aan beveiligingspersoneel op Schiphol, waardoor de vlucht niet tijdig kon vertrekken.
De kantonrechter heeft de feiten en het verweer van TUI beoordeeld. De rechter concludeert dat er onvoldoende causaal verband bestaat tussen de vertraging van de vlucht en de omstandigheden die TUI aanvoert. De kantonrechter oordeelt dat TUI niet heeft aangetoond dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, en dat de passagiers recht hebben op de gevorderde compensatie. Daarnaast zijn de buitengerechtelijke kosten van de passagiers toegewezen, omdat zij voldoende hebben aangetoond dat er meer werkzaamheden zijn verricht dan enkel het verzenden van aanmaningen. TUI is veroordeeld tot betaling van het totaalbedrag van € 9.195,00, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten.