ECLI:NL:RBDHA:2025:15944

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 augustus 2025
Publicatiedatum
27 augustus 2025
Zaaknummer
AWB25.14250
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid van de rechtbank in asielzaak betreffende huisvesting en schorsing van inburgeringsplan

In deze zaak heeft eiser, een Iraanse asielzoeker, beroep ingesteld tegen het niet tijdig aanbieden van een woning door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hattem. Eiser heeft op 11 november 2024 een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ontvangen en is sindsdien statushouder. Hij is op 22 november 2024 gekoppeld aan de gemeente Hattem door het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA). Eiser heeft op 5 maart 2025 beroep ingesteld bij de rechtbank Gelderland, maar de zaak is intern doorverwezen naar de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem. Eiser betoogt dat het college gehouden is om hem binnen een redelijke termijn een woning aan te bieden, maar de rechtbank oordeelt dat het nog niet aanbieden van een woning geen besluit is en ook geen feitelijk handelen in de zin van artikel 72, derde lid, van de Vreemdelingenwet 2000. Hierdoor is de rechtbank niet bevoegd om kennis te nemen van het beroep.

Daarnaast heeft eiser ook verzoeken ingediend over de schorsing van zijn Persoonlijk plan Inburgering en Participatie (PIP) en het niet toekennen van een uitkering. De rechtbank stelt vast dat deze verzoeken betrekking hebben op andere zaken en regelgeving dan het beroep tegen het niet aanbieden van woonruimte. De rechtbank verklaart zich onbevoegd om kennis te nemen van het beroep en geeft aan dat eiser een schriftelijk beroep moet indienen voor deze nieuwe verzoeken. De rechtbank concludeert dat er geen aanleiding is voor een proceskostenvergoeding en dat de beslissing openbaar is uitgesproken op 22 augustus 2025.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 25/14250

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 22 augustus 2025 in de zaak tussen

[eiser], eiser

en

het college van burgermeester en wethouders van de gemeente Hattem

(gemachtigden: [gemachtigde 1] en [gemachtigde 2]).

Inleiding

1. Eiser heeft de Iraanse nationaliteit en is als asielzoeker naar Nederland gekomen. Op 11 november 2024 heeft hij een verblijfsvergunning asiel voor bepaald tijd ontvangen. Eiser is sindsdien statushouder. In het kader van het vinden van vaste woonruimte is eiser op 22 november 2024 door het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COa) gekoppeld aan de gemeente Hattem.
1.1.
Op 5 maart 2025 heeft eiser beroep ingesteld bij de bestuursrechter van de rechtbank Gelderland tegen het niet tijdig aanbieden van een woning in de gemeente Hattem en de mededeling van het college dat het nog wel anderhalf jaar kan duren voordat hij een woningaanbod krijgt. Hiermee is eiser het niet eens.
1.2.
Eiser heeft nadien veel stukken ingediend, gericht aan verschillende nationale en internationale personen en instanties. In aanvulling op zijn beroep tegen het niet tijdig aanbieden van een woning heeft hij daarbij ook aangevoerd dat het college ten onrechte zijn Persoonlijk plan Inburgering en Participatie (PIP) heeft geschorst waardoor hij geen integratiecursus meer kan volgen, en dat het college hem ten onrechte nog geen uitkering heeft toegekend.
1.3.
De rechtbank Gelderland heeft de zaak intern doorwezen naar de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem.
1.4.
De rechtbank heeft het beroep op 8 augustus 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben eiser en de gemachtigden van het college deelgenomen.

Beoordeling door de rechtbank

2. Eiser betoogt dat het college gehouden is hem binnen een redelijke termijn een woning aan te bieden. De verplichting van het college om een woning toe te kennen volgt uit artikel 28 van de Huisvestingswet 2014, en op basis van gemaakte afspraken krijgt het college daarvoor een periode van 12 tot 14 weken. Vast staat dat de gemeente die termijn niet heeft gehaald. Dat er een woningcrisis is excuseert de gemeente niet om haar taak te doen. Verder betoogt eiser dat uit internationale regelgeving, zoals de Kwalificatierichtlijn, het Handvest van de Europese Unie en het EVRM, volgt dat landen gehouden zijn om statushouders binnen een korte termijn een woning aan te bieden of het mogelijk moeten maken om zelf een woning te huren. Volgens eiser hebben vrienden en familie in andere landen van de EU ook kort na het verkrijgen van een verblijfsvergunning een woning gekregen. Door het niet handelen van de gemeente verblijft hij te lang op een COa-locatie, wat slecht is voor zijn mogelijkheden om werk te vinden en voor zijn integratie. Eiser verzoekt de rechtbank om het college op te dragen om of alsnog snel een woning toe te wijzen, of de koppeling van eiser aan Hattem te beëindigen en het COa te verzoeken hem aan een andere gemeente te koppelen.
2.1.
Verder heeft eiser bij e-mailbericht van 7 augustus 2025, daags voor de zitting, geschreven dat het college ten onrechte zijn PIP heeft geschorst waardoor hij zijn inburgeringscursus niet kan vervolgen wat zijn integratie en mogelijkheden op de arbeidsmarkt belemmert. Hij verzoekt de rechtbank te bepalen dat die schorsing wordt opgeheven. Tot slot vraagt eiser te bepalen dat het college hem een bijstandsuitkering verstrekt. Die krijgt hij ten onrechte nog altijd niet.
2.2.
Het college stelt zich op het standpunt dat de rechtbank onbevoegd is om van het beroep tegen het niet aanbieden van een woning kennis te nemen omdat geen sprake is van een besluit, en ook niet van een feitelijk handelen in de zin van artikel 72, derde lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000). De gemeente werkt voor de huisvesting van statushouders samen met de woningcorporatie. Eiser staat al op een urgentielijst, maar vanwege de krapte op de woningmarkt bestaat een wachtlijst van ongeveer anderhalf jaar om een woning te krijgen. Op de zitting heeft het college nog toegelicht dat zij in de eerste helft van 2025 meer woningen beschikbaar heeft gemaakt dan de voor de gemeente geldende taakstelling, maar dat desondanks de wachttijd niet korter wordt.
Op de zitting heeft het college verder toegelicht dat eisers inburgeringstraject is geschorst vanwege de vele bedreigende en beledigende mails die hij stuurt naar de medewerkers van de gemeente. Bovendien is de gemeente nog niet verplicht om zijn inburgeringstraject te starten. Gewoonlijk gebeurt dit ook pas als hij een woning toegewezen krijgt. Tot slot heeft eiser nog geen verblijf in de gemeente Hattem en daarom bestaat er nog geen recht op een bijstandsuitkering.
Het beroep gericht tegen het (nog) niet aanbieden van een woning
Toetsingskader
3. De rechtbank stelt voorop dat zij in beginsel slechts bevoegd is kennis te nemen van een beroep dat is gericht tegen een besluit. Onder besluit wordt in artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) verstaan: een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling. Uit artikel 6:2 van de Awb volgt dat voor de toepassing van wettelijke voorschriften over bezwaar en beroep de schriftelijke weigering een besluit te nemen en het niet tijdig nemen van een besluit, met een besluit worden gelijkgesteld.
4. Verder staat, bij de vreemdelingenkamer van de rechtbank Den Haag, beroep open tegen een feitelijk handelen in de zin van artikel 72, derde lid, van de Vw 2000. Het moet daarbij gaan om een handeling van een bestuursorgaan ten aanzien van een vreemdeling als zodanig.
Staat beroep open tegen het nog niet aanbieden van een woning?
5. De rechtbank is, net als het college, van oordeel dat het nog niet aanbieden van een woning geen besluit is en ook geen feitelijk handelen in de zin van artikel 72, derde lid, van de Vw 2000. Om die reden is de rechtbank niet bevoegd om kennis te nemen van dat beroep.
5.1.
Artikel 28 van de Huisvestingswet 2014 bepaalt dat het college zorg draagt voor de voorziening in de huisvesting van vergunninghouders in de gemeente overeenkomstig de voor de gemeente geldende taakstelling. Deze taakstelling moet worden gelezen in samenhang met artikel 7, eerste lid, aanhef en onder a, van de Rva 2005 waarin is bepaald dat het recht op opvang door het COa eindigt op de dag waarop naar het oordeel van het COa passende huisvesting buiten de opvangvoorziening kan worden gerealiseerd. De taakstelling heeft tot doel het realiseren van die passende huisvesting buiten de COa- opvangvoorzieningen. Het betreft dus een bestuurlijke regeling waaraan individuele statushouders geen rechten kunnen ontlenen. Ditzelfde geldt voor de door eiser genoemde termijn van tien á veertien weken om een woningaanbod is doen. Dit is geen wettelijke beslistermijn waaraan een statushouder rechten kan ontlenen, maar een bestuurlijke afspraak. [1] In dat verband merkt de rechtbank nog op dat uit artikel 124 van de Gemeentewet in combinatie met de Wet revitalisering generiek toezicht, volgt dat het toezicht op de gemeenten met betrekking tot de huisvesting van vergunninghouders bij de provincies ligt, wat te meer onderstreept dat sprake is van een bestuurlijke afspraak, niet van een verplichting waaraan een individuele statushouder een recht kan ontlenen.
5.2.
Het voorgaande betekent dat het niet binnen 14 weken aanbieden van een woning aan eiser voor hem geen publiekrechtelijk rechtsgevolg heeft, en vanwege dat ontbreken van een rechtsgevolg, evenmin kan worden gezien als een feitelijk handelen in de zin van artikel 72, derde lid van de Vw 2000. Dit houdt in dat eiser hiertegen geen bestuursrechtelijk rechtsmiddel kan instellen.
5.3.
Dezelfde redenering geldt voor het niet ingaan op het verzoek van eiser om hem dan te laten ‘ontkoppelen’ van de gemeente Hattem, zodat hij aan een andere gemeente gekoppeld kan worden. Daartegen staat ook geen rechtsmiddel open. Het college heeft ook toegelicht dat ontkoppeling alleen onder een aantal voorwaarden mogelijk is, waaraan niet is voldaan. Zo volgt uit de koppelingsbrief die aan eiser is verzonden dat eiser aan een andere gemeente kan worden gekoppeld als blijkt dat daar wel woonruimte beschikbaar is. Daarvan is nog niet gebleken. De rechtbank merkt daarbij op dat eiser op de zitting ook heeft erkend dat de problemen die de gemeente Hattem ondervindt bij het beschikbaar krijgen van woonruimte, ook gelden in de rest van Nederland. Het gevolg van het ontkoppelen van eiser door het college zou dan ook zijn dat andere gemeenten met hetzelfde probleem van het zoeken van woonruimte worden opgezadeld.
5.4.
Eiser heeft in zijn stukken uitvoerig betoogd dat het niet aanbieden van woonruimte strijd oplevert met de Kwalificatierichtlijn, het Handvest van de Europese Unie en het EVRM. Nog daargelaten of dat dan zou betekenen dat de vreemdelingenrechter alsnog bevoegd zou zijn, volgt de rechtbank het betoog over de strijd met internationaal recht niet. Artikel 32 van de Kwalificatierichtlijn verplicht de lidstaten alleen om ervoor te zorgen dat statushouders toegang tot huisvesting hebben ‘onder vergelijkbare voorwaarden als andere onderdanen van derde landen die legaal op hun grondgebied verblijven’ en een beleid te voeren dat erop gericht is discriminatie van personen die internationale bescherming genieten te voorkomen en hun op het gebied van toegang tot huisvesting gelijke kansen te bieden. Hieruit kan niet worden afgeleid dat statushouders recht hebben op een woning binnen 14 weken. Dat hebben andere vreemdelingen en Nederlandse burgers namelijk ook niet.
5.5.
Van strijd met het Handvest of het EVRM is evenmin sprake. Uit de rechtspraak van het Hof van Justitie volgt dat een behandeling van statushouders pas dan strijd oplevert met artikel 4 van het Handvest en artikel 3 van het EVRM ‘wanneer de onverschilligheid van de autoriteiten van een lidstaat tot gevolg zou hebben dat een persoon die volledig afhankelijk is van overheidssteun, buiten zijn wil en zijn persoonlijke keuzes om, terechtkomt in een toestand van zeer verregaande materiële deprivatie die hem niet in staat stelt om te voorzien in zijn meest elementaire behoeften, zoals eten, zich wassen en beschikken over woonruimte, en negatieve gevolgen zou hebben voor zijn fysieke of mentale gezondheid of hem in een toestand van achterstelling zou brengen die onverenigbaar is met de menselijke waardigheid.’ Daarvan is bij eiser geen sprake. Zoals op de zitting besproken mag eiser immers werken, hij mag zelf een woning zoeken, waarna hij ook recht kan hebben op huurtoeslag, en zolang er nog geen geschikte huisvesting beschikbaar is behoudt eiser recht op opvang en voorzieningen door het COa. Van strijd met artikel 8 van het EVRM is evenmin sprake. Dat artikel bepaalt wel dat een ieder recht heeft op respect voor zijn privéleven, zijn familie- en gezinsleven, zijn woning en zijn correspondentie, maar daaruit volgt niet dat een ieder ook recht heeft op een door de overheid binnen een korte periode beschikbaar gestelde woning.
5.6.
Het voorgaande betekent dat de rechtbank niet bevoegd is kennis te nemen van het beroep tegen het (nog) niet aanbieden van een woning aan eiser.
De schorsing van het PIP en het niet toekennen van een uitkering
6. De rechtbank stelt vast dat eiser daags voor de zitting in een e-mailbericht zijn beroep heeft uitgebreid met verzoeken over de schorsing van zijn PIP en het niet toekennen van een uitkering door het college. Dit betreft echter geheel andere zaken dan het beroep tegen het niet aanbieden van woonruimte, en ziet ook op geheel andere regelgeving. Naar het oordeel van de rechtbank kunnen deze verzoeken dus niet als onderdeel van het al lopende beroep worden gezien. Dat houdt in dat ze als nieuwe beroepen gezien zouden moeten worden maar het is niet mogelijk om per e-mailbericht een beroep bij de rechtbank in te dienen. Er is dus nog geen sprake van losse beroepen.
6.1.
Dit houdt in dat de rechtbank deze verzoeken niet in behandeling kan nemen en dat eiser, indien gewenst, alsnog een schriftelijk beroep zou moeten indienen. Daarbij merkt de rechtbank ter informatie van eiser echter ten eerste op dat hij op grond van artikel 7:1 van de Awb dan eerst bezwaar moet maken bij het college. Ten tweede merkt de rechtbank op dat het college bij de beoordeling van dat bezwaar ook zal moeten bepalen of er wel bezwaar en beroep gemaakt kan worden tegen de schorsing van het PIP en het nog niet krijgen van een uitkering.

Conclusie en gevolgen

7. De rechtbank verklaart zich onbevoegd om kennis te nemen van het beroep. Voor een proceskostenvergoeding bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart zich onbevoegd om kennis te nemen van het beroep
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.A. van der Straaten, rechter, in aanwezigheid van mr. N. El-Amrani, griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op: 22 augustus 2025.
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Vereniging voor Nederlandse Gemeenten, Handreiking huisvesting vergunninghouders, mei 2021 p. 5 en 7