ECLI:NL:RBDHA:2025:15945

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
24 juli 2025
Publicatiedatum
27 augustus 2025
Zaaknummer
C/09/687577 / JE RK 25-1148
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de ondertoezichtstelling van een minderjarige in het kader van jeugdbescherming

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag op 24 juli 2025 een beschikking gegeven over de verlenging van de ondertoezichtstelling van een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige]. De zaak is behandeld in het kader van jeugdbescherming, waarbij de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering als gecertificeerde instelling optreedt. De ouders van [minderjarige], hierna te noemen de moeder en de vader, zijn belast met het ouderlijk gezag, maar zijn niet verschenen op de zitting. De kinderrechter heeft vastgesteld dat, ondanks positieve ontwikkelingen bij de ouders, de ontwikkeling van [minderjarige] nog steeds bedreigd wordt door de onderlinge spanningen tussen de ouders en het contact met de grootouders aan moederszijde. De kinderrechter heeft het verzoek van de gecertificeerde instelling om de ondertoezichtstelling te verlengen voor de duur van een jaar toegewezen, met de noodzaak om de hulpverleningstrajecten van de ouders en de ontwikkeling van [minderjarige] verder te onderzoeken. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat deze direct geldt, ook als er hoger beroep wordt ingesteld. De ondertoezichtstelling is verlengd tot 18 augustus 2026.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Team Jeugd- en Zorgrecht
Zaaknummer: C/09/687577 / JE RK 25-1148
Datum uitspraak: 24 juli 2025
Beschikking van de kinderrechter
Verlenging ondertoezichtstelling
in de zaak van:
William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering,
hierna te noemen: de gecertificeerde instelling,
over:
[minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2022 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
en
[de vader],
hierna te noemen: de vader,
hierna tezamen ook te noemen: de ouders,
beiden wonende in [woonplaats] .

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt het verzoekschrift met bijlagen, ontvangen op 27 juni 2025 mee in de beoordeling.
1.2.
De zitting heeft met gesloten deuren plaatsgevonden op 24 juli 2025. Daarbij was aanwezig:
- [naam] , namens de gecertificeerde instelling.
1.3.
De vader en de moeder zijn niet verschenen. De kinderrechter stelt vast dat de vader en de moeder wel juist zijn opgeroepen.

2.De feiten

2.1.
De vader en de moeder zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
2.2.
[minderjarige] woont bij de vader en de moeder.
2.3.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 9 augustus 2024 de ondertoezichtstelling van [minderjarige] verlengd tot 18 augustus 2025.

3.Het verzoek

3.1.
De gecertificeerde instelling verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] te verlengen voor de duur van een jaar en de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
De gecertificeerde instelling motiveert het verzoek, samengevat en zakelijk weergegeven, als volgt. Er zijn nog ernstige zorgen over [minderjarige] . [minderjarige] is op [datum] 2024 getuige geweest van huiselijk geweld, waarbij de politie betrokken is geweest. Er zijn vervolgens veiligheidsafspraken gemaakt met de ouders, waaronder het meewerken aan ambulante hulpverlening van BBZ-Welzijn en het onderbrengen van [minderjarige] bij de tante vaderszijde. Er zijn nog steeds spanningen, maar het lijkt beter te gaan. De hulpverlener van BBZ-Welzijn ziet dat de ouders [minderjarige] juiste aandacht geven en een gezond dagritme voor haar hebben gecreëerd. Ook hebben de ouders zich aan de begeleidingsmomenten gehouden. Op de momenten dat [minderjarige] bij de tante vaderszijde verblijft, hebben de ouders ruimte om aan hun relatie te werken. De ouders maken een positieve ontwikkeling door, maar het is nog van te korte duur om te kunnen zeggen dat de ontwikkelingsbedreiging bij [minderjarige] is weggenomen. De relatietherapie zal pas van start gaan na afronding van de individuele hulpverleningstrajecten van de ouders bij [instantie 1] . Het traject Intensieve Ambulante Begeleiding (IAG) bij [instantie 2] is recent van start gegaan. De gecertificeerde instelling heeft niet het vertrouwen dat de ouders dit traject zullen voortzetten in het vrijwillig kader. Bovendien is de gecertificeerde instelling bezorgd over het contact met de grootouders moederszijde. Er hebben verschillende incidenten plaatsgevonden waaronder nog recent op 11 juni 2025, tijdens een incident bij de peuterspeelzaal, waarbij [minderjarige] uit de armen van de grootvader moederszijde is gevallen.
Gelet op bovengenoemde zorgen verzoekt de gecertificeerde instelling om de ondertoezichtstelling van [minderjarige] te verlengen voor de duur van een jaar, zodat de betrokken jeugdbeschermer zicht kan houden op de hulpverleningstrajecten van de ouders en [minderjarige] en onderzoek kan doen naar de opvoedvaardigheden van de ouders.

4.De beoordeling

4.1.
De kinderrechter is van oordeel dat aan de voorwaarden voor een verlenging van de ondertoezichtstelling is voldaan. [1]
4.2.
De kinderrechter overweegt daartoe als volgt. Uit het verzoek en de behandeling ter zitting leidt de kinderrechter af dat de ontwikkeling van [minderjarige] nog steeds ernstig wordt bedreigd. De ontwikkelingsbedreiging is voornamelijk gelegen in de spanningen in de onderlinge relatie van de ouders en het effect daarvan op [minderjarige] . [minderjarige] is getuige geweest van huiselijk geweld. De communicatie tussen de ouders verloopt wisselend en zorgt met regelmaat voor fricties en escalaties. Inmiddels lijkt zich een voorzichtig positieve ontwikkeling af te tekenen. De ouders houden zich aan de veiligheidsafspraken en werken mee aan de ambulante hulpverlening van BBZ-Welzijn. Ook is het positief dat [minderjarige] een aantal keren per maand bij de tante vaderszijde verblijft, waar zij zich goed ontwikkelt en waardoor de ouders meer ruimte krijgen om aan zichzelf en hun relatie te werken. Deze positieve ontwikkelingen zijn evenwel nog pril en de hulpverlening bevindt zich nog in de beginnende fase. Uit het verzoek blijkt dat de ouders eerst hun individuele trajecten bij [instantie 1] nog moeten afronden, voordat zij kunnen starten met relatietherapie. Het al lang voorgenomen IAG-traject bij [instantie 2] is pas kort geleden gestart. Er zijn dus al goede stappen gezet naar het wegnemen van de ontwikkelingsbedreigingen, maar er is ook nog een weg te gaan. [minderjarige] is vanwege haar jonge leeftijd kwetsbaar en volledig afhankelijk van de ouders. Het is van belang dat in het komende jaar verder onderzocht wordt wat [minderjarige] nodig heeft en hoe de ouders kunnen aansluiten bij haar ontwikkelingsbehoefte. Bij dit alles is het contact met de grootouders moederszijde een bron van toenemende zorg. Het recente incident waarbij [minderjarige] gewond is geraakt onderstreept dat. Weerstand bieden aan de invloed van de grootouders die schadelijk kan zijn voor de ontwikkeling van [minderjarige] blijkt lastig, met name voor de moeder. Dat kost energie en tijd en daar heeft zij ondersteuning bij nodig.
Gelet op de aard en ernst van de ontwikkelingsbedreiging en de noodzaak van het voortzetten van de net ingezette en lopende hulpverleningstrajecten, is voortduring van de ondertoezichtstelling voor de duur van een jaar nodig. De kinderrechter zal het verzoek dan ook zoals verzocht toewijzen.
4.3.
De kinderrechter verklaart de beslissing uitvoerbaar bij voorraad, zoals is verzocht. Dat wil zeggen dat de beslissing direct geldt, ook als iemand in hoger beroep gaat.

5.De beslissing

De kinderrechter:
5.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] tot 18 augustus 2026;
5.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 24 juli 2025 door mr. M.H. Rochat, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. I.J.C. Eikelenboom als griffier, en op schrift gesteld op 22 augustus 2025.
Tegen eindbeslissingen in deze beschikking is hoger beroep mogelijk bij het gerechtshof Den Haag. Hiervoor is een advocaat nodig. Wie kunnen hoger beroep instellen:
  • degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • andere belanghebbenden, binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of binnen drie maanden nadat zij op andere wijze daarvan kennis hebben genomen.

Voetnoten

1.Artikel 1:260 BW.