In deze zaak heeft verzoeker op 12 mei 2025 beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen op zijn asielaanvraag van 1 juni 2023. De minister van Asiel en Migratie heeft op 12 augustus 2025 de asielaanvraag van verzoeker ingewilligd. Na deze inwilliging heeft verzoeker zijn beroep ingetrokken en verzocht om vergoeding van de proceskosten. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting.
De rechtbank overweegt dat de veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb. Wanneer een beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener van het beroepschrift, kan de rechtbank op verzoek van de indiener het bestuursorgaan veroordelen in de proceskosten. In dit geval heeft de minister niet tijdig beslist op de aanvraag van verzoeker en heeft hij de aanvraag ingewilligd terwijl het beroep nog liep.
De rechtbank heeft het verzoek van verzoeker als kennelijk gegrond toegewezen en de minister veroordeeld in de proceskosten. De kosten zijn vastgesteld op € 453,50, gebaseerd op de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De rechtbank heeft de wegingsfactor 'licht' toegepast, aangezien het beroep enkel betrekking had op het niet tijdig nemen van een besluit. De uitspraak is gedaan op 25 augustus 2025 door mr. K.M. de Jager, rechter, en is openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie.