ECLI:NL:RBDHA:2025:15981

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 augustus 2025
Publicatiedatum
27 augustus 2025
Zaaknummer
NL22.7024
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak met betrekking tot intrekking aanvraag uitstel van vertrek

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 25 augustus 2025 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker, die op 10 november 2020 bezwaar had gemaakt tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor uitstel van vertrek, verzocht de voorzieningenrechter om de beslissing op bezwaar in Nederland af te mogen wachten. De minister van Asiel en Migratie, als verweerder, heeft een verweerschrift ingediend. Op 2 maart 2023 trok verzoeker zijn verzoek om een voorlopige voorziening in en vroeg om vergoeding van de proceskosten. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting.

De voorzieningenrechter overwoog dat de veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb. Aangezien verzoeker zijn bezwaarschrift heeft ingetrokken, was er geen sprake van tegemoetkoming door de verweerder. De voorzieningenrechter concludeerde dat het indienen van het verzoek om een voorlopige voorziening niet heeft geleid tot het alsnog verlenen van een verblijfsvergunning. Daarom werd het verzoek om de minister te veroordelen in de proceskosten afgewezen.

De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing. De zaak betreft de toepassing van de Vreemdelingenwet 2000 en de Algemene wet bestuursrecht, met specifieke aandacht voor de regels omtrent proceskosten in bestuursrechtelijke procedures.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.7024

uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[verzoeker], verzoeker

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. M.J. Paffen),
en
de minister van Asiel en Migratie [1] , verweerder
(gemachtigde: mr. D. Meier).

Procesverloop

Verzoeker heeft op 10 november 2020 bezwaar gemaakt tegen de afwijzing van de aanvraag voor uitstel van vertrek op grond van artikel 64 van de Vw. [2]
Verzoeker heeft op 21 april 2022 de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen, inhoudende dat hij de beslissing op bezwaar in Nederland mag afwachten.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Verzoeker heeft het verzoek op 2 maart 2023 ingetrokken en daarbij verzocht om verweerder te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten.
De rechtbank doet op grond van artikel 8:83, derde lid, van de Awb [3] uitspraak zonder zitting.

Overwegingen

1. De veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb en nader uitgewerkt in het Bpb. [4] Als een beroep wordt ingetrokken, omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoet gekomen, kan de rechtbank op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. Dit is geregeld in artikel 8:75a van de Awb. Dit is van overeenkomstige toepassing bij een verzoek om een voorlopige voorziening, gelet op artikel 8:84, vijfde lid, van de Awb.
2. De voorzieningenrechter is van oordeel dat geen sprake is van tegemoetkoming als bedoeld in artikel 8:75a van de Awb. Uit het verweerschrift blijkt dat verzoeker het bezwaarschrift dat aan het verzoek om een voorlopige voorziening ten grondslag ligt, heeft ingetrokken. De reden hiervoor is dat al een verblijfsvergunning, op andere gronden, is verleend. Niet is gebleken dat het indienen van het verzoek van een voorlopige voorziening aanleiding is geweest voor het alsnog verlenen van een verblijfsvergunning. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om verweerder te veroordelen in de proceskosten daarom af.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan op 25 augustus 2025 door mr. M.L. Weerkamp, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. E.C. Jacobs, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
2.Vreemdelingenwet 2000.
3.Algemene wet bestuursrecht.
4.Besluit proceskosten bestuursrecht.