ECLI:NL:RBDHA:2025:15992

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
27 augustus 2025
Publicatiedatum
27 augustus 2025
Zaaknummer
NL25.27265
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing opvolgende asielaanvraag op basis van seksuele gerichtheid

Deze uitspraak betreft de afwijzing van de opvolgende asielaanvraag van eiser, die stelt dat hij homoseksueel is en dat hij problemen ondervindt in zijn land van herkomst vanwege zijn seksuele gerichtheid. Eiser heeft eerder twee asielaanvragen ingediend, waarvan de laatste is afgewezen omdat de minister de gestelde homoseksuele geaardheid niet geloofwaardig achtte. Op 31 maart 2025 heeft eiser een nieuwe aanvraag ingediend, die door de minister op 12 juni 2025 als kennelijk ongegrond is afgewezen. Eiser heeft beroep ingesteld tegen deze afwijzing en een verzoek om voorlopige voorziening ingediend. De rechtbank heeft de zaak op 26 augustus 2025 behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van de minister en een tolk. De rechtbank concludeert dat de afwijzing van de asielaanvraag in stand kan blijven, omdat de minister terecht heeft geoordeeld dat de identiteitsgroei van eiser in het kader van zijn homoseksuele gerichtheid niet geloofwaardig is. De rechtbank wijst erop dat de verklaringen van eiser niet samenhangend zijn en dat hij onvoldoende bewijs heeft geleverd om zijn geaardheid te onderbouwen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst erop dat eiser geen recht heeft op vergoeding van proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.27265

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], V-nummer: [nummer], eiser

(gemachtigde: mr. T. Bruinsma),
en

de minister van Asiel en Migratie, de minister

(gemachtigde: mr. I van Es).

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over de afwijzing van de asielaanvraag van eiser als bedoeld in artikel 28 van de Vw 2000 [1] . Eiser is het hier niet mee eens. Hij voert daartoe een aantal beroepsgronden aan. De rechtbank beoordeelt de afwijzing van de asielaanvraag.
1.1.
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat de afwijzing van de asielaanvraag in stand kan blijven. Hieronder legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Procesverloop

2. Eiser heeft twee keer eerder een asielaanvraag ingediend. De laatste aanvraag is afgewezen omdat de minister eisers gestelde homoseksuele geaardheid en de daarmee verband houdende problemen die hij heeft ondervonden niet geloofwaardig heeft geacht. Deze afwijzing is in rechte komen vast te staan.
2.1. Eiser heeft op 31 maart 2025 een opvolgende aanvraag om verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De minister heeft met het bestreden besluit van 12 juni 2025 deze aanvraag in de verlengde procedure afgewezen als kennelijk ongegrond. De identiteitsgroei in het kader van de gestelde homoseksuele gerichtheid vindt de minister niet geloofwaardig.
2.2.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit en een verzoek voorlopige voorziening [2] ingediend.
2.3.
De rechtbank heeft het beroep op 26 augustus 2025, samen met het verzoek voorlopige voorziening, op zitting behandeld. Hieraan hebben eiser, zijn gemachtigde en de gemachtigde van de minister deelgenomen. Ook is een tolk verschenen. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gesloten.
2.4.
Op het verzoek voorlopige voorziening zal bij afzonderlijke uitspraak worden beslist.

Beoordeling door de rechtbank

Het asielrelaas
3. Eiser heeft aan zijn opvolgende asielaanvraag ten grondslag gelegd dat hij beter kan verklaren over zijn geaardheid. Hij is gegroeid in zijn identiteit. Eiser heeft daartoe een aantal documenten overgelegd, te weten een brief van Phoenix Amsterdam, een pasje van Phoenix Amsterdam, een pasje van het Rode Kruis, een vijftal foto’s van oktober 2024 tot en met januari 2025, een foto’s van eisers hand en een screenshot van een gesprek met iemand.
Het bestreden besluit
4. De minister heeft zich op het standpunt gesteld dat de identiteitsgroei in het kader van de gestelde homoseksuele gerichtheid niet geloofwaardig is. In dit verband heeft de minister vastgesteld dat het asielmotief niet volledig onderbouwd is met objectieve bewijsstukken. De bovenstaande documenten zijn namelijk geen objectieve bewijsstukken waarmee eiser zijn gerichtheid voldoende kan onderbouwen. Daarnaast zijn sommige bewijsstukken tegenstrijdig met de verklaringen die eiser heeft afgelegd in het gehoor. Volgens de minister vormen de verklaringen van eiser geen samenhangend en aannemelijk geheel, omdat de verklaringen van eiser niet persoonlijk zijn en hij niet duidelijk vertelt waarom er sprake is van een identiteitsgroei. Ook vindt de minister de verklaringen, over hoe de relatie met een man eiser heeft geholpen, oppervlakkig en algemeen. Daarbij heeft eiser tegenstrijdig verklaard over de relatie met die man. De minister heeft verder nog een aantal argumenten aan het besluit ten grondslag gelegd, waaronder dat eiser oppervlakkig verklaart over hoe eisers situatie in Nederland anders is dan in het land van herkomst.
5. Eiser voert aan dat hij gedurende de tijd die hij in Nederland is daadwerkelijk actiever is geworden als homoseksueel. Maar door de minister wordt ten onrechte daaraan gekoppeld dat eiser dus ook beter in staat moet zijn te verklaren over zijn gevoelens en over zijn homoseksuele geaardheid. Eiser beseft dat zijn verklaringen niet overduidelijk getuigen van diepgang omtrent zijn homoseksuele gevoelens. Dat betekent niet dat hij geen homoseksueel is, maar het betekent wel dat eiser kennelijk, in ieder geval in de optiek van de minister, er niet in is geslaagd daarover voldoende diepgaand te verklaren.
6. Deze beroepsgrond slaagt naar het oordeel van de rechtbank niet. Daartoe overweegt de rechtbank dat in een eerdere procedure is komen vast te staan dat niet geloofwaardig is dat eiser homoseksueel is. De beroepsgrond van eiser dat zijn verklaringen niet overduidelijk getuigen van diepgang omtrent zijn homoseksuele gevoelens, maar dat hij wel homoseksueel is, maakt naar het oordeel van de rechtbank niet dat de minister zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld zoals weergeven onder 4. Omdat in lhbti-zaken het zwaartepunt van de geloofwaardigheidsbeoordeling ligt bij het persoonlijke en authentieke verhaal van de vreemdeling, treft het betoog van eiser geen doel. Voor zover eiser ter zitting naar voren heeft gebracht dat de minister onvoldoende rekening heeft gehouden met het referentiekader van eiser, inhoudende dat eiser als persoon niet gemakkelijk praat over gevoelens, volgt de rechtbank eiser hierin niet. Met de minister is de rechtbank van oordeel dat eiser voldoende de kans heeft gehad om zijn gestelde identiteitsgroei persoonlijk te maken aan de hand van de door de minister gestelde vragen. Daarbij betrekt de rechtbank dat eiser juist aan de opvolgende aanvraag ten grondslag heeft gelegd dat hij beter kan verklaren over zijn geaardheid. De rechtbank concludeert dan ook dat de minister zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat de identiteitsgroei in het kader van de gestelde homoseksuele gerichtheid niet geloofwaardig is.

Conclusie en gevolgen

7. De minister heeft de aanvraag terecht afgewezen als kennelijk ongegrond.
Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.G.D. Overmars, rechter, in aanwezigheid van mr. M.A. Buikema, griffier en openbaar gemaakt door middel van gepseudonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000.
2.NL25.27266.