ECLI:NL:RBDHA:2025:15998
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag en het verzoek om voorlopige voorziening
In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De voorzieningenrechter behandelt tevens het verzoek om een voorlopige voorziening van eiser. Verweerder, de minister van Asiel en Migratie, heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 14 mei 2025 niet in behandeling genomen, omdat Spanje verantwoordelijk is voor de aanvraag. De rechtbank heeft geen zitting gehouden, omdat dit in deze zaak niet nodig werd geacht.
De rechtbank onderzoekt de ontvankelijkheid van het beroep. Verweerder heeft op 20 juni 2025 aan de rechtbank laten weten dat eiser met onbekende bestemming is vertrokken. De gemachtigde van eiser heeft op 26 juni 2025 gereageerd op een verzoek van de rechtbank om hierop te reageren. De rechtbank concludeert dat eiser kennelijk geen prijs meer stelt op de door hem gezochte bescherming in Nederland, aangezien hij sinds 10 juni 2025 met onbekende bestemming is vertrokken en er geen contact meer is geweest met zijn gemachtigde.
De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk en ook het verzoek om een voorlopige voorziening wordt niet-ontvankelijk verklaard. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten. De uitspraak is gedaan door mr. D. Biever, in aanwezigheid van griffier V. Nooteboom, en is openbaar gemaakt. Eiser kan binnen 6 weken na verzending van de uitspraak een verzetschrift indienen als hij het niet eens is met de uitspraak op het beroep.