In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, wordt het beroep van eisers behandeld tegen het niet tijdig beslissen op hun aanvraag van 14 juli 2023 voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) als familie- of gezinslid van [naam] (referent) in het kader van nareis. De rechtbank heeft besloten dat een zitting niet nodig is en heeft het onderzoek gesloten zonder behandeling op een zitting. De rechtbank overweegt dat volgens de Algemene wet bestuursrecht (Awb) het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld wordt met een besluit. De eisers hebben de minister in gebreke gesteld, en de rechtbank constateert dat de termijn voor de minister om te beslissen is verstreken. De rechtbank verklaart het beroep gegrond voor de overige eisers, terwijl het beroep voor [naam] niet-ontvankelijk wordt verklaard omdat zijn aanvraag op 7 december 2023 is ingetrokken. De rechtbank legt de minister een dwangsom op van € 100,- per dag voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. Tevens wordt de hoogte van de verbeurde dwangsom vastgesteld op € 1.442,-, en de minister wordt veroordeeld in de proceskosten van de eisers tot een bedrag van € 453,50. De uitspraak is gedaan door mr. A.G.D. Overmars en is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.