ECLI:NL:RBDHA:2025:16000
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Bewaring en zicht op uitzetting in vreemdelingenrechtelijke procedure
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 9 juli 2025 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de maatregel van bewaring van een Algerijnse eiser. De maatregel van bewaring was opgelegd door de minister van Asiel en Migratie op 22 april 2025, op basis van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het voortduren van deze maatregel en verzocht om schadevergoeding. De rechtbank heeft besloten dat een onderzoek ter zitting niet nodig was en heeft de zaak op basis van de ingediende stukken beoordeeld.
Eiser stelt dat hij geen zicht heeft op uitzetting naar Algerije en dat de maatregel van bewaring onrechtmatig is. Hij heeft aangevoerd dat de minister onvoldoende voortvarend handelt, aangezien er al 19 keer bij de Algerijnse autoriteiten is gerappelleerd zonder resultaat. De rechtbank heeft in haar overwegingen verwezen naar een eerdere uitspraak van 9 mei 2025, waarin de rechtmatigheid van de maatregel van bewaring was getoetst. De rechtbank concludeert dat er nog steeds zicht is op uitzetting naar Algerije binnen een redelijke termijn, ondanks de stellingen van eiser. De rechtbank oordeelt dat de minister voldoende voortvarend handelt en dat er geen grond is om te concluderen dat de maatregel van bewaring onrechtmatig is.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. C.W. Griffioen, rechter, en is openbaar gemaakt zonder dat er een rechtsmiddel openstaat tegen deze uitspraak.