ECLI:NL:RBDHA:2025:16001
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de ontvankelijkheid van asielberoepen en verzoeken om voorlopige voorzieningen in het kader van de Dublinverordening
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 1 juli 2025, worden de beroepen van eisers tegen het besluit van de minister van Asiel en Migratie van 23 april 2025 beoordeeld. Dit besluit betreft de verlenging van de overdrachtstermijn wegens onderduiken. De rechtbank heeft geen zitting gehouden, omdat dit in deze zaak niet nodig werd geacht. De rechtbank onderzoekt of de beroepen ontvankelijk zijn, waarbij wordt vastgesteld dat eisers sinds 23 april 2025 met onbekende bestemming zijn vertrokken. De gemachtigde van eisers heeft op 26 mei 2025 laten weten al maanden niet meer met hen in contact te staan. Dit leidt de rechtbank tot de conclusie dat eisers kennelijk geen prijs meer stellen op de door hen aanvankelijk gezochte bescherming in Nederland. Hierdoor hebben zij geen procesbelang meer bij een inhoudelijke beoordeling van hun beroepen over de verlenging van de overdrachtstermijn. De rechtbank verklaart de beroepen dan ook kennelijk niet-ontvankelijk en de verzoeken om een voorlopige voorziening worden eveneens niet-ontvankelijk verklaard. Eisers krijgen geen vergoeding van hun proceskosten. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is een mogelijkheid tot verzet tegen de uitspraak op de beroepen, maar niet tegen de uitspraak op de verzoeken om voorlopige voorziening.