ECLI:NL:RBDHA:2025:16003

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
27 augustus 2025
Publicatiedatum
27 augustus 2025
Zaaknummer
NL25.15519
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag van een Afghaanse nationaliteit met vrees voor problemen door de Taliban en politieke overtuiging

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiser, een Afghaanse nationaliteit, tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag door de minister van Asiel en Migratie. Eiser heeft op 17 juni 2024 een asielaanvraag ingediend, die op 5 maart 2025 door de minister als ongegrond is afgewezen. De rechtbank heeft het beroep op 7 augustus 2025 behandeld, waarbij eiser, zijn gemachtigde, een tolk en de gemachtigde van de minister aanwezig waren. De rechtbank oordeelt dat de minister ten onrechte niet heeft beoordeeld of eiser te vrezen heeft vanwege een politieke overtuiging. Eiser heeft verklaard dat hij als afgestudeerd politicoloog vreest voor zijn leven onder het Taliban-regime, waar hij zijn mening niet kan uiten. De rechtbank concludeert dat de minister onvoldoende heeft gemotiveerd dat de asielaanvraag afgewezen mocht worden en vernietigt het bestreden besluit. De rechtbank draagt de minister op om opnieuw te beslissen op de asielaanvraag van eiser, rekening houdend met deze uitspraak. Tevens veroordeelt de rechtbank de minister in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.814,-.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.15519

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser,

geboren op [datum],
van Afghaanse nationaliteit,
V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. I.M. Zuidhoek),
en

de minister van Asiel en Migratie, de minister

(gemachtigde: mr. A.E. Geçer).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. De rechtbank is van oordeel dat het beroep gegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en wat de gevolgen hiervan zijn.
1.1.
Eiser heeft op 17 juni 2024 in Nederland een asielaanvraag ingediend. [1] De minister heeft deze aanvraag met het bestreden besluit van 5 maart 2025 afgewezen als ongegrond. Daarbij is aan eiser opgedragen om binnen vier weken terug te keren naar Afghanistan (een terugkeerbesluit).
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 7 augustus 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, zijn gemachtigde, een tolk en de gemachtigde van de minister. Het onderzoek is op zitting gesloten.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
2. Volgens de minister bevat het asielrelaas van eiser de volgende asielmotieven:
  • de identiteit, nationaliteit en herkomst;
  • het behoren tot de Tadzjiekse bevolkingsgroep;
  • problemen met de Taliban.
2.1.
De minister acht het eerste en tweede motief geloofwaardig. Het derde motief is deels geloofwaardig. De individuele problemen die eiser had met de Taliban zijn geloofwaardig. Eiser is één keer gevangengezet door de Taliban omdat hij niet naar het vrijdaggebed is gegaan. Ook is eiser een keer geslagen door de Taliban, omdat hij muziek afspeelde. Verder is eiser een keer geslagen door de Taliban voorafgaand aan het aanvragen van een Tazkera. De minister heeft ongeloofwaardig geacht dat eiser te vrezen heeft voor de Taliban vanwege de werk gerelateerde problemen van zijn vader. Daartoe heeft de minister gesteld dat eiser onvoldoende documenten heeft overgelegd en daarvoor geen goede verklaring heeft. [2] Ook vormen de verklaringen van eiser geen samenhangend en aannemelijk geheel. [3] Tot slot heeft de minister gesteld dat eiser als persoon in grote lijnen niet als geloofwaardig wordt beschouwd, omdat hij tijdens de asielprocedure met onbekende bestemming (mob) vertrokken is naar Duitsland. [4]
2.2.
Volgens de minister zijn de geloofwaardig geachte problemen daarnaast onvoldoende voor de conclusie dat eiser persoonlijk te vrezen heeft bij terugkeer. Eiser is weliswaar tot drie keer mishandeld door de Taliban en een dag vastgezet, maar het is niet aannemelijk dat eiser persoonlijk nog door hen wordt gezocht. Ook eisers familieleden hebben geen problemen sinds 2022. Tot slot is volgens de minister geen sprake van gegronde vrees door discriminatie, omdat niet gebleken is van zodanige discriminatie dat het voor eiser onmogelijk is om te functioneren op maatschappelijk en sociaal gebied. Eiser is namelijk nooit de toegang ontzegd tot onderwijs, medische zorg of arbeid.
Persoonlijke vrees door politieke overtuiging
3. Eiser heeft aangevoerd dat hij als afgestudeerd politicoloog voor de Taliban te vrezen heeft vanwege een politieke overtuiging. Eiser stelt dat hij een uitgesproken behoefte heeft om deze overtuiging te uiten, terwijl deze niet is toegestaan in de door de Taliban geleide staat. Volgens eiser kan hij daarom niet zichzelf zijn.
3.1.
De rechtbank is van oordeel dat de minister ten onrechte niet heeft beoordeeld of eiser te vrezen heeft vanwege een politieke overtuiging. Hoewel eiser geen zienswijze heeft ingediend, heeft hij in het nader gehoor verklaard over zijn mening in relatie tot het leven onder het Taliban regime. Zo heeft hij verklaard dat hij zich het meest beperkt voelt door de Taliban, omdat hij nergens zijn mening mag uiten, en dat hij mishandeld, vernederd of gevangengezet wordt als hij de regels van de Taliban niet volgt. Ook heeft eiser verklaard dat hij zich inzette bij projecten voor gelijke rechten van vrouwen, omdat hij vindt dat mannen en vrouwen gelijk aan elkaar zijn. [5] Dat eiser niet letterlijk heeft verklaard dat hij vreest vanwege zijn politieke overtuiging, zoals de minister stelt, doet niet af aan de hiervoor weergegeven verklaringen. Daarbij betrekt de rechtbank ook dat de minister geloofwaardig acht dat eiser drie keer is mishandeld door de Taliban en een dag gevangen is gezet, onder meer omdat hij een religieuze regel niet nauwgezet had gevolgd. Gelet op de verklaringen van eiser had de minister moeten motiveren of al dan niet sprake is van een politieke overtuiging. Daar komt bij dat ‘politieke overtuiging’ ruim moet worden opgevat. [6] Door dit niet te beoordelen in het bestreden besluit is sprake van een zorgvuldigheidsgebrek en motiveringsgebrek. Dit betekent ook dat de rechtbank het standpunt van de minister niet volgt dat sprake is van een nieuw asielmotief in beroep. De beroepsgrond slaagt.

Conclusie en gevolgen

4. Het beroep is al om het voorgaande gegrond. Dat betekent dat eiser gelijk krijgt. De overige beroepsgronden behoeven daarom geen bespreking. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit, omdat dit in strijd is genomen met de artikelen 3:2 en 3:46 van de Awb. [7] De minister heeft het besluit onzorgvuldig voorbereid door eiser onvoldoende te horen en heeft onvoldoende gemotiveerd dat de asielaanvraag afgewezen mocht worden. Daarom is ook ten onrechte een terugkeerbesluit opgelegd.
5. De rechtbank ziet geen aanleiding om de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten, of een mogelijkheid om zelf op de aanvraag te beslissen, omdat het aan de minister is om een nieuwe beoordeling van de asielaanvraag te maken en eiser nader te horen. Ook ziet de rechtbank geen aanleiding om de minister de geconstateerde gebreken te herstellen via een zogenaamde bestuurlijke lus, omdat dit naar het zich laat aanzien geen doelmatige en efficiënte afdoeningswijze is. De minister moet daarom een nieuw besluit nemen op de asielaanvraag van eiser en rekening houden met deze uitspraak.
6. De rechtbank veroordeelt de minister in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank vast op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatige verleende rechtsbijstand op € 1.814,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 907,-, en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit van 5 maart 2025;
  • draagt de minister op om opnieuw te beslissen op de asielaanvraag van eiser met inachtneming van deze uitspraak;
  • veroordeelt de minister in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.814,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. V.A.G. van Dijk, rechter, in aanwezigheid van A.J. van Bruggen, griffier. De uitspraak is openbaar gemaakt door middel van gepseudonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is openbaar gemaakt en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend
binnen 4 wekenna de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Als bedoeld in artikel 28 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
2.Artikel 31, zesde lid, aanhef en onder b, Vw.
3.Artikel 31, zesde lid, aanhef en onder c, Vw.
4.Artikel 31, zesde lid, aanhef en onder e, Vw.
5.Zie pagina 8, 14 en 15 van het nader gehoor.
6.Zie het arrest SA van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 21 september 2023, ECLI:EU:C:2023:688 en vgl. het IB 2024/10 Werkwijze politieke overtuiging.
7.De Algemene wet bestuursrecht.