ECLI:NL:RBDHA:2025:16007

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
26 augustus 2025
Publicatiedatum
28 augustus 2025
Zaaknummer
NL25.27145
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Iraanse eiser wegens ongeloofwaardigheid van bedreigingen

Deze uitspraak betreft de afwijzing van de asielaanvraag van een eiser afkomstig uit Iran, die op 26 maart 2023 een aanvraag om verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd indiende. De minister van Asiel en Migratie heeft deze aanvraag op 2 juni 2025 afgewezen, omdat de minister de asielmotieven van de eiser, met name de bedreigingen door de echtgenoot van een vrouw met wie hij een relatie had, niet geloofwaardig achtte. De rechtbank heeft de zaak op 4 augustus 2025 behandeld, waarbij zowel de eiser als zijn gemachtigde en de gemachtigde van de minister aanwezig waren.

De rechtbank concludeert dat de minister niet ten onrechte heeft geoordeeld dat de bedreigingen ongeloofwaardig zijn. De rechtbank legt uit dat de verklaringen van de eiser en de ooggetuigen niet voldoende bewijs leveren voor de gestelde bedreigingen. De rechtbank gaat in op de inspanningsverplichting van de eiser en stelt vast dat hij niet voldoende heeft aangetoond dat hij aan deze verplichting heeft voldaan. De rechtbank oordeelt dat de minister terecht heeft geconcludeerd dat de afwijzing van de asielaanvraag in stand kan blijven, omdat de eiser niet heeft aangetoond dat hij een reëel risico loopt op vervolging bij terugkeer naar Iran.

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de afwijzing van de asielaanvraag. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten. De uitspraak is gedaan door mr. G.H.W. Bodt, rechter, en is openbaar gemaakt. Eiser heeft de mogelijkheid om binnen vier weken hoger beroep aan te tekenen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.27145

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 26 augustus 2025 in de zaak tussen

[eiser], v-nummer: [nummer], eiser

(gemachtigde: mr. B. Snoeij),
en

de minister van Asiel en Migratie,

(gemachtigde: [gemachtigde]).

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over de afwijzing van de asielaanvraag van eiser als bedoeld in artikel 28 van de Vw 2000. [1] Eiser is het hier niet mee eens. Hij voert daartoe een aantal beroepsgronden aan. Aan de hand van deze beroepsgronden beoordeelt de rechtbank de afwijzing van de asielaanvraag.
1.1.
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat de afwijzing van de asielaanvraag in stand kan blijven. De minister heeft het asielmotief dat eiser is bedreigd door de echtgenoot van de vrouw waar eiser een relatie mee had, niet ten onrechte ongeloofwaardig geacht. Hieronder legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
1.2.
Onder 2 staat het procesverloop in dit geding. Onder 3 staat eisers asielrelaas. Onder 3.1 staat de beoordeling van de minister van eisers asielmotieven. De beoordeling door de rechtbank volgt vanaf 4.1. Daarbij gaat de rechtbank onder andere in op de vraag of eiser met (getuigen)verklaringen de bedreigingen aannemelijk heeft gemaakt en of eiser aan zijn inspanningsverplichting heeft voldaan. Aan het eind onder 5 staat de beslissing van de rechtbank en de gevolgen daarvan.

Procesverloop

2. Eiser heeft op 26 maart 2023 een aanvraag om verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De minister heeft met het bestreden besluit van 2 juni 2025 deze aanvraag afgewezen als ongegrond.
2.1.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
2.2.
De rechtbank heeft het beroep op 4 augustus 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van de minister.

Beoordeling door de rechtbank

Het asielrelaas
3. Eiser legt aan zijn asielaanvraag – samengevat - ten grondslag dat hij afkomstig is uit Iran en dat hij ongeveer vijf of zes maanden een relatie heeft gehad met een vrouw waarvan hij niet wist dat zij getrouwd was. Eiser was op vakantie in Italië toen hij werd gebeld door de echtgenoot van de vrouw. Deze man heeft hem bedreigd en gezegd dat hij bij de Sepah werkt. Ook is die echtgenoot een aantal keer naar het ouderlijk huis van eiser gekomen om navraag naar eiser te doen.
Het bestreden besluit
3.1.
Het asielrelaas van eiser bevat volgens de minister de volgende asielmotieven:
- identiteit, nationaliteit en herkomst;
- dat eiser is bedreigd door de echtgenoot van de vrouw waar hij een relatie mee had.
Het asielmotief identiteit, nationaliteit en herkomst wordt door de minister geloofwaardig geacht. De minister acht het asielmotief dat eiser is bedreigd door de echtgenoot van de vrouw waarmee hij een relatie had niet geloofwaardig. Volgens de minister volgt uit de verklaringen van eiser niet dat hij een gegronde vrees heeft voor vervolging. Eiser heeft de bedreigingen ook niet met objectieve documenten onderbouwd. Het geloofwaardig geachte asielmotief identiteit, nationaliteit en herkomst maakt niet dat eiser bij terugkeer een reëel risico loopt op ernstige schade. Dat eiser afkomstig is uit Iran is op zichzelf evenmin genoeg om te worden aangemerkt als vluchteling.
Heeft de minister ten onrechte niet geloofwaardig geacht dat eiser is bedreigd vanwege zijn relatie met een getrouwde vrouw?
4. Eiser betoogt dat de minister ten onrechte niet geloofwaardig acht dat hij is bedreigd en in Iran wordt gezocht door de autoriteiten vanwege zijn relatie met een getrouwde vrouw. De echtgenoot van de vriendin van eiser werkt namelijk voor de Sepah. [2]
Volgens eiser heeft de minister de ooggetuigenverklaringen die hij bij zijn zienswijze en aanvullende zienswijze heeft overgelegd onjuist geïnterpreteerd. Uit de ooggetuigenverklaringen volgt dat tegen de vader van eiser is geschreeuwd en dat deze mensen naar eiser op zoek waren. Uit eisers afgelegde verklaringen en het nader gehoor volgt ook niet dat zijn vader ooit problemen met de Iraanse autoriteiten heeft gehad. De mensen van de Sepah waren dus niet naar zijn vader, maar naar eiser op zoek. Daarnaast heeft eiser aan zijn inspanningsverplichting voldaan en zijn asielrelaas zo duidelijk mogelijk toegelicht en onderbouwd. De minister stelt ten onrechte dat eiser in dat verband meer had kunnen en moeten doen. De minister erkent immers dat eiser niet rechtstreeks een advocaat in Iran kan machtigen. Evenmin is het mogelijk om via een Nederlandse notaris een familielid in Iran te machtigen om in het Sana-systeem te kijken. Vanwege het afgeven van zijn telefoon kan eiser ook via vrienden of kennissen geen nadere informatie verkrijgen over de vraag of er aangifte tegen hem is gedaan. Verder stelt de minister zich volgens eiser ten onrechte op het standpunt dat het opmerkelijk is dat eiser nooit persoonlijke spullen van de echtgenoot heeft gezien en daardoor kon weten dat de vrouw waarmee hij een relatie had getrouwd was. Hij is niet het hele huis door geweest, zodat hem dit niet verweten kan worden.
Ooggetuigen bezoek ouderlijk huis en staat eiser in de belangstelling van de Sepah
4.1.
Naar het oordeel van de rechtbank stelt de minister zich niet ten onrechte op het standpunt dat uit de door eiser overgelegde ooggetuigenverklaringen niet volgt dat eiser wordt gezocht door de echtgenoot van de vrouw met wie hij een relatie had. Uit de verklaringen volgt slechts dat een aantal mensen uit de auto stapten en met eisers vader discussieerden bij het ouderlijk huis van eiser. Hieruit volgt niet dat de echtgenoot voor de Sepah werkt en dat de mensen die bij het ouderlijk huis van eiser met zijn vader discussieerden voor de Sepah werken. Het bij zich dragen van een wapen, portofoon en handboeien is daarvoor onvoldoende onderbouwing. Daaruit kan dan ook niet worden afgeleid dat de echtgenoot of de anderen een hoge functie en veel connecties zouden hebben binnen de Iraanse inlichtingendienst. Ook volgt hieruit niet dat eiser wordt gezocht vanwege een verdenking van overspel. De rechtbank volgt het standpunt van de minister ter zitting dat de ooggetuigenverklaringen enkel zien op de aanwezigheid van mensen bij het ouderlijk huis. De verklaringen gaan niet inhoudelijk in op en zijn niet te herleiden naar de drie relevante elementen van eisers relaas, namelijk het overspel, de betrapping en de echtgenoot die voor de Sepah zou werken. De minister mocht dan ook een marginaal gewicht toekennen aan de overgelegde ooggetuigenverklaringen.
4.2.
Daarnaast stelt de minister zich niet ten onrechte op het standpunt dat het opmerkelijk is dat eiser nooit persoonlijke spullen heeft zien liggen van de echtgenoot van eisers vriendin. Immers, eiser verklaart dat hij gedurende vijf à zes maanden een relatie had met zijn vriendin, waarbij hij haar regelmatig thuis bezocht. [3] De beroepsgrond slaagt niet.
Inspanningsverplichting en bewijsnood
4.3.
Naar het oordeel van de rechtbank stelt de minister zich verder niet ten onrechte op het standpunt dat eiser niet aan zijn inspanningsverplichting heeft voldaan. De rechtbank volgt eiser niet in zijn betoog dat sprake is van bewijsnood, zij legt dit hieronder uit.
In de eerste plaats mag de minister verwachten dat een vreemdeling die asiel aanvraagt zijn asielmotief zo goed als mogelijk kan onderbouwen met stukken of verklaringen.
De minister stelt zich vervolgens niet ten onrechte op het standpunt dat eiser zich niet aantoonbaar heeft ingespannen om te achterhalen wat de functie van de echtgenoot van zijn vriendin bij de Sepah is en hoe de echtgenoot achter de relatie is gekomen. Ook heeft eiser niet verklaard op welke data de mensen van de Sepah en de echtgenoot bij het ouderlijk huis van eiser zijn geweest. Verder heeft eiser niet aangetoond dat hij heeft geprobeerd om te achterhalen of er aangifte tegen hem is gedaan. Anders dan eiser ter zitting betoogt, heeft hij ook niet aannemelijk gemaakt dat hij pogingen heeft ondernomen om via Iraanse advocaten een machtiging te verkrijgen voor het Sana-systeem [4] om te kijken of er aangifte tegen hem is gedaan. Eiser stelt weliswaar dat hij contact heeft gehad met advocaten in Iran en dat zij hebben gezegd dat hij enkel via de Iraanse ambassade een stempel kan verkrijgen, maar de minister constateert echter terecht dat eiser op geen enkele manier heeft onderbouwd dat dit contact heeft plaatsgevonden. Eiser heeft gesteld dat het gaat om telefonisch contact, maar geen onderbouwing van het contact en de uitkomst daarvan overgelegd. Ook eisers stelling dat hij niet in het Sana-systeem kan inloggen omdat je daar een Iraanse simkaart op naam voor moet hebben om een verificatiecode te kunnen ontvangen voor het inloggen, is niet onderbouwd. De minister stelt zich dan ook niet ten onrechte op het standpunt dat eiser niet aan zijn inspanningsverplichting heeft voldaan. Van bewijsnood aan de zijde van eiser is niet gebleken. De beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

5. De minister heeft de aanvraag terecht afgewezen als ongegrond.
Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de afwijzing van eisers asielaanvraag in stand blijft. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.H.W. Bodt, rechter, in aanwezigheid van F. Metz, griffier.
Uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000
2.De Sepah is de Iraanse Revolutionaire Garde, dit is een militaire macht in Iran die losstaat van het reguliere leger.
3.Nader gehoor pagina 21 en pagina 26.
4.Dit is de elektronische juridische database van de rechterlijke macht dat dient voor de registratie en opvolging van zaken (volgens het Algemeen Ambtsbericht Iran van september 2023).