ECLI:NL:RBDHA:2025:1601

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 februari 2025
Publicatiedatum
7 februari 2025
Zaaknummer
10288023 RL EXPL 23-1004
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Eindvonnis na deskundigenbericht over gederfde winst door annulering evenement

In deze bodemzaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Den Haag op 5 februari 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eisende partij] en ADO Hospitality & Events B.V. De zaak betreft een vordering van [eisende partij] wegens gederfde winst als gevolg van de annulering van een festival dat gepland stond op het terrein van ADO. De kantonrechter heeft kennisgenomen van eerdere vonnissen en deskundigenrapporten, waaronder een deskundigenbericht van drs. Ph.M. van Spaendonck. In het deskundigenbericht werd de schade van [eisende partij] vastgesteld op basis van de verschiltheorie, waarbij de situatie van het niet doorgaan van het evenement werd vergeleken met de hypothetische situatie waarin het evenement wel had plaatsgevonden. De deskundige concludeerde dat er 964 kaarten waren verkocht, wat resulteerde in een gemiddelde van 408 bezoekers per dag. De gederfde winst werd berekend op basis van verschillende scenario's met variërende bezoekersaantallen. De kantonrechter oordeelde dat de deskundige in zijn rapport op enkele punten niet volledig had onderbouwd, maar dat de schade van [eisende partij] in grote lijnen correct was vastgesteld. Uiteindelijk werd ADO veroordeeld tot betaling van € 1.825,16 aan [eisende partij] voor de aanbetaling, en een schadevergoeding van € 111.751,98 voor gederfde winst, met wettelijke rente vanaf respectievelijk 21 juli 2022 en 24 juli 2022. Daarnaast werden proceskosten van € 4.284,18 toegewezen aan [eisende partij]. De kantonrechter heeft ook bepaald dat de vonnissen openbaar gemaakt moeten worden, zonder anonimisering van de gegevens van ADO.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats ’s-Gravenhage
PV/cd
Zaak-/rolnr.: 10288023 RL EXPL 23-1004
5 februari 2025
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
[eisende partij],wonende te [woonplaats],
eisende partij,
hierna te noemen: [eisende partij],
gemachtigden: mrs. L.E. Huard en S. Wahedi,
tegen
ADO Hospitality & Events B.V.,
gevestigd te Den Haag,
gedaagde partij,
hierna te noemen: ADO,
gemachtigden: mrs. M.J.E.L. Delissen en C.J. Luiten.

1.Procedure

1.1.
De kantonrechter heeft kennis genomen van de volgende stukken:
- het tussenvonnis van 10 januari 2024 en de daarin genoemde stukken;
- het deskundigenbericht van drs. Ph.M. van Spaendonck van 22 augustus 2024;
- de akte uitlaten over deskundigenrapport tevens overlegging nadere producties van [eisende partij] met producties 46 tot en met 51;
- de akte uitlaten deskundigenbericht van ADO.
1.2.
De uitspraak van het vonnis is nader bepaald op vandaag.

2.De verdere beoordeling

Het tussenvonnis van 10 januari 2024
2.1.
Tijdens de mondelinge behandeling op 27 oktober 2023, zoals gelast bij tussenvonnis van 20 september 2023, is met partijen besproken dat de kantonrechter voornemens is om een deskundige te benoemen die de schade van [eisende partij] als gevolg van het niet doorgaan van het evenement in kaart moet brengen. Nadat partijen de gelegenheid hebben gekregen om zich uit te laten over de persoon van de deskundige en de aan deze te stellen vragen, heeft de kantonrechter in het tussenvonnis van 10 januari 2024 drs. Ph.M. van Spaendonck benoemd tot deskundige ter beantwoording van de volgende vragen:
1. Kunt u vaststellen hoeveel kaarten er voor het festival zijn verkocht, uitgesplitst naar dag- en meerdaagse tickets?
2. Kunt u vaststellen wat het bezoekersaantal van het festival is per dag gegeven het aantal verkochte kaarten en een annuleringspercentage?
3. Kunt u vaststellen wat de gederfde winst van [eisende partij] zou zijn geweest bij dit bezoekersaantal?
4. Kunt u vaststellen wat de gederfde winst van [eisende partij] zou zijn geweest bij 500 bezoekers per dag (het evenement zou 3 dagen duren) oplopend met stappen van 500 tot 4.000 bezoekers per dag?
5. Kunt u vaststellen welke winst [eisende partij] heeft gerealiseerd met het festival op de alternatieve locatie in Wormerveer en welke winst [eisende partij] heeft gerealiseerd met het alternatieve optreden van Broederliefde in Scheveningen?
6. Kunt u vaststellen wat de totale door [eisende partij] gemaakte en betaalde kosten voor het organiseren van het festival op het terrein van ADO zijn?
7. Kunt u vaststellen in hoeverre [eisende partij] deze kosten had kunnen beperken (bijvoorbeeld door een en ander tijdig te annuleren)?
8. Kunt u vaststellen in hoeverre de gemaakte kosten voor het festival op het terrein van ADO ten goede zijn gekomen van het festival op de alternatieve locatie in Wormerveer en het alternatieve optreden van Broederliefde in Scheveningen?
9. Kunt u vaststellen wat de werkelijke schade van [eisende partij] is op basis van enkel de door hem gemaakte en betaalde kosten voor het organiseren van het festival op het terrein van ADO?
10. Kunt u vaststellen wat de werkelijke schade van [eisende partij] is wanneer er een vergelijking wordt gemaakt tussen de hypothetische situatie dat het festival op het terrein van ADO doorgang had gevonden en de werkelijke situatie waarbij het festival op de alternatieve locatie in Wormerveer heeft plaatsgevonden en Broederliefde een alternatief optreden in Scheveningen heeft gehouden?
11. Kunt u vaststellen hoeveel de schade van [eisende partij] bedraagt nu hij de uren die hij in de organisatie van deze rechtszaak (bestaande uit ten minste de voorbereiding ten behoeve van de dagvaarding, meer dan honderd contactmomenten met de gemachtigde, meewerken aan de opstelling van diverse aktes door bewijsstukken in te leveren, en via partner Rosenquist bijwonen van twee mondelinge behandelingen) heeft gestopt niet heeft kunnen aanwenden om festivals (100 à 120 uur per festival) te organiseren?
12. Kunt u vaststellen hoeveel de schade bedraagt nu [eisende partij] binnen zijn zeer bijzondere genre en thema van Latin festivals sinds juli 2022 niet meer wordt gezien als een betrouwbare partner en derhalve wordt geboycot door de scene; met andere woorden: [eisende partij] heeft diverse pogingen om festivals of andersoortige evenementen te organiseren zien stranden, omdat partijen (waaronder artiesten en andere contractspartijen ten aanzien van het gecancelde evenement) niet met hem willen samenwerken en daarbij refereren aan het gecancelde evenement? Dus: hoeveel inkomsten heeft [eisende partij] sinds juli 2022 moeten missen nu hij niet langer in staat is om festivals te organiseren, ervan uitgaande dat [eisende partij] 3 tot 4 kleinere festivals per jaar organiseerde en voornemens was grotere evenementen te organiseren zoals het gecancelde evenement?
13. Kunt u vaststellen hoeveel de schade van [eisende partij] bedraagt nu hij via zijn partner Rosenquist geld heeft moeten lenen om de reeds geleende bedragen ten behoeve van het niet geslaagde evenement terug te betalen? Concreet gaat het om een lening van respectievelijk € 33.345,- tegen een rentetarief van 6,2% op jaarbasis, met een looptijd van 120 maanden, en een van € 64.000,- tegen een rentetarief van 7,5% op jaarbasis, met een looptijd van 96 maanden.
14. Heeft u nog (andere) opmerkingen die bij de beoordeling van de onderhavige vordering van belang zouden kunnen zijn?
Het deskundigenbericht
2.2.
De deskundige is in zijn deskundigenbericht van 22 augustus 2024 bij het vaststellen van de schade van [eisende partij] uitgegaan van de verschiltheorie (Differenzhypothese), door de
soll-positie (de situatie waarin ADO de huurovereenkomst was nagekomen en het evenement van 22 tot en met 24 juli 2022 had plaatsgevonden) te vergelijken met de
ist-situatie (de feitelijke situatie waarin ADO is tekortgeschoten en het evenement niet is doorgegaan). De schade van [eisende partij] is begroot op het verschil in waarde tussen deze twee posities.
2.3.
In zijn deskundigenbericht heeft de deskundige, naar aanleiding van de gestelde vragen, het volgende geconcludeerd (samengevat en voor zover relevant):
ten aanzien van vragen 1) tot en met 5).
2.3.1.
Er zijn 964 kaarten verkocht voor het evenement, waarvan 130 weekendpassen. Dit resulteert in een totaal van 1.224 dagbezoeken, gemiddeld 408 bezoekers per dag. Er wordt aangenomen dat het verschil tussen verkochte kaarten en feitelijke bezoekers verwaarloosbaar is. Gebaseerd op 964 verkochte kaarten en 1.224 bezoekers, wordt de negatieve winstderving berekend op € 300.075,-.
2.3.2.
Het verlies/de gederfde winst van [eisende partij] bedraagt per 500 bezoekers per dag:
- € 284.773,- bij 500 bezoekers per dag (1.500 in totaal);
- € 201.609,- bij 1.000 bezoekers per dag (3.000 in totaal);
- €140.761,- bij 1.500 bezoekers per dag (4.500 in totaal);
- € 40.282,- bij 2.000 bezoekers per dag (6.000 in totaal);
+ € 37.882,- bij 2.500 bezoekers per dag (7.500 in totaal);
+ € 116.045,- bij 3.000 bezoekers per dag (9.000 in totaal);
+ € 194.209,- bij 3.500 bezoekers per dag (10.500 in totaal) en
+ € 272.372,- bij 4.000 bezoekers per dag (12.000 in totaal).
De evenementen op de locaties Wormerveer en Scheveningen resulteerden in een verlies van € 10.999,-.
ten aanzien van vragen 6) tot en met 9).
2.3.3.
De totale kosten voor het evenement op het ADO-terrein bedroegen € 178.412,- (uit het deskundigenbericht blijkt dat voor in totaal € 357.528,- aan kosten was begroot. Daarvan is € 75.031,- betaald en staat nog € 103.381,- open). Dit bedrag is exclusief de huur van € 18.832,- van het terrein. De totale kosten moeten worden gecorrigeerd met a) de kosten voor beveiliging en artiestenoptredens (Louis Moon en de Single Step Dance Academy) die door [eisende partij] zijn gemaakt maar door hem hadden kunnen worden geannuleerd (van respectievelijk € 34.145,-, € 2.000,- en € 2.045,-) en ii) de vorderingen die [eisende partij] heeft op artiesten die zijn geannuleerd maar niet hebben gerestitueerd (van € 10.800,-). De totale kosten bedragen na correctie met deze vermijdbare kosten € 129.422,- (€ 178.412,- minus € 48.990,-).
ten aanzien van vraag 10).
2.3.4.
Een verwacht bezoekersaantal van 2.000 per dag is verdedigbaar. Dit bezoekersaantal zou hebben geleid tot opbrengsten van € 317.246,- en kosten van € 357.528,-, wat resulteert in (een gederfde winst van) een verlies van € 40.282,- (
soll). Het verlies van de alternatieve programmering in Scheveningen en Wormerveer (€ 10.999,-) en de kosten van € 129.422,- plus de nog door [eisende partij] te betalen restituties van € 9.062,- (in het deskundigenbericht staat dat van de 964 verkochte kaarten er 157 kaarten zijn terugbetaald en nog 89 kaarten moeten worden terugbetaald) brengt het totale verlies op € 149.483,- (
ist). De schade, bestaande uit het verschil tussen de
soll-situatie en de
ist-situatie, bedraagt € 109.201,- (zie hieronder de tabel bij r.o. 2.4.).
ten aanzien van vragen 11) tot en met 13).
2.3.5.
[eisende partij] stelt dat hij € 67.500,- aan inkomsten heeft gederfd op basis van 1.247 uur voor voorbereiding en administratie van deze procedure. Een afdoende onderbouwing ontbreekt. De niet onderbouwde tijd voor de procedure, die overeenkomt met circa 31 fulltime werkweken, komt bovenmatig voor.
2.3.6.
Uit de behaalde positieve resultaten van de feesten in Paradiso en Panama in Amsterdam die plaatsvonden na het annuleren van het festival in Den Haag blijkt niet dat reputatieschade [eisende partij] heeft verhinderd om festivals te organiseren of dat hierdoor inkomsten zijn misgelopen.
2.3.7.
De gevorderde rentekosten vormen met de wettelijke rente een doublure die niet in aanmerking komt voor vergoeding.
2.4.
De totale schade heeft de deskundige als volgt in kaart gebracht (per 500 bezoekers per dag):
* toevoeging van de deskundige bij deze tabel:
Er is sprake van schade in geval van negatieve bedragen in de onderste regel van de tabel (“Schade A+B”). (…)
Reacties van partijen op het deskundigenbericht
Reactie [eisende partij]
2.5.
kan zich niet in het deskundigenbericht vinden. Volgens [eisende partij] heeft de deskundige in zijn definitieve rapport onvoldoende rekening gehouden met de reactie van [eisende partij] van 16 augustus 2024 op het concept deskundigenbericht van 4 juli 2024. In zijn akte herhaalt [eisende partij] daarom een groot deel van deze reactie.
2.6.
De kantonrechter stelt vast dat de deskundige in zijn definitieve deskundigenbericht op de reactie van [eisende partij] op het conceptrapport heeft gereageerd en het rapport naar aanleiding daarvan ook op enkele onderdelen heeft aangepast. De reactie van [eisende partij] op het concept deskundigenbericht is opgenomen als bijlage VI bij het definitieve rapport en daarin is aangegeven welke opmerkingen hebben geleid tot aanpassing van het rapport. De deskundige heeft daarbij ook uitgebreid gemotiveerd waarom hij verder geen reden ziet om het deskundigenbericht aan te passen. Aangezien de deskundige, anders dan [eisende partij] stelt, wel rekening heeft gehouden met de reactie van [eisende partij] op het conceptrapport, zal de kantonrechter niet ingaan op die opmerkingen uit de akte die een herhaling vormen van hetgeen [eisende partij] eerder tegen het concept deskundigenbericht heeft ingebracht en waarop de deskundige reeds heeft gereageerd, voor zover [eisende partij] daarbij niet specifiek heeft aangegeven dat en waarom de reactie van de deskundige daarop in het definitieve rapport onjuist zou zijn.
2.7.
[eisende partij] is van mening dat de deskundige in het definitieve rapport ten onrechte onvermeld heeft gelaten dat ADO op 27 juni 2022 de e-mail van de gemeente, gedateerd 23 juni 2022, aan hem heeft doorgestuurd en op basis van die e-mail het standpunt heeft ingenomen dat de gemeente de vergunningaanvraag had geweigerd. Volgens [eisende partij] heeft ADO hem “te lang” in het ongewis gelaten over (de status van) de vergunningaanvraag. Hoewel hij stelt dat hij hierdoor afgeremd werd in zijn inspanningen voor promotieactiviteiten en beperkt werd in het nemen van schadebeperkende maatregelen ([eisende partij] noemt als voorbeelden: het annuleren van artiesten en externe leveranciers), heeft [eisende partij] de concrete gevolgen van de vertraging – op bijvoorbeeld het verwachte aantal bezoekers en te annuleren kosten – niet in kaart gebracht. De kantonrechter acht deze gevolgen – mede bij gebrek aan kwantificering van het tegendeel door [eisende partij] – verwaarloosbaar. Dit komt doordat er slecht enkele dagen zit tussen de intrekking van de vergunningaanvraag door ADO (24 juni 2022), de e-mail van ADO aan [eisende partij] en Rosenquist (27 juni 2022) (met daarbij de e-mail van de gemeente van 23 juni 2022) en de mededeling van ADO aan [eisende partij] dat de vergunningaanvraag was geweigerd (1 juli 2022), op welk moment het voor [eisende partij] duidelijk was dat het evenement niet zou doorgaan.
2.8.
[eisende partij] vindt verder dat de deskundige ten onrechte heeft geconcludeerd dat [eisende partij] te vroeg zou zijn gestopt met de promotieactiviteiten voor het evenement. De kantonrechter acht niet onbegrijpelijk dat [eisende partij] vanaf 14 juni 2022, toen ADO nieuwe voorwaarden (zoals een bargarantie) stelde, de promotieactiviteiten heeft verminderd, of in ieder geval niet vol heeft ingezet op deze activiteiten. Daarnaast kan de kantonrechter zich voorstellen dat [eisende partij] na 27 juni 2022 en 1 juli 2022, toen het duidelijk werd dat de vergunning voor het evenement er niet zou komen, de promotieactiviteiten volledig heeft stopgezet. Gezien de overwegingen in het tussenvonnis van 20 september 2023 over de opstelling van ADO omtrent het stellen van nieuwe voorwaarden en de vergunningaanvraag (r.o. 4.9., 4.11 en 4.25. tot en met 4.27.), is de kantonrechter het met [eisende partij] eens dat het opschorten van de promotieactiviteiten – ook vóór 8 juli 2022 – mee moet worden genomen bij de schadebenadering. ADO heeft er door haar houding namelijk aan bijgedragen dat [eisende partij] minder aan promotie heeft gedaan. De kantonrechter is daarom van oordeel – anders dan de deskundige – dat de gevolgen hiervan voor rekening van ADO dienen te komen.
2.9.
Wat die gevolgen betreft, wordt het volgende opgemerkt. Het is niet in geschil dat er drie dagen voor het evenement (18 juli 2022) 964 kaarten waren verkocht, waarvan 130 weekendpassen (goed voor dus 1.224 dagbezoeken in totaal). Het is goed voorstelbaar dat meer promotieactiviteiten hadden geleid tot een hoger aantal verkochte kaarten en dus meer dagbezoeken. Omdat moeilijk is in te schatten hoeveel kaarten er in de laatste (drie) dagen voor en bij het evenement zouden zijn verkocht, maar wel aannemelijk is dat er nog kaarten zouden zijn verkocht en dat meer promotie zou hebben geleid tot een hogere kaartverkoop (zowel voor als na 18 juli 2022), acht de kantonrechter het redelijk om voor het verwachte bezoekersaantal aansluiting te zoeken bij het aantal dat de deskundige verdedigbaar acht, dus 2.000 dagbezoeken. Dit is lager dan de door [eisende partij] verwachte bezoekersaantallen (4.000, of ten minste 3.000 per dag), maar de kantonrechter acht die aantallen, gezien het relatief lage aantal verkochte kaarten op 18 juli 2022, niet realistisch. [eisende partij] stelt dat het volstrekt onlogisch is dat hij een verliesgevend evenement zou organiseren (wat volgens het deskundigenbericht het geval zou zijn geweest bij 2.000 bezoekers per dag), maar daarmee gaat hij eraan voorbij dat op voorhand nimmer precies te voorspellen is hoeveel kaarten voor een evenement worden verkocht en in hoeverre bij tegenvallende bezoekersaantallen kosten nog geannuleerd kunnen worden.
2.10.
[eisende partij] is het ook oneens met het kortingspercentage dat de deskundige hanteert voor de tickets die na 18 juli 2022 zijn verkocht (22%). Dit percentage wordt vermeld in tabel 1 van het definitieve deskundigenrapport. Hoewel het percentage niet met zoveel woorden in de tekst van het deskundigenrapport terugkomt, blijkt uit de tekst voorafgaand aan de tabel [1] dat de deskundige ervan uitgaat dat 75% van de tickets na 18 juli 2022 online wordt verkocht met een korting van 29%, en 25% aan de kassa zonder korting. De kantonrechter is het met de deskundige eens dat hieruit een gemiddeld kortingspercentage volgt van 22%. [eisende partij] stelt, onder verwijzing naar het rapport van Horatio, dat een gemiddeld kortingspercentage van 20% correct zou zijn. In het rapport van Horatio is echter – in tegenstelling tot het definitieve deskundigenrapport – niet (duidelijk) aangegeven op welke verhouding tussen online- en kassaverkoop dit percentage van 20% is gebaseerd. Bovendien schrijft Horatio dat zij uitgaat van een percentage van
afgerond20%, wat doet vermoeden dat ook zij tot een ander kortingspercentage is gekomen. De kantonrechter volgt [eisende partij] dan ook niet in zijn stelling dat het percentage van 20% zonder meer correct is.
2.11.
Volgens [eisende partij] kan ook niet van het deskundigenrapport worden uitgegaan op het punt van de parkeeropbrengsten. [eisende partij] stelt dat de aanname van de deskundige dat geen enkele parkeerplek wisselt op een dag en er maximaal 500 parkeertickets per dag worden verkocht, volstrekt onlogisch is. De kantonrechter is van oordeel dat het niet onbegrijpelijk is dat de deskundige van deze uitgangspunten is uitgegaan. De reden is dat parkeerplaats P3 – die tijdens het evenement door bezoekers gebruikt zou worden – ruimte biedt voor 500 auto’s. Aan de hand van deze capaciteit heeft de deskundige voldoende gemotiveerd waarom het scenario van [eisende partij], met 1.333 betalende parkeerders per dag bij 4.000 bezoekers (zoals Horatio ook heeft aangenomen) onwaarschijnlijk is en hij aansluiting heeft gezocht bij het aantal van maximaal 500 betaalde parkeerplaatsen per dag en maximaal een derde van het aantal bezoekers. Deze uitleg kan de kantonrechter volgen.
2.12.
[eisende partij] stelt voorts dat de deskundige bij de berekening van de waarde van de vervangende kaarten voor de alternatieve feesten in Scheveningen en Wormerveer is uitgegaan van een onjuiste gemiddelde ticketprijs, namelijk € 30,74. Volgens [eisende partij] moet dit € 58,33 zijn. [eisende partij] heeft niet uitgelegd hoe hij tot dit bedrag is gekomen. De kantonrechter acht dit bedrag zonder verdere toelichting (veel) te hoog, gezien de gemiddelde prijzen van de tot en met 18 juli 2022 verkochte tickets (€ 28,31) en de prijzen voor dagtickets, partytickets en weekendpassen in het algemeen (€ 45,-, € 25,- en € 105,-). [eisende partij] voert verder nog aan dat de berekening van de deskundige dat bij een gemiddelde kaartprijs van € 30,74 de 523 vervangende kaarten voor de alternatieve feesten een waarde van € 18.628,- vertegenwoordigen, niet klopt. De kantonrechter is het met [eisende partij] eens dat deze berekening inderdaad onjuist is, omdat het resultaat in werkelijkheid € 16.077,02 is. Uitgaande van dit bedrag, bedraagt het nadelige saldo van de alternatieve feesten - € 13.549,98. De totale schade bij 2.000 bezoekers per dag komt dan uit op - € 111.751,98 (vergelijk de tabel bij r.o. 2.4.).
2.13.
[eisende partij] is het verder niet eens met de deskundige over het meenemen van het bedrag van € 10.800,- in de schadeberekening als het bedrag dat [eisende partij] nog zou kunnen terugvorderen aan gages van geannuleerde artiesten. Volgens [eisende partij] heeft de deskundige dit bedrag ten onrechte niet als schadepost meegenomen. De kantonrechter volgt [eisende partij] hierin niet. De deskundige heeft op basis van informatie van [eisende partij] gemotiveerd geconcludeerd dat zes artiesten – waaronder Djodje – na annulering hun gages niet (volledig) hebben gerestitueerd. [eisende partij] heeft zijn stelling dat hij de kosten voor deze artiesten niet heeft kunnen terugvorderen onvoldoende onderbouwd. Dit had wel op zijn weg gelegen nu het volgens hem schade betreft. Bovendien heeft Rosenquist in een gesprek met (onder meer) de deskundige aangegeven dat sommige geannuleerde artiesten eenvoudigweg hun gages niet hebben gerestitueerd, waarbij Djodje als voorbeeld werd genoemd. De kantonrechter is van oordeel dat indien de annuleringen van deze artiesten geldig zijn, [eisende partij] een vordering heeft op deze artiesten. Bij gebrek aan onderbouwing van het tegendeel door [eisende partij] wordt ervan uitgegaan dat dit het geval is. Dit betekent dat hij die schade niet van ADO vergoed kan krijgen.
2.14.
[eisende partij] meent dat de deskundige uitgaat van te lage opbrengstcijfers voor ‘kaartverkoop’ en ‘parkeren’ bij respectievelijk 3.000 en 4.000 dagbezoekers. Tevens meent hij dat de deskundige (daardoor) in de tabel bij r.o. 2.4. uitgaat van een te laag totaal opbrengstcijfer bij 2.000, 3.000 en 4.000 bezoekers per dag. Deze opmerkingen van [eisende partij] zijn in zekere zin een uitwerking van zijn eerdere stellingen dat de deskundige is uitgegaan van een onjuist kortingspercentage (want te hoog) en verkoopaantal parkeertickets (want te laag). Omdat in voorgaande overwegingen is geconcludeerd dat die stellingen niet opgaan, ziet de kantonrechter geen reden om uit te gaan van de door [eisende partij] genoemde bedragen.
2.15.
De conclusie is gelet op wat hiervoor is overwogen dat de opmerkingen die [eisende partij] in zijn akte heeft gemaakt ten aanzien van het definitieve deskundigenbericht leiden tot de conclusie dat uitsluitend wat betreft i) het betrekken bij de schadeberekening van het verminderen en staken van promotieactiviteiten en ii) de waarde van de 523 vervangende kaarten voor de alternatieve feesten bij een gemiddelde ticketprijs van € 30,74, niet kan worden uitgegaan van het deskundigenbericht. Voor het overige wordt wel van het rapport uitgegaan.
Reactie ADO
2.16.
ADO acht het definitieve deskundigenbericht wel overwogen en goed onderbouwd. ADO kan zich evenwel niet vinden in het verwachte bezoekersaantal van 2.000 per dag. Volgens ADO doet een bezoekersaantal van 1.500 per dag meer recht aan de situatie. De kantonrechter volgt ADO hierin niet en acht het, zoals overwogen in r.o. 2.9., in de gegeven omstandigheden redelijk om uit te gaan van 2.000 bezoekers per dag. Aanvullend daarop overweegt de kantonrechter dat de onzekerheid over het aantal kaarten dat nog in de voorverkoop en aan de kassa zou zijn verkocht, voortkomt uit de tekortkoming van ADO. Deze onzekerheid wordt daarom in het nadeel van ADO meegewogen.
Vorderingen van [eisende partij]
Aanbetaling
2.17.
[eisende partij] vordert in de eerste plaats dat ADO wordt veroordeeld tot betaling van € 1.825,16. Hoewel ADO aanvankelijk verweer voerde, heeft zij naar aanleiding van het tussenvonnis van 20 september 2023 laten weten zich – in eerste aanleg [2] – niet langer te verzetten tegen dit deel van de vordering. Het gevorderde bedrag zal daarom worden toegewezen.
2.18.
De gevorderde wettelijke handelsrente is niet toewijsbaar, omdat een ongedaanmakingsverbintenis die verplicht tot terugbetaling van een geldsom buiten het bereik van artikel 6:119a BW valt. Ingevolge artikel 6:119 BW heeft [eisende partij] wel recht op de gewone wettelijke rente vanwege de vertraging in de nakoming van deze verplichting door ADO. De wettelijke rente zal worden toegewezen vanaf 21 juli 2022, nu [eisende partij] onweersproken heeft toegelicht dat ADO bij e-mail van 15 juli 2022 een betaaltermijn is gegeven die op 21 juli 2022 zonder betaling is verstreken.
Schadevergoeding
2.19.
[eisende partij] vordert in de tweede plaats betaling van een schadevergoeding van € 689.839,-. Op basis van het definitieve deskundigenbericht en de eerdere overwegingen hierover, wordt uitgegaan van een bedrag aan gederfde winst van € 111.751,98,-. Hierin zijn de daadwerkelijk gemaakte kosten reeds verdisconteerd. Dit bedrag is dan ook toewijsbaar.
2.20.
De gevorderde wettelijke handelsrente is niet toewijsbaar. Op de te late betaling van schadevergoeding is de gewone wettelijke rente van artikel 6:119 BW van toepassing. Aanspraken tot schadevergoeding vallen namelijk niet binnen de reikwijdte van de handelstransactie. De wettelijke rente zal worden toegewezen vanaf 24 juli 2022, nu het toe te wijzen bedrag uitsluitend betrekking heeft op gederfde winst en ADO tegen die datum verder geen verweer heeft gevoerd.
2.21.
[eisende partij] vordert ook een bedrag van in totaal € 248.085,-. aan hotelkosten, rentekosten, cancelkosten en derving inkomsten (in het tussenvonnis van 10 januari 2024 aangeduid als ‘overige kosten’). Die kosten zijn niet toewijsbaar, welk oordeel hieronder wordt toegelicht.
Hotelkosten
2.21.1.
De deskundige heeft toegelicht dat de evenementen op de locaties Wormerveer en Scheveningen hebben geleid tot een verlies van € 10.999,-. Bij de berekening van dit bedrag is door de deskundige rekening gehouden met de hotelkosten die [eisende partij] vordert. Deze kosten zijn dus reeds inbegrepen in het aan gederfde winst toe te wijzen bedrag (zoals ook blijkt uit de tabel bij r.o. 2.4.). Deze kosten komen dus niet nog eens apart voor vergoeding in aanmerking.
Rentekosten
2.21.2.
[eisende partij] heeft onvoldoende onderbouwd dat de onder de noemer ‘rentekosten’ gevorderde schade verband houdt met het niet doorgaan van het evenement. In de overgelegde leningsovereenkomsten staat dat de leningen door Rosenquist zijn aangegaan met als doel ‘woningverbetering’ en ‘auto’. Deze omschrijvingen wijzen erop dat de leningen zijn afgesloten voor andere doeleinden dan waarvoor [eisende partij] stelt dat zij zijn gebruikt (namelijk het betalen van juridische kosten, expertisekosten en schuldeisers). [eisende partij] heeft toegelicht dat bewust door deze leendoelen is gekozen omdat anders geen leningen zou zijn verkregen. Zonder nadere onderbouwing blijkt evenwel nergens uit dat de leningen daadwerkelijk zijn afgesloten en gebruikt om kosten en schuldeisers voortvloeiende uit de annulering van het evenement te voldoen.
Cancelkosten
2.21.3.
Uit het definitieve deskundigenbericht blijkt dat [eisende partij] na het annuleren van het evenement en de alternatieve feesten in Scheveningen en Wormerveer ook feesten heeft georganiseerd in Paradiso en Panama in Amsterdam. Deze feesten hadden een kaartverkoop van respectievelijk 626 en 441 tickets en hebben [eisende partij] een resultaat opgeleverd van respectievelijk € 3.622,- en € 6.513,-. Uit deze gerealiseerde saldi blijkt niet dat [eisende partij] door reputatieschade niet langer in staat is kleinere festivals te organiseren. De kantonrechter acht het echter wel aannemelijk dat het imago van [eisende partij] een deuk heeft opgelopen waar het gaat om het organiseren van grotere evenementen. De daaruit voortvloeiende schade is door [eisende partij] echter niet (afzonderlijk) onderbouwd.
Derving inkomsten
2.21.4.
De kantonrechter acht het niet aannemelijk dat alle door [eisende partij] gesteld bestede tijd onder werkuren van Rosenquist is uitgevoerd. Voorstelbaar is dat Rosenquist tijd heeft besteed aan deze rechtszaak, maar aangezien het gaat om eenmanszaak van [eisende partij] had van haar als (zaken)partner ook wel verwacht mogen worden dat zij (privé)tijd zou steken in een procedure als onderhavige. Dat zij buitengewoon veel tijd heeft gestoken in deze procedure die afzonderlijk voor vergoeding in aanmerking zou moeten komen, blijkt onvoldoende uit de overgelegde stukken.
Buitengerechtelijke incassokosten
2.22.
[eisende partij] maakt voorts aanspraak op een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten ten bedrage van € 6.775,-. [eisende partij] heeft dit bedrag gebaseerd op het bepaalde in het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit). De vordering waarover [eisende partij] de buitengerechtelijke incassokosten vordert (schadevergoeding), heeft echter geen betrekking op één van de situaties waarin het Besluit van toepassing is. De kantonrechter zal de vraag of buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd zijn daarom toetsen aan de eisen voor dergelijke vorderingen zoals deze zijn geformuleerd in het Rapport BGK-integraal. [eisende partij] heeft voldoende gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht die een vergoeding door ADO rechtvaardigen. Voor de beoordeling van de vraag welke kosten redelijk zijn sluit de kantonrechter aan bij het Besluit. Bij het toewijsbare bedrag aan schadevergoeding (€ 111.751,98) hoort het tarief van € 1.892,52, dat de kantonrechter zal toewijzen.
2.23.
Buitengerechtelijke kosten zijn een vorm van schadevergoeding (artikel 6:96 lid 2 onder c BW). Zoals eerder overwogen, is over schadevergoeding geen handelsrente verschuldigd, maar de gewone wettelijke rente. Deze wettelijke rente zal worden toegewezen vanaf de datum van dagvaarding (29 december 2022).
Kosten deskundige
2.24.
[eisende partij] vordert daarnaast dat ADO wordt veroordeeld tot betaling van de kosten van door hem ingeschakelde deskundige, Horatio, ten bedrage van € 9.196,- (inclusief btw). De kantonrechter vindt het onredelijk om ADO te veroordelen om deze kosten volledig te vergoeden, omdat Horatio bij de schadeberekening enkel is uitgegaan van de onrealistische bezoekersaantallen van 3.000 en 4.000 per dag. Verder blijkt uit het definitieve deskundigenrapport dat in deze procedure is opgemaakt dat Horatio niet op alle onderdelen van zijn schadeberekening is uitgegaan van de juiste uitgangspunten. De kantonrechter acht het echter ook niet redelijk om helemaal geen vergoeding voor de expertisekosten toe te kenen, nu deze noodzakelijk zijn geweest voor [eisende partij] om zijn vordering nader te onderbouwen. Gelet op het feit dat € 111.751,98 overeenkomt met 16,2% van de totale eis van € 689.839,-, en Horatio voor dat percentage gelijk heeft gehad, acht de kantonrechter het redelijk om 16,2% van de kosten van Horatio toe te wijzen. Dit komt neer op een bedrag van € 1.489,75.
2.25.
Deze kosten zijn een vorm van schadevergoeding (artikel 6:96 lid 2 onder b BW). Hierover is dus geen handelsrente, maar de gewone wettelijke rente verschuldigd. Deze wettelijke rente zal worden toegewezen vanaf datum dagvaarding (29 december 2022).
Publicatie vonnissen
2.26.
[eisende partij] heeft verzocht om de in eerste aanleg gewezen vonnissen integraal en zonder anonimisering van de gegevens van ADO te publiceren op rechtspraak.nl. Dit verzoek wordt toegewezen. Mede erop gelet dat de openbaarheid van uitspraken een fundamenteel beginsel is, acht de kantonrechter het in deze passend om de uitspraken te publiceren, nu het imago van [eisende partij] door het niet doorgaan van het evenement – zoals overwogen – een niet in deze procedure in geld uit te drukken deuk heeft opgelopen met betrekking tot het organiseren van grotere evenementen. De kantonrechter gaat voorbij aan de bezwaren die ADO tegen de publicatie heeft geuit.
2.27.
Bij publicatie van de uitspraak zal de geldende Pseudonimiseringsrichtlijn worden toegepast. Volgens deze richtlijn worden gegevens van rechtspersonen niet gepseudonimiseerd, tenzij de naam van de rechtspersoon direct verwijst naar de voor- en/of achternaam van een natuurlijke persoon die daardoor direct herleidbaar is of de naam van de rechtspersoon wordt genoemd in het kader van een strafzaak, hetgeen hier niet aan de orde is.
Proceskosten
2.28.
Omdat ADO jegens [eisende partij] tekortgeschoten is in de nakoming van de huurovereenkomst en daarmee aanleiding heeft gegeven tot het opstarten van deze procedure, acht de kantonrechter het redelijk om ADO te veroordelen in de proceskosten (inclusief nakosten). Dit betekent ook dat de kosten van het deskundigenbericht voor rekening van ADO blijven.
2.29.
De proceskosten van [eisende partij] worden begroot op:
- dagvaarding € 131,18
- griffierecht € 693,00
- salaris gemachtigde € 3.325,00 (3,5 punt x tarief € 950,00)
- nakosten €
135,00
Totaal € 4.284,18
2.30.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

3.Beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt ADO om aan [eisende partij] te betalen:
- € 1.825,16, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 21 juli 2022 tot de dag van volledige betaling;
- € 111.751,98, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 24 juli 2022 tot de dag van volledige betaling;
- € 1.892,52, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 29 december 2022 tot de dag van volledige betaling;
- € 1.489,75, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 29 december 2022 tot de dag van volledige betaling;
3.2.
veroordeelt ADO in de proceskosten van € 4.284,18, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als ADO niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet ADO ook de kosten van betekening betalen;
3.3.
veroordeelt ADO in de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn voldaan;
3.4.
verklaart het vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
3.5.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door kantonrechter mr. A.J. Japenga en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 5 februari 2025.

Voetnoten

1.Die tekst luidt als volgt: “
2.In het kader van een eventueel hoger beroep heeft ADO benadrukt dat dit niet met zich meebrengt dat zij geen verweer voert tegen dit onderdeel van de vordering.