ECLI:NL:RBDHA:2025:16021
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag op basis van de Dublinverordening
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Rotterdam, wordt het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn asielaanvraag beoordeeld. Eiser, van Pakistaanse nationaliteit, heeft zijn aanvraag op 6 mei 2025 ingediend, maar verweerder heeft deze niet in behandeling genomen omdat Luxemburg verantwoordelijk is voor de aanvraag op basis van de Dublinverordening. De rechtbank heeft de zaak op 23 juli 2025 behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van verweerder en een tolk.
Eiser stelt dat hij vreest voor indirect refoulement bij een overdracht aan Luxemburg, waar zijn eerdere asielaanvraag is afgewezen. Hij heeft medische problemen en is van mening dat zijn situatie aanleiding geeft voor Nederland om zijn aanvraag in behandeling te nemen. De rechtbank oordeelt echter dat verweerder terecht heeft geoordeeld dat er geen concrete aanwijzingen zijn dat eiser in Luxemburg niet de benodigde medische zorg kan krijgen. De rechtbank wijst erop dat de Luxemburgse autoriteiten hebben gegarandeerd de asielaanvraag van eiser in behandeling te nemen en dat eiser geen redenen heeft aangedragen die het vertrouwen in het Luxemburgse asielsysteem ondermijnen.
De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is en dat het bestreden besluit in stand blijft. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten. Deze uitspraak is gedaan door mr. C.E. Bos, rechter, in aanwezigheid van mr. M.M. Mercelina, griffier, en is openbaar gemaakt. Eiser kan binnen een week hoger beroep aantekenen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.