ECLI:NL:RBDHA:2025:16081
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening bij aanvraag verblijfsvergunning voor arbeid in loondienst
Op 27 augustus 2025 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoekster, een Kenyaanse vrouw geboren in 1976, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning regulier voor het doel 'arbeid in loondienst', welke door de Minister van Asiel en Migratie was afgewezen. Verzoekster had de status van EU-langdurig ingezetene, maar had sinds het verkrijgen van die status nog geen jaar legaal verblijf in Nederland. De Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) had daarom een tewerkstellingsvergunning (TWV) verlangd. Verzoekster verzocht om een voorlopige voorziening om een arbeidsmarktaantekening 'arbeid vrij, TWV niet vereist' te verkrijgen gedurende de bezwaarprocedure.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek afgewezen, omdat niet was aangetoond dat er sprake was van een spoedeisend belang. Verzoekster had onvoldoende bewijs geleverd dat zij in financiële problemen zou komen als gevolg van de afwijzing van haar aanvraag. De voorzieningenrechter oordeelde dat de IND terecht een TWV mocht verlangen, aangezien verzoekster niet voldeed aan de voorwaarde van een jaar legaal verblijf in Nederland na het verkrijgen van de status van EU-langdurig ingezetene. De voorzieningenrechter benadrukte dat de bescherming van de Nederlandse arbeidsmarkt ook een legitiem belang is voor de verweerder.
De uitspraak is gedaan door mr. G.A. Bouter-Rijksen, in aanwezigheid van griffier mr. W. Roozeboom. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.