ECLI:NL:RBDHA:2025:1609
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- B.F.Th. de Roos
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening asielaanvraag na eerdere uitspraak
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 5 februari 2025 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker, die een asielaanvraag had ingediend, had tegen een eerder besluit van de minister van Asiel en Migratie beroep ingesteld. Dit besluit, genomen op 4 oktober 2024, verklaarde de asielaanvraag van verzoeker niet-ontvankelijk. In het kader van dit beroep verzocht verzoeker de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter heeft op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht besloten om zonder zitting uitspraak te doen. Tijdens de beoordeling van het verzoek heeft de voorzieningenrechter geconstateerd dat er op 7 januari 2025 al een uitspraak was gedaan in een vergelijkbare zaak (zaaknummer NL24.39851). Hierdoor was er geen noodzaak meer voor een voorlopige voorziening, en heeft de voorzieningenrechter het verzoek afgewezen.
Daarnaast is er geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie op de website van de rechtspraak. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.