In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 26 augustus 2025 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende een asielaanvraag. De verzoeker, vertegenwoordigd door mr. R.S. Nandoe, had zijn asielaanvraag ingediend, die op 8 november 2024 door de minister van Asiel en Migratie was ingewilligd. Echter, verzoeker ging in beroep tegen de in het besluit vermelde geboortedatum. De rechtbank had de behandeling van het beroep geagendeerd voor 14 augustus 2025, maar deze zitting ging niet door omdat de rechtbank het beroep aanhield om de minister in de gelegenheid te stellen onderzoek te doen naar de door verzoeker overgelegde stukken. Op 19 augustus 2025 heeft de minister de asielaanvraag opnieuw ingewilligd, nu met de door verzoeker gestelde geboortedatum. Verzoeker trok zijn beroep in en verzocht de rechtbank om de minister te veroordelen in de proceskosten. De rechtbank heeft uitspraak gedaan zonder zitting op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).