ECLI:NL:RBDHA:2025:1612

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 januari 2025
Publicatiedatum
7 februari 2025
Zaaknummer
NL24.24952
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag van Nigeriaanse eiser afgewezen door Minister van Asiel en Migratie, rechtbank oordeelt dat afwijzing ongegrond is

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, wordt het beroep van een Nigeriaanse eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag beoordeeld. De eiser, geboren in 1980, heeft op 31 mei 2022 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, die door de Minister van Asiel en Migratie op 27 mei 2024 als ongegrond is afgewezen. De rechtbank heeft de zaak op 19 december 2024 behandeld, waarbij de eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van de minister en een tolk. De rechtbank concludeert dat de minister de asielaanvraag ten onrechte heeft afgewezen.

De eiser stelt dat hij bedreigd is vanwege zijn weigering om de rol van chief priest op zich te nemen, een positie die hij heeft geweigerd vanwege zijn christelijke geloof. De rechtbank oordeelt dat de minister onvoldoende gewicht heeft toegekend aan de verklaringen van de eiser en de omstandigheden waaronder hij in Nigeria heeft geleefd. De rechtbank wijst erop dat de minister niet voldoende heeft gemotiveerd waarom de eiser veilig in Lagos zou kunnen verblijven, gezien de eerdere bedreigingen en aanvallen die hij heeft ervaren.

De rechtbank vernietigt het besluit van de minister en draagt deze op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, rekening houdend met de uitspraak. Tevens wordt de minister veroordeeld tot betaling van proceskosten aan de eiser, die op € 1.814,- zijn vastgesteld. De uitspraak is openbaar gemaakt op 17 januari 2025.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.24952
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , V-nummer: [V-nummer] , eiser

(gemachtigde: mr. E. Ebes),
en

de Minister van Asiel en Migratie1,

(gemachtigde: mr. J. Vreijsen).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. Eiser stelt van Nigeriaanse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum] 1980.
Hijheeft op 31 mei 2022 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De minister heeft met het bestreden besluit van 27 mei 2024 deze aanvraag in de verlengde procedure afgewezen als ongegrond.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 19 december 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser, mevrouw L. Pamper als tolk en de gemachtigde van de minister.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt de vraag of de minister de asielaanvraag van eiser terecht heeft afgewezen als ongegrond. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3. Het beroep is gegrond. Hiema legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Het asielrelaas
4. Eiser legt aan zijn asielaanvraag het volgende ten grondslag. De vader van eiser was hoofdpriester van de shrine. een traditionele Afrikaanse religie. Na bet overlijden van de vader van eiser is eiser in [2021] aangewezen als zijn opvolger. Nadat eiser dit heeft geweigerd vanwege zijn christelijke geloof werd hij bedreigd en onder druk gezet om deze positie alsnog te aanvaarden. Eiser werd gebeld en ontving tekstberichtjes. Toen eiser bleef weigeren, werd hij in juli 2021 aangevallen en met een stok op zijn hoofd geslagen. Vervolgens heeft er in september 2021 een aanval in zijn woning plaatsgevonden waarbij
1 Voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Zowel de minister als de staatssecretaris worden voor de leesbaarheid in deze uitspraak aangeduid als de minister.
eiser kon ontsnappen maar een beveiliger gewond is geraakt. Bij deze aanval is een machete en vuurwapen gebruikt. Na dit incident is eiser naar Lagos vertrokken. Ook hier werd eiser telefonisch bedreigd en hij ontving een video van de poort van het huis waar hij verbleef om hem duidelijk te maken dat zijn verblijfplaats bekend was. Verder bleven er na zijn vertrek mannen bedreigend rond zijn huis in [plaats] rijden. Hiema heeft hij Nigeria verlaten. Sinds zijn vertrek uit Nigeria leeft zijn moeder onder politiebescherming in Lagos en heeft zijn zus [naam] aangifte gedaan van bedreiging en achtervolging. Familieleden verblijven in het buitenland.
Het bestreden besluit
5. Het asielrelaas van eiser bevat volgens de minister de volgende relevante elementen:
(1) identiteit, nationaliteit en herkomst;
(2) zoon van een belangrijk en traditionele heelmeester;
(3) problemen vanwege het afwijzen van de rol als chief priest.
6. De minister stelt zich hierover in het bestreden besluit op het standpunt dat de verklaringen van eiser over deze drie relevante elementen geloofwaardig zijn. Maar de minister vindt deze elementen onvoldoende zwaarwegend om eiser aan te merken als vluchteling in de zin van het Vluchtelingenverdrag dan wel een reeel risico op schending van artikel 3 van het Verdrag voor de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) aan te nemen. Daarom heeft de minister de asielaanvraag van eiser afgewezen als ongegrond2. Aan eiser is verder niet ambtshalve een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd verleend en aan hem is een terugkeerbesluit opgelegd.
Wat vindt eiser?
7. Eiser voert in beroep onder meer aan dat uit zijn verklaringen blijkt dat sprake is van vervolging3. De minister heeft de door eiser ondervonden problemen naar zijn mening ten onrechte als niet noemenswaardig gekwalificeerd en heeft het samenhangende en elkaar opvolgende patroon van incidenten miskend. Verder heeft de minister ten onrechte niet bij de beoordeling betrokken dat hij in Lagos op verschillende adressen heeft verbleven en dat de bedreigingen op het adres in [plaats] ook na zijn vertrek door zijn blijven gaan. Ook is onvoldoende betekenis toegekend aan de omstandigheid dat familieleden zich inmiddels gedwongen hebben gevoeld om Nigeria te verlaten en in het buitenland wonen. In zijn gronden van beroep heeft eiser verwezen naar rapport van de Immigration and Refugee Board of Canada4, berichten van slachtoffers5 en een krantenartikel waarin verslag is gedaan van een verdwijning van een man die zijn titel van priester had geweigerd6 en deze als bijlagen overgelegd ter onderbouwing van zijn stelling dat het weigeren van een chief-titel tot een reeel risico op een behandeling strijdig met artikel 3 EVRM kan leiden. Tenslotte verzoekt eiser om hem alsnog (financieel) in staat te stellen om een expert opinion over de gevolgen van weigering van een chief-positie binnen zijn specifieke stam uit te laten brengen.
2 Op grond van artikel 31, eerste lid, Vw.
3 In de zin van het Vluchtelingenverdrag.
4 Het rapport van de Immigration and Refugee Board of Canada, Nigeria, Consequences of a person refusing a chief priest or a shaman title for which they have been selected in south and central Nigeria (2019-0cotber 2021).
5 Nigerian News Direct, Violent threats over ancestral Chief Priest tradition force family
into hiding, Een bericht 25 oktober 2023 in Vanguard, Our lives in danger for refusing to become chief priest - Siblings.
6 Een bericht in the Guardian van 16 mei 2022, Man disappears after death threat for rejecting chiefpriest title
Risico's bij terugkeer
8. De minister heeft het asielrelaas van eiser geloofwaardig geacht. De vraag is of het asielrelaas van eiser voldoende zwaarwegend is voor de verlening van een asielvergunning.
9. De minister heeft ter zitting aangegeven dat zij het standpunt dat eiser niet eerder is blootgesteld aan vervolging7of aan emstige schade laat vallen. De minister heeft hierbij aangegeven dat hetgeen zich in [plaats] heeft voorgedaan, de aanval op eiser en de inval in zijn woning met machetes en vuurwapens, wel als zodanig moet worden aangemerkt. Dit leidt alleen niet tot het de verlening van een verblijfsvergunning asiel omdat eiser veilig in Lagos kan verblijven, zo stelt de minister. Eiser heeft voor zijn vertrek uit Nigeria namelijk ook langere tijd zonder noemenswaardige problemen in Lagos kunnen verblijven.
10. De rechtbank wijst er echter op dat het feit dat een vreemdeling in het verleden is blootgesteld aan vervolging of aan emstige schade in beginsel een duidelijke aanwijzing is dat zijn vrees voor vervolging gegrond is en het leiden van emstige schade bij terugkeer reeel.8 Dit tenzij er goede redenen zijn om aan te nemen dat die vervolging of emstige schade zich niet opnieuw zal voordoen. Die goede redenen kunnen bijvoorbeeld zijn dat de eerdere daders niet meer aanwezig zijn in het land van herkomst of dat de situatie in het land van herkomst in aanzienlijke mate is verbeterd. De bewijslast om aan te nemen dat die vervolging of die schending van artikel 3 EVRM zich niet opnieuw zal voordoen ligt in dat geval bij de minister.9 Het is dus aan de minister om hieraan een voldoende motivering ten grondslag te leggen.
11. De minister heeft zich op het standpunt gesteld dat eiser zich aan vervolging of een emstige schade kan onttrekken door zich in Lagos te vestigen. Dit heeft de minister gemotiveerd met de overweging dat eiser daar voor zijn vertrek ook zonder noemenswaardige problemen heeft kunnen verblijven. De minister heeft hierbij geen betekenis toegekend aan de verklaring van eiser dat hij in Lagos ter voorkoming van (verdere) problemen op wisselende adressen heeft verbleven. Dit omdat eiser in zijn aanmeldgehoor maar een adres heeft opgegeven in Lagos. De rechtbank volgt de minister hierin niet. Het aanmeldgehoor ziet met name op vaststelling van identiteit, nationaliteit en reisroute en welk land verantwoordelijk is voor de beoordeling van het asielverzoek; er wordt alleen (heel) kort ingegaan op de asielmotieven. Aan de vreemdeling wordt dit voorafgaand aan dit gehoor ook verteld. Ook wordt hem medegedeeld dat hij in het nader gehoor de gelegenheid krijgt om uitgebreid over zijn asielmotieven te vertellen. Onder dergelijke omstandigheden is het niet onvoorstelbaar dat eiser de feitelijke vraag naar zijn adres heeft beantwoord met zijn officiele verblijfadres in Lagos zonder daarbij te vertellen dat hij op enig moment niet meer de nacht op dit officiele adres doorbracht maar bij (wisselende) vrienden. De rechtbank wijst er verder op dat eiser tijdens zijn gehoor inzake
7 In de zin van het Vluchtelingenverdrag.
8 Dit volgt uit artikel 4, lid 4 van de Kwalificatierichtlijn.
9 Zie ook Werkinstructie 2014/10.
zijn asielmotieven wel zelf melding heeft gemaakt van zijn verblijf op verschillende adressen 10 en dat hij niet is geconfronteerd met zijn eerdere verklaring in zijn aanmeldgehoor. Eiser is dus niet in staat gesteld om deze veronderstelde tegenstrijdigheid in zijn gehoor op te helderen. Onder deze omstandigheden heeft de minister niet alleen vanwege de in het aanmeldgehoor vermelde adresgegevens aan de stelling van eiser dat hij in Lagos op enig moment niet meer thuis verbleef voorbij mogen gaan
_______________
10 Zie pagina 18 van het aanvullend gehoor.
12. De rechtbank stelt verder vast dat eiser maar gedurende een relatief korte periode van ongeveer drie maanden in Lagos heeft verbleven en dat zich daar wet incidenten als bedreigingen en intimidaties hebben voorgedaan. De minister heeft de verklaringen van eiser hierover geloofwaardig geacht. Gelet hierop, de omstandigheid dat de minister niet onder de gegeven motivering voorbij heeft mogen gaan aan het verblijf op wisselende adressen in Lagos en het toepasselijke toetsingskader waarin de bewijslast bij de minister ligt, kleeft aan het bestreden besluit een motiveringsgebrek. De minister heeft zijn standpunt dat eiser door zich in Lagos te vestigen niet (opnieuw) te vrezen heeft voor vervolging dan wel schending van artikel 3 EVRM in verband met zijn weigering om zijn vader op te volgen als chief priest onvoldoende gemotiveerd.
13. Het beroep is reeds gelet op het voorgaande gegrond. De rechtbank zal de overige beroepsgronden daarom niet bespreken.

Conclusie en gevolgen

14. De minister heeft de aanvraag ten onrechte afgewezen als ongegrond. Het beroep is gegrond omdat het bestreden besluit in strijd is met het bepaalde in de artikelen 3:2 en 3:46 van de Algemene wet bestuursrecbt (Awb). De recbtbank vemietigt daarom bet bestreden besluit. De recbtbank ziet, gelet op de aard van het gebrek, geen aanleiding om de rechtsgevolgen van het besluit in stand te laten, om zelf in de zaak te voorzien of om een bestuurlijke lus toe te passen.
15. De rechtbank bepaalt met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Awb dat de minister een nieuw besluit moet nemen en daarbij rekening houdt met deze uitspraak. Indien de aanvraag bij een nieuw besluit wordt afgewezen, zal de minister zijn standpunt dat eiser kan terugkeren naar Lagos moeten voorzien van een nadere motivering in acht nemend de bezwaren die hiertegen zijn aangevoerd.
16. Omdat bet beroep gegrond is krijgt eiser een vergoeding van zijn proceskosten. De minister moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 1.814,- (1 punt voor bet indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen op de zitting, met een waarde per punt van€ 907,- en een wegingsfactor I). Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vemietigt het besluit van 27 mei 2024;
  • draagt de minister op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen op de aanvraag waarbij rekening wordt gehouden met deze uitspraak;
  • veroordeelt de minister tot betaling van€ 1.814,- aan proceskosten aan eiser
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. Fijnheer, rechter, in aanwezigheid van drs. C.L.W. Slycke - van Dort, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op: 17 januari 2025

lnformatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.