ECLI:NL:RBDHA:2025:16132

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 augustus 2025
Publicatiedatum
29 augustus 2025
Zaaknummer
NL25.23464
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing opvolgende asielaanvraag op basis van ongeloofwaardige homoseksuele geaardheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 28 augustus 2025 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de opvolgende asielaanvraag van eiser, een Ugandees die stelt homoseksueel te zijn. Eiser heeft in het verleden meerdere asielaanvragen ingediend, waarvan de meeste zijn afgewezen. De laatste aanvraag, ingediend op 22 januari 2024, werd door de minister van Asiel en Migratie afgewezen als kennelijk ongegrond. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 1 augustus 2025, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, maar de verweerder niet. Eiser voerde aan dat zijn homoseksuele geaardheid niet geloofwaardig werd geacht door de verweerder, die vond dat eiser onvoldoende samenhangende verklaringen had afgelegd over zijn seksuele geaardheid en relatie. Eiser betwistte deze beoordeling en verwees naar zijn culturele achtergrond en de verklaringen van derden ter ondersteuning van zijn aanvraag.

De rechtbank oordeelde dat de verweerder voldoende rekening had gehouden met het referentiekader van eiser, maar dat van eiser meer verwacht mocht worden gezien zijn langdurig verblijf in Nederland en het feit dat hij voor de zesde keer een asielaanvraag indiende. De rechtbank concludeerde dat de verklaringen van eiser oppervlakkig waren en dat de verweerder terecht had geoordeeld dat de homoseksuele geaardheid van eiser ongeloofwaardig was. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, waardoor het bestreden besluit in stand bleef en eiser geen proceskostenvergoeding kreeg. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is informatie gegeven over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.23464

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. H.A.C. Klein Hesselink),
en
de minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder
(gemachtigde: mr. C.J. Ohrtmann).

Procesverloop

Bij besluit van 20 mei 2025 (het bestreden besluit) heeft verweerder de opvolgende asielaanvraag van eiser afgewezen als kennelijk ongegrond.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 1 augustus 2025 op zitting behandeld. Verschenen zijn: eiser, de gemachtigde van eiser en [tolk] als tolk. Verweerder is met voorafgaand bericht van verhindering niet verschenen.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [datum] 1985 en de Ugandese nationaliteit te hebben. Hij is in 2010 Nederland ingereisd en heeft in januari 2010 een asielaanvraag ingediend. Deze aanvraag is afgewezen. In december 2013 heeft eiser een opvolgende asielaanvraag ingediend, waarbij hij voor het eerst heeft gesteld homoseksueel te zijn. Ook deze aanvraag is afgewezen. Vervolgens heeft eiser in september 2016, juli 2017 en maart 2018 nieuwe opvolgende asielaanvragen ingediend. Deze aanvragen hebben eveneens niet geleid tot een asielvergunning.
2. Eiser heeft op 22 januari 2024 opnieuw een opvolgende asielaanvraag ingediend. Hij legt aan zijn asielaanvraag ten grondslag dat hij een nieuwe (homoseksuele) relatie heeft met [naam]. Ter onderbouwing van zijn homoseksuele geaardheid en zijn relatie met [naam], heeft hij diverse brieven en verklaringen van derden overgelegd.
3. Verweerder heeft eisers opvolgende asielaanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond. [1] Verweerder vindt eisers identiteit, nationaliteit en herkomst geloofwaardig, maar hij acht eisers homoseksuele geaardheid ongeloofwaardig. Verweerder is van oordeel dat meer van eiser mag worden verwacht in de huidige procedure, omdat eiser al voor de vijfde keer een beroep doet op zijn gestelde homoseksuele geaardheid. Verweerder werpt aan eiser tegen dat zijn verklaringen geen samenhangend en aannemelijk geheel vormen. [2]
4. Eiser is het niet eens met deze beoordeling. Hij voert aan dat verweerder onvoldoende rekening heeft gehouden met zijn referentiekader. Hij verwijst daarbij naar zijn culturele achtergrond. Uit onderzoek blijkt dat personen uit Uganda minder gedetailleerd en analytisch kunnen verklaren. Eiser kan daarom niet verklaren wat verweerder van hem verlangt. Verweerder had eisers verklaringen moeten beoordelen in het licht van de verklaringen van derden. Daarnaast had verweerder inhoudelijk bij zijn beoordeling moeten betrekken dat eiser nog steeds actief is binnen de Secret Garden en LGBT Asylum Support. Ook is het besluit innerlijk tegenstrijdig, omdat verweerder enerzijds overweegt dat eisers partner ([naam]) geen objectieve bron is en anderzijds stelt dat om die reden geen sprake is van een geloofwaardige homoseksuele relatie.
De rechtbank oordeelt als volgt.
5. Verweerder heeft voldoende rekening gehouden met eisers referentiekader bij de beoordeling van eisers gestelde homoseksuele geaardheid. Daarbij heeft verweerder kunnen overwegen dat van eiser meer mag worden verwacht, omdat hij voor de zesde keer een asielaanvraag heeft ingediend waarbij hij voor de vijfde keer stelt dat hij homoseksueel is. Eisers stelling dat hij zijn achtergrond niet kan veranderen wordt gevolgd, maar verweerder heeft voldoende gemotiveerd dat ook vanwege eisers langdurig verblijf in Nederland (sinds 2010) mag worden verwacht dat hij inzichtelijker kan verklaren dan hij heeft gedaan. Verder betwist verweerder niet dat eiser uit een land komt waar homoseksualiteit is verboden en dat hij geen hoge opleiding heeft gevolgd en afgerond. Dit laat echter onverlet dat verweerder meer van eisers verklaringen mocht verwachten.
6. Verweerder heeft in dat verband voldoende gemotiveerd dat eiser oppervlakkig heeft verklaard over zijn ontmoeting met [naam], hoe dit heeft geleid tot een liefdesrelatie, de negatieve eigenschappen van [naam], wat de relatie anders maakt dan een vriendschap, hoe eiser de toekomst met [naam] voor zich ziet en de activiteiten die eiser met [naam] uitvoert. Verweerder heeft hierbij ook in het nadeel van eiser kunnen meewegen dat hij stelt dat hij al sinds december 2022 een liefdesrelatie heeft met [naam] en het dus geen kortdurende relatie is. Juist gelet op de duur van de relatie heeft verweerder meer van eisers verklaringen mogen verwachten. De rechtbank stelt verder vast dat eiser niet heeft geconcretiseerd en gemotiveerd welke specifieke tegenwerpingen hij betwist, alsmede welke specifieke tegenwerpingen niet aan hem kunnen worden tegengeworpen vanwege zijn referentiekader.
7. Verder heeft verweerder voldoende gemotiveerd dat hij overeenkomstig WI 2019/17 [3] de verklaringen van derden heeft betrokken bij zijn beoordeling. Over de brief van [naam] heeft verweerder kunnen overwegen dat die brief oppervlakkig is en er geen oprechte liefdesrelatie uit blijkt. Verweerder heeft overeenkomstig WI 2019/17 de objectiviteit van de bron beoordeeld. Er is daarbij niet gebleken van een innerlijke tegenstrijdigheid in het bestreden besluit. Verweerder heeft dan ook in de verklaringen van derden geen aanleiding hoeven zien om eisers gestelde homoseksuele geaardheid geloofwaardig te achten. Verweerder heeft zich daarnaast op het standpunt kunnen stellen dat het deelnemen aan bijeenkomsten en workshops voor iedereen mogelijk is.
8. Tot slot geeft de in beroep overgelegde reactie van LGBT Asylum Support op het bestreden besluit geen aanleiding tot een ander oordeel. Het rapport betreft een alternatieve waardering van eisers verklaringen tijdens de gehoren, alsmede een reactie op het bestreden besluit. Naar het oordeel van de rechtbank is het rapport geen deskundigenrapport. Voor zover door LGBT Asylum Support wordt gewezen op het referentiekader van eiser, verwijst de rechtbank naar hetgeen zij hierboven heeft overwogen. De rechtbank volgt niet dat verweerder in strijd heeft gehandeld met WI 2019/17. De rechtbank neemt ook in aanmerking dat het rapport daags voor de zitting is ingediend én dat LGBT Asylum Support ook op het voornemen heeft gereageerd, waar verweerder in het bestreden besluit uitvoerig op heeft gereageerd.
9. Verweerder heeft dan ook eisers gestelde homoseksuele geaardheid niet ten onrechte ongeloofwaardig geacht.
10. Verweerder heeft de aanvraag terecht afgewezen als kennelijk ongegrond.
Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 28 augustus 2025 door mr. M.L. Weerkamp, rechter, in aanwezigheid van mr. R. de Mul, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 30b, eerste lid, onder g, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
2.In de zin van artikel 31, zesde lid, onder c, van de Vw.
3.Werkinstructie 2019/17 Horen en beslissen in zaken waarin lhbti-gerichtheid als asielmotief is aangevoerd.