ECLI:NL:RBDHA:2025:1614

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
5 februari 2025
Publicatiedatum
7 februari 2025
Zaaknummer
NL24.46020 en NL24.44533
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Heropening van het onderzoek naar asielaanvragen van broers met Turkse nationaliteit en de controle van identiteitsdocumenten

In deze heropeningsuitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, zijn de asielaanvragen van twee broers met Turkse nationaliteit aan de orde. De rechtbank heeft op 6 november 2024 besluiten van de minister van Asiel en Migratie, die de asielaanvragen als kennelijk ongegrond had afgewezen, heropend. De eisers, die problemen met andere families in Turkije hebben en vrezen voor bloedwraak, hebben beroep ingesteld tegen deze besluiten. Tijdens de zitting op 9 januari 2025 zijn nadere stukken ingediend, waaronder documenten die de identiteit van eiser 2 zouden kunnen onderbouwen. De rechtbank heeft vastgesteld dat het onderzoek niet volledig is geweest, met name met betrekking tot de identiteit van eiser 2 en de registratie in Italië. De rechtbank heeft verweerder opgedragen om nader onderzoek te doen naar de registratie van eisers in Italië en het rijbewijs van eiser 2 te laten onderzoeken. De rechtbank heeft een termijn van zes weken gesteld voor dit onderzoek, waarna eisers de gelegenheid krijgen om schriftelijk te reageren. De beslissing is genomen door rechter A.J. de Danschutter, in aanwezigheid van griffier S. Mohandes.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummers: NL24.46020 en NL24.44533

beslissing tot heropening van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser 1], eiser 1,

V-nummer: [V-nummer 1],

[eiser 2], eiser 2,

V-nummer: [V-nummer 2],
samen te noemen: eisers,
(gemachtigde: mr. O. Saraç),
en

de minister van Asiel en Migratie,

(gemachtigde: mr. T.J.A.J. Tichelaar).

Inleiding

1. Bij besluiten van 6 november 2024 (de bestreden besluiten) heeft verweerder de asielaanvragen van eisers afgewezen als kennelijk ongegrond. Eisers hebben beroep ingesteld tegen de bestreden besluiten.
1.1.
In de zaak van eiser 2, [eiser 2], zijn op 24 december 2024 en 8 januari 2025 nadere stukken ingediend: foto’s van een paspoort en identiteitsbewijs, een brief van het Koerdisch Democratisch Centrum, een foto van een bijeenkomst, een medicatie-afschrift en een tenlastelegging van het Parket van de Hoofdofficier van Justitie in Bursa. Naar aanleiding hiervan heeft verweerder een verweerschrift ingediend in de zaak van eiser 2.
1.2.
De rechtbank heeft beide beroepen op 9 januari 2025 gelijktijdig op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eisers, [tolk] als tolk en de gemachtigden van partijen.
1.3.
Ter zitting is het onderzoek gesloten.

Overwegingen

Eiser 1, [eiser 1], heeft verklaard dat hij is geboren op [datum 1] 1999. Eiser 2, [eiser 2], heeft verklaard dat hij is geboren op [datum 2] 2001. Beiden hebben verklaard de Turkse nationaliteit te hebben en broers van elkaar te zijn. Eisers hebben aan hun asielaanvraag ten grondslag gelegd dat hun familie problemen heeft met andere families en dat zij daarom vrezen voor bloedwraak.
Verweerder heeft beide asielaanvragen afgewezen als kennelijk ongegrond. Verweerder vindt de nationaliteit en herkomst van eisers geloofwaardig, maar de identiteit ongeloofwaardig. Verweerder voert aan dat eisers geen objectieve documenten hebben overgelegd om hun identiteit te onderbouwen. Eisers hebben geen goede verklaring gegeven voor het ontbreken van documenten. Dat zij hun identiteitsbewijzen hebben moeten afgeven aan een smokkelaar, is geen verschoonbare reden. Verder vindt verweerder het reisverhaal van de broers twijfelachtig. Zij hebben aantoonbaar onjuiste informatie verstrekt. Eisers verklaren beiden over een incident dat op 11 juni 2023 zou hebben plaatsgevonden in Turkije. Dit incident was de directe aanleiding voor hun vertrek. Dat valt niet te rijmen met informatie uit Italië, waaruit volgt dat eisers op 11 mei 2023 in Italië zijn aangehouden. Dat maakt dat verweerder eisers in grote lijnen niet geloofwaardig acht. Ook de problemen vanwege bloedwraak vindt verweerder niet geloofwaardig.
Eisers stellen dat verweerder ten onrechte hun identiteiten niet geloofwaardig heeft bevonden. Zij hebben beiden wel digitale kopieën van identificerende documenten verstrekt. Eisers menen voorts dat zij consistente en voldoende verklaringen hebben afgelegd over de familieachtergrond. Deze verklaringen kunnen het ontbreken van originele documenten compenseren.
Voor [eiser 2] geldt dat hij in zijn beroepsgronden heeft aangegeven in het bezit te zijn van een Turks rijbewijs. Dit rijbewijs was in Turkije achtergebleven. Ter zitting is gebleken dat [eiser 2] zijn originele rijbewijs inmiddels fysiek in handen heeft. Het rijbewijs is ter zitting getoond, maar is niet in het digitale dossier opgenomen. De gemachtigde verklaarde desgevraagd dat het rijbewijs nog niet naar Bureau Documenten van de IND was gestuurd om te laten onderzoeken, maar voornemens te zijn dat te gaan doen.
5. Verweerder heeft zich ter zitting op het standpunt gesteld dat het rijbewijs te laat is overgelegd en dat hij nu niet meer genoodzaakt is dit alsnog te betrekken bij de besluitvorming. [eiser 2] is er al geruime tijd mee bekend dat het van belang is originele documenten te overleggen. Niet is gebleken dat het eerder niet mogelijk was aan documenten te komen.
6. De rechtbank is van oordeel dat het onderzoek niet volledig is geweest. Hoewel [eiser 2] verweerder en de rechtbank eerder had kunnen informeren dat hij zijn rijbewijs in bezit had, is de rechtbank van oordeel dat onderzoek naar het rijbewijs alsnog dient plaats te vinden. Dit acht de rechtbank van belang om te kunnen bepalen of verweerder de identiteit van [eiser 2] niet ten onrechte ongeloofwaardig heeft bevonden. Voor de rechtbank is hierbij doorslaggevend dat in asielzaken een ex nunc toetsing het uitgangspunt is. Ook wordt waarde gehecht aan een efficiënte afdoening van asielaanvragen en op deze manier zal [eiser 2] geen opvolgende aanvraag hoeven doen.
7. Ter zitting is de registratie in Italië aan de orde gekomen. Desgevraagd verklaarde verweerder dat eisers in Italië onder dezelfde naam staan geregistreerd als de naam die zij in Nederland hebben opgegeven. Verweerder blijkt echter niet bekend te zijn met de manier waarop de Italiaanse registratie tot stand is gekomen. De rechtbank acht ook deze informatie van belang om te kunnen bepalen of verweerder terecht niet is uitgegaan van de Italiaanse registratie en de identiteit van eisers niet ten onrechte ongeloofwaardig heeft bevonden. Immers hebben eisers niet eenduidig verklaard over de aanhouding in Italië; het is niet duidelijk geworden wat daar precies is gebeurd. Daarbij rijst de vraag waarom niet kan worden uitgegaan van de registratie in Italië. De rechtbank acht derhalve van belang dat verweerder in beide zaken nader onderzoek doet naar de registratie van eisers in Italië.
8. De rechtbank zal daarom met toepassing van artikel 8:68 van de Algemene wet bestuursrecht het onderzoek heropenen en verweerder opdragen om het hiervoor bedoelde onderzoek uit te voeren en de hiervoor bedoelde informatie te verkrijgen en over te leggen. Verweerder krijgt hiervoor een termijn van zes weken. Eisers zullen vervolgens in de gelegenheid worden gesteld om binnen een termijn van vier weken na ontvangst van deze stukken een schriftelijke reactie in te dienen. Na ontvangst van de inlichtingen zal de rechtbank partijen verder informeren over de wijze van voortgang van deze procedure.

Beslissing

De rechtbank:
 heropent het onderzoek;
 draagt verweerder op om het rijbewijs van eiser 2 te laten onderzoeken zoals hierboven onder 6 weergegeven en nader onderzoek te doen naar de registratie van eisers in Italië zoals onder 7 weergegeven, binnen een termijn van zes weken;
 stelt eiser in de gelegenheid om schriftelijk te reageren op de nadere reactie van verweerder binnen een termijn van vier weken na de ontvangst daarvan;
 houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beslissing is genomen op 6 februari 2024 door mr. A.J. de Danschutter, rechter, in aanwezigheid van mr. S. Mohandes, griffier.
Afschrift verzonden aan partijen op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Tegen deze beslissing staat nog geen hoger beroep open. Dat kan worden ingesteld tegelijkertijd met hoger beroep tegen de einduitspraak in deze zaak.